• No results found

De transformatiefactoren getoetst

3. De periode na het Pretoria Akkoord

3.4 De transformatiefactoren getoetst

De implementatieperiode van het vredesakkoord was duidelijk een turbulente, waardoor vragen rijzen over de betekenis van de gebeurtenissen. Of de gebeurtenissen ook voor Miall e.a. belangrijke veranderingen behelzen, zal daarom goed moeten worden bekeken.

292

Reijntjens, The great African war, 260-270.

293

Hans Hoebeke, Stéphanie Carette en Koen Vlassenroot, „EU support to the Democratic Republic of the Congo‟, Centre d’analyse stratégique, Research Paper (2007).

294

Website EISA: http://www.eisa.org.za/WEP/drc2006eom2.htm, geraadpleegd op 15 mei 2010.

295

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 69 Al bij de eerste transformatiefactor zijn dergelijke veranderingen zichtbaar. We spreken dan over de contexttransformatie.296 De grootste globale invloed van de afgelopen jaren is, zoals eerder werd betoogd, de toenemende aandacht voor internationaal (islamitisch) terrorisme, door de aanslagen van 11 september 2001 op New York. Hoewel deze gebeurtenissen plaatsvonden vóór de Pretoria II akkoorden en dus strikt genomen voor de periode die hier besproken wordt, kan de invloed ook in de jaren 2003-2006 niet worden ontkend. Immers, bij het schrijven van deze tekst is de strijd tegen het internationale terrorisme nog steeds springlevend.297 Het is daarom ook aannemelijk dat deze invloed zich heeft uitgestrekt tot het Afrikaanse continent en op het conflict in de Congo.

Dan rijst de vraag op welke manier deze gebeurtenissen invloed hebben gehad op de DRC. Gesteld kan worden dat de publieke opinie in voornamelijk het westen, minder oog voor wereldwijde conflicten heeft gekregen. Behalve natuurlijk die in (of gerelateerd aan) Afghanistan en Irak. Zeker wanneer het betreffende conflict niets te maken lijkt te hebben met het internationaal terrorisme, zoals reeds is vastgesteld voor het conflict in de DRC, is de internationale aandacht beperkt.298 Een dergelijke afname van druk vanuit de landen die het vredesproces in de DRC steunen, roept dan ook de vraag op of er mogelijk minder aandacht en middelen aan besteed worden.

Verrassend genoeg nochtans, is in de jaren na Pretoria II de MONUC vredesmacht uitgegroeid tot de grootste actieve VN-macht in Afrika, terwijl men toch begon met een zeer bescheiden aantal militairen.299 Hieruit spreekt dan ook een groot internationaal commitment vanuit de VN voor de situatie in de DRC. Bovendien heeft de regio, en met name Zuid-Afrika, zich sterk gemaakt voor het vredesproces tot aan 2003. Ook daarna heeft, zo werd al eerder over het voetlicht gebracht, de EU nog specifiek bijgedragen, met een ondersteunende beveiligingsmissie die tijdens de verkiezingen van 2006 de orde moest bewaren.300 Omdat het sturen van een dergelijke missie voor de EU zo bijzonder is, blijkt dat er vanuit Europa ook veel werd geïnvesteerd in duurzame vrede in de Congo. Daar komt nog bij dat, afgezet tegen andere conflicten op het Afrikaanse continent, de Congolese situatie wel bijzonder veel aandacht krijgt, ondanks deze grote internationale verschuiving van de aandacht. Dan rijst ook de vraag welke krachten hiervoor verantwoordelijk zijn geweest.

296

Miall e.a., Contemporary conflict resolution, 163.

297

Rabasa (ed.), The muslim world after 9/11.

298

Walter Enders en Todd Sandler, „After 9/11. Is it all different now?‟, The Journal of Conflict Resolution 49 (2005) 259-277.

299

Website Verenigde Naties: http://www.un.org/en/peacekeeping/missions/monuc/mandate.shtml, geraadpleegd op 14 mei 2010.

300

Website Europese vertegenwoordiging bij de Verenigde Naties in New York: http://www.europa-eu-un.org/articles/en/article_5321_en.htm, geraadpleegd op 22 mei 2010.

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 70 Aannemelijk is dat een belangrijke reden hiervoor is dat de Congolese problematiek een zaak van belang bleef voor verschillende Afrikaanse landen in de regio, die zich dus erg sterk maakten voor de zaak. Voor de buurlanden bleef de economische en voornamelijk de veiligheidsdimensie een zaak van bijzonder groot belang, want nog steeds waren er verschillende rebellenlegers in de grensgebieden aanwezig, die niet ontwapend werden. De Interahamwe, bijvoorbeeld, bleven aanvallen uitoefenen op het Rwandese grondgebied en ook aan de grens met Oeganda hielden zich rebellen op.301 Omdat dit veiligheidsprobleem overduidelijk nog niet was opgelost, bleef de noodzaak van internationale aandacht voor de Congolese situatie nodig, in de ogen van de buurlanden.

Voor Zuid-Afrika, het Afrikaanse land dat zich in de voorgaande jaren erg had ingezet voor het vredesakkoord, zou een falend vredesproces bovendien ook een diplomatieke afgang betekenen.302 Immers, Mbeki had de toekomst van de Grote Meren regio door zijn inzet impliciet verbonden aan het Zuid-Afrikaanse streven naar Afrikaanse democratie. Kortom de regio kon het verslappen van de aandacht gewoonweg niet toestaan. Uit deze analyse valt dan ook te concluderen dat de grootste contexttransformatie in de jaren van het vredesproces, de opkomst van het internationale terrorisme (of wellicht de strijd ertegen) geen noemenswaardig effect heeft gehad op de aandacht voor de DRC. Dit kan evenwel zeer positief worden opgevat: de voortdurende aandacht die er voor de DRC bleef bestaan, maakte het voor de actoren in het vredesproces moeilijk om het bijltje erbij neer te gooien. Oftewel, er was weliswaar geen sprake van transformatie, maar dat is in dit geval goed voor het vredesproces.

Dan is het van belang te kijken naar de structurele transformatie, ofwel de machtsverdeling tussen de strijdende partijen.303 Bij een verschuiving in die machtsverdeling kan er een opening ontstaan voor het sluiten van duurzame vrede of, aan de andere kant, kan het conflict verergeren. Eerder hebben we al gezien dat een dergelijke verschuiving in de macht van verschillende rebellengroeperingen een rol heeft gespeeld in het sluiten van het vredesakkoord, maar ook dat dit dit niet geheel op eigen initiatief gebeurde.304 Daarom is het mogelijk dat de zaken nadien weer dermate zijn gewijzigd dat het vredesproces in gevaar is gekomen.

Positief is dat het bestaan van een overgangsregering betekende dat de strijdende partijen nu via de diplomatieke weg meer invloed konden gaan uitoefenen. Dit zou kunnen

301

Reijntjens, The great African war, 265-275.

302

Landsberg, „Promoting Democracy‟, 107-121.

303

Miall e.a., Contemporary conflict resolution, 163.

304

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 71 betekenen dat de partijen minder geneigd zijn om hun zin via de militaire weg te krijgen. Men kon nu namelijk invloed uitoefenen op de wijze waarop de nieuwe instituties zouden worden opgericht en op welke wijze de macht in de toekomst geconcentreerd zou worden. Kortom, de machtsverdeling tussen de verschillende partijen was middels het vredesverdrag op positieve wijze veranderd.305

Kabila‟s kamp was niet langer het enige „legale‟ kamp. Dit had tot gevolg dat de nieuwe invloed met verve werd aangewend. De vertegenwoordigers van de verschillende partijen lieten geen mogelijkheid ongemoeid om achterban te vergroten, door het organiseren van bevolkingsconsultaties – die zoals gezegd tegelijkertijd ook geld in het laatje brachten.306 In deze strijd kwamen al snel de MLC en Kabila‟s kamp het sterkste uit de bus. Bemba had in zijn „eigen‟ district in het noordwesten van het land een behoorlijke achterban opgebouwd tijdens het conflict. De andere voormalige rebellenlegers, zoals RCD/Goma, RCD/ML en de Mai Mai hadden het nadeel dat ze tijdens de oorlog voornamelijk in hun eigen regio actief waren geweest en dat ze daar geen goede achterban hadden opgebouwd.307

Een bijkomend nadeel dat de voormalige rebellengroepen hadden, was het gebrek aan financiële middelen, wat betekende dat ze zich niet gemakkelijk voor campagnedoeleinden door de DRC konden verplaatsen. Dat betekende dan ook dat Kabila het grote voordeel had bekender te zijn dan veel van de rebellenleiders. Bij de verkiezingen, toen ze uiteindelijk werden gehouden, was het dan ook opvallend om te zien hoeveel onafhankelijke kandidaten in het parlement werden gekozen. Gegeven, Kabila‟s en Bemba‟s kamp hadden een goed percentage van de stemmen gehaald, maar toch werd iets minder dat de helft van de kandidaten gekozen uit de categorie „onafhankelijk‟. In combinatie met het feit dat de meeste stemmen door Kabila en Bemba werden behaald in hun eigen regio, geeft dit aan dat toch grote delen van de bevolking andere leiders aan de macht wilden zien.308

Onrustbarender is dat er ondanks deze democratische middelen nog steeds werd gevochten in de grensregio‟s, wat het idee geeft dat de democratische weg de Congo niet volledig vreedzaam maakte.309 Een aannemelijke reden voor deze voortdurende gevechten is de bemoeienis vanuit de buurlanden, die eigenlijk niet echt veranderde. Zoals gezegd bleven Rwanda, maar ook Oeganda en Zimbabwe nog steeds goede winsten maken door

305

Reijntjens, The great African war, 263.

306 Ibidem, 264. 307 Ibidem. 308 Ibidem, 260-270. 309

Website International Crisis Group, nieuwsberichten DRC: http://www.crisisgroup.org/en/publication-

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 72 ondoorzichtige aanbestedingen in de mineraalrijke Congolese gebieden. Echter, ze hadden door het sluiten van het vredesproces wel te maken met een afnemende invloed op de Congolese politieke situatie, wat de toekomst onzeker maakte. Dit, plus het feit dat het Congolese leger de veiligheid aan de grenzen nog steeds niet waarborgde en de Hutu-rebellen niet wist te verwijderen, betekende dat voornamelijk Rwanda deze invloed wederom ging zoeken in het ondersteunen van nog aanwezige rebellengroepen. Een VN-rapport uit 2008 laat zien dat Rwanda tegen de vredesafspraken in wapens leverde en zelfs soldaten rekruteerde voor de in opkomst zijnde rebellengroepering van Laurent Nkunda, de CNDP.310 Op de achtergrond van deze rebellen wordt in de volgende sectie verder ingegaan, maar duidelijk is in elk geval dat hoewel er wellicht sprake was van een veranderende machtsbalans die binnenlands een pacificerend effect zou kunnen hebben, de voortdurende invloed van buitenaf betekende dat deze balans weer verstoord werd. Kortom, er was wel degelijk sprake van verandering, maar niet met een volledig positief effect.

Naast de veranderende machtsbalans tussen de conflictpartijen, moet ook gekeken worden naar de samenstelling van de actoren, middels de factor actortransformatie.311 Oftewel, zijn er nieuwe leiders gekomen, zijn er partijen gesplitst en zijn er nieuwe groeperingen opgestaan? In de jaren na Pretoria II is er veel gebeurd op dit punt, zoals verwacht.

In de eerste plaats zijn er onenigheden ontstaan in veel van de kampen. In RCD/Goma van vicepresident Ruberwa bijvoorbeeld, ontstond in 2004 onrust. De achterban van de nieuw opgerichte partij begon zich te roeren omdat implementatie van het verdrag te lang duurde en naar hun mening te weinig rekening hield met de positie van RCD/Goma politici.312 Met name het opstellen van de nieuwe nationaliteitswet was voor de Tutsi-leden van groot belang, maar werd keer op keer uitgesteld. Een escalatie volgde na hernieuwde aanvallen op Congolese Tutsi‟s in een Burundees vluchtelingenkamp. Ruberwa, die de onvrede eerst nog in banen kon leiden door zich gematigd op te stellen, werd hierdoor gedwongen om een stevige verklaring af te leggen, waarin hij vroeg om een „halt van de transitie‟. Deze escalatie, die een gevaar voor het vredesproces betekende, kon echter op tijd ingetoomd worden. Zoals gezegd wist Thabo Mbeki, die toevallig in de DRC op bezoek was, door voortvarend in te grijpen een catastrofe te voorkomen.313 Toch betekende het incident dat de tegenstellingen in de

310

Website Verenigde Naties: http://www.un.org/apps/news/story.asp?NewsID=29299, geraadpleegd op 16 mei 2010.

311

Miall e.a., Contemporary conflict resolution, 163.

312

Reijntjens, The great African war, 264.

313

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 73 RCD/Goma pijnlijk duidelijk werden. De eensgezindheid in de partij was daarna dan ook verleden tijd. Opvallend genoeg kwam het echter niet van een splitsing.314

In 2005 was het dan de beurt aan de MLC van Bemba. Ook hier lagen aan de onenigheden politieke motieven ten grondslag. De moeizame aanstelling van nieuwe CEO‟s van diverse publieke bedrijven en instituties zorgden ervoor dat in september van dat jaar een aantal partijprominenten zich afscheidden. De afscheiding werd geleid door minister José Endundo, die de Union Nationale des Démocrates Crétiens (UNADEC) oprichtte.315 Helaas was dit incident een voorbode voor meer onenigheid in de partij. In december 2005 werd algemeen secretaris Olivier Kamitatu om onduidelijke redenen geroyeerd. Reijntjens wijt de royering aan Kamitatu‟s opstelling tegenover Bemba; hij had kenbaar gemaakt niet akkoord te gaan met Bemba‟s autoritaire leidersstijl.316 Na zijn royering liet Kamitatu het er echter niet bij zitten, en vormde de Alliance Pour le Renouveau du Congo (ARC), die tijdens de verkiezingen het presidentiële kamp zou steunen. Dit alles verzwakte de MLC, toch een sterke kandidaat, in de aanloop naar de verkiezingen aanzienlijk.317

Opvallend is echter wel dat de incidenten in het RCD/Goma en het MLC kamp niet zorgden voor het opstaan van nieuwe rebellengroepen, maar in plaats daarvan richtten zij politieke bewegingen op, waaruit een zeker vertrouwen in de prille democratie spreekt. Hoewel er dus nieuwe spelers op het toneel verschenen, hoeft dit niet negatief uit te pakken voor het vredesproces: Meer diversiteit in het politieke spectrum kan een versterking zijn van de democratie in wording.318 Wat ook opvalt, is dat de zich afscheidende politici geen nieuwe eisen of conflictmotieven over het voetlicht brengen. Het lijkt met name te gaan om persoonlijke redenen of oude motieven zoals het beschermen van de Tutsi-bevolking. Het is positief om te zien dat dit argument wederom enige aandacht leek te krijgen, ook al was het dan waarschijnlijk geïnspireerd door de verslechterende situatie in het oosten.

Naast verschillende andere politieke partijen, die hier niet allemaal genoemd hoeven worden, omdat zij geen invloed uitoefenen op de conflictdynamiek, komt wel een bekende naam naar voren. Etienne Tshisekedi, de oppositieleider die onder Mobutu een schaduwregering opzette, keerde terug in de politiek. Echter, het is hem niet gelukt om een speler van belang te worden in de aanloop naar de verkiezingen. Een aantal onverstandige stappen, met als hoogtepunt het boycotten van de presidentsverkiezingen, zorgden ervoor dat

314

Reijntjens, The great African war, 265-270.

315

Ibidem.

316

Ibidem.

317

Website UNHCR: http://www.unhcr.org/refworld/country,,,COUNTRYPROF,COD,,46d2e2622,0.html, geraadpleegd op 14 juli 2010.

318

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 74 hij al snel gemarginaliseerd raakte.319 Wellicht een gemiste kans, in een land dat behoefte heeft aan ervaren politici.

Om terug te komen op het eigenbelang dat verschillende politici aan de dag legden: Dit lijkt ook de boventoon te voeren bij de nieuwe rebellengroeperingen die zich na Pretoria II begonnen te manifesteren, met name (wederom) in het oosten en het noordoosten van het land. Veelal echter is niet direct een politiek motief te onderscheiden, maar een economisch- of veiligheidsmotief. In beide regio‟s bestaan er gewapende groeperingen die genoodzaakt zijn hun eigen dorpen te beschermen, maar ook milities die in plundering hun broodwinning zien.320 Hierover zijn echter weinig concrete gegevens te vinden. Duidelijk is echter wel dat het zwakke Congolese leger hier gedurende de gehele periode 2003-2006 geen noemenswaarde tegenstand aan kon bieden.321 Bovendien had MONUC niet het gewenste mandaat om geweld te gebruiken tegen rebellenlegers als die de VN-macht niet bedreigden.322

In deze rij van kleine rebellengroepen is echter één groepering die zoveel schade aan wist te richten dat er internationaal veel aandacht voor is gekomen. Dat betreft het Congrès Nationale pour la Défense du Peuple van voormalig RCD/Goma generaal Laurent Nkunda. Direct na het tekenen van Pretoria II was hem een post als generaal aangeboden in het nieuwe geïntegreerde Congolese leger FADRC, maar dit had hij geweigerd. De beweging kreeg pas in december 2006 zijn officiële naam, maar zorgde al vanaf 2004 voor toenemende onrust in Noord-Kivu.323 De beweging hield zich niet aan het vredesverdrag. Zo werd in 2004 de stad Bikavu door Nkunda ingenomen en kon de groepering pas na verschillende dagen worden verjaagd. Ook een VN-wapenembargo dat werd ingesteld in 2005 weerhield Nkunda er niet van door te gaan met zijn gewapend verzet.324 In 2006 sloot Nkunda vervolgens een verband met de nog steeds actieve Mai Mai rebellengroep in dezelfde regio, omdat beiden zeiden te strijden voor dezelfde doelen: het beschermen van de (Tutsi-) bevolking in de DRC en het verjagen van de Interahamwe, de Hutu-rebellen die onophoudelijk actief bleven in de regio. Deze situatie zorgde voor grote problemen bij het consolideren van het vredesproces. Immers, de bevolking zag zijn veiligheid doorlopend bedreigd door de CNDP, dan wel de Interahamwe, waardoor er politiek ook sterke spanningen bleven bestaan. Bovendien was het

319

Reijntjens, The great African war, 250-255.

320

Ibidem.

321

Website Global Policy: http://globalpolicy.org/security-council/index-of-countries-on-the-security-council-agenda/democratic-republic-of-congo.html, geraadpleegd op 22 mei 2010.

322

Website Verenigde Naties: http://www.un.org/en/peacekeeping/missions/monuc/mandate.shtml, geraadpleegd op 14 mei 2010.

323

Reijntjens, The great African war, 250-255.

324

Website Verenigde Naties: http://www.un.org/News/Press/docs/2005/sc8546.doc.htm, geraadpleegd op 22 mei 2010.

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 75 Congolese leger veelal afwezig, zodat de rebellen ook niet werden aangepakt.325 Een vergelijkbare situatie was zichtbaar aan de grens met Oeganda, waar Oegandese rebellen het Congolese grondgebied onveilig maakten, zich hergroepeerden en zelfs soldaten ronselden voor de strijd tegen de Oegandese regering. Het Lord’s Resistance Army (LRA) van Joseph Kony dat hier voornamelijk voor verantwoordelijk was, werd ook niet verdreven door de FADRC, wat tot gevolg had dat Oeganda in 2005 dreigde zijn leger wederom in te zetten.326

Het is aannemelijk dat in de oostelijke regio voornamelijk een belangrijke rol voor Rwanda was weggelegd. Het feit dat de FADRC niet in staat bleek om zijn belofte met betrekking tot de veiligheidshandhaving in de regio na te leven en de Interahamwe aan te pakken, werd hoogstwaarschijnlijk aangegrepen om rebellengroeperingen te blijven steunen. In 2008 kwam er een VN-rapport uit dat vaststelde dat Rwanda Nkunda had gesteund met geld en middelen, wat grond geeft voor deze stelling.327

Het voorgaande schetst een beeld van een gepolariseerde situatie waar geweld nog niet tot het verleden behoort. Waarin Congolese overheid het niet eens kan worden, nieuwe rebellengroepen ontstaan en Rwanda zich nog steeds met de situatie bemoeit. Voornamelijk het geweld dat onophoudelijk door lijkt te gaan en waarin steeds meer kleine rebellengroeperingen opstaan, geeft grond voor ongerustheid over de duurzaamheid van het vredesakkoord.

Dan volgt een factor die zeer sterk gerelateerd is aan de actortransformatie, namelijk de kwestietransformatie.328 Met het ontstaan van nieuwe actoren kunnen namelijk ook nieuwe conflictmotieven ontstaan. Bovendien komt het ook regelmatig voor dat de oude strijdende partijen nieuwe doelen gaan nastreven. Aan de andere kant kan kwestietransformatie ook zorgen voor ontwikkelingen in de goede richting, als actoren hun doelen naar beneden bijstellen, of als doelen meer met elkaar overeen gaan komen.

In de Congo speelt kwestietransformatie een grote rol, wat al te zien was tijdens de vredesonderhandelingen. De verschillende partijen die zeiden te vechten tegen onveiligheid aan de grenzen, de bescherming van de Banyamulenge en voor een gelijker Congo waar plaats was voor democratisering. In plaats daarvan zetten ze zich in voor het vergaren van een

325

Reijntjens, The great African war, 255-260.