• No results found

Langdurig conflict in de Congo Perspectief op vrede?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Langdurig conflict in de Congo Perspectief op vrede?"

Copied!
90
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nina Staal (1466240)

Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie

Begeleider: dr. M.R. Doortmont

(2)

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 2

Perspectief op vrede?

Langdurig conflict in de Congo

Begeleider: M.R. Doortmont Nina Staal 1466240 Star Numanstraat 26a

9714 JR Groningen Email: n.h.staal@student.rug.nl

Telefoon: 06-58816974 19 juli 2010

(3)

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 3

Inhoudsopgave

Inleiding ...4

1. De oorzaken van het conflict ...7

1.1 De theorie van Miall, Ramsbotham en Woodhouse: vijf niveaus van analyse ...7

1.2 De analyseniveaus ...9

1.3 De Congo van Léopold tot Kabila... 15

1.4 De analyseniveaus getoetst ... 21

1.5 Conclusie ... 33

2. De akkoorden ... 35

2.1 De theorie van Miall, Ramsbotham en Woodhouse: vredesakkoorden ... 35

2.2 De voorwaarden ... 37

2.3 De Congo van Lusaka tot Pretoria ... 40

2.4 De voorwaarden getoetst ... 46

2.5 Conclusie ... 57

3. De periode na het Pretoria Akkoord ... 59

3.1 De theorie van Miall, Ramsbotham en Woodhouse: transformatiefactoren... 59

3.2 De factoren ... 62

3.3 De Congo van Pretoria tot de verkiezingen van 2006 ... 65

(4)

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 4

Inleiding

Eind 2008 laaiden in de Democratische Republiek Congo (DRC) wederom vijandigheden op. In het oosten van het land vocht de rebellengroepering van Laurent Nkunda tegen regeringstroepen van president Kabila. Dat dit conflict niet op zichzelf staat, moge duidelijk zijn: al decennialang worden conflicten uitgevochten op het Congolese grondgebied.1 Echter, de internationale gemeenschap had vertrouwen in de prille vrede van 2003, gesloten middels het Global and All-Inclusive Agreement on the Transition in the DRC, ofwel „Pretoria II‟.2 De vraag is nochtans in hoeverre deze hoop terecht was. Dat het vredesverdrag niet heeft geleid tot een volledig vreedzame DRC, spreekt voor zich. Maar, had deze escalatie niet moeten worden voorspeld? En zo ja, wat is er dan fout gegaan vóór en tijdens het proces dat naar vrede had moeten leiden? Deze vragen zijn door de recente gebeurtenissen des te relevanter. Immers, bij de volgende poging om conflict in de oostelijke regio van de DRC in te dammen, zal er verder moeten worden gekeken dan het opschrijven van de term Peace Agreement. De oorzaken van het conflict zullen in ogenschouw moeten worden genomen, alsook de redenen van het gebrekkig slagen van het vredesproces tot dusver.

Dit onderzoek probeert een antwoord te geven op eerdergenoemde vragen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van delen van het raamwerk dat Hugh Miall, Oliver Ramsbotham en Tom Woodhouse uitzetten in hun boek Contemporary Conflict Resolution.3 De reden dat dit raamwerk, en dan voornamelijk de delen over oorzaken van conflict en goede akkoorden, wordt gebruikt, is het feit dat de auteurs verder kijken dan pure conflictresolutie. De auteurs zijn, net als ik, van mening dat een conflict niet enkel bekeken kan worden vanuit een veiligheidsperspectief. Een conflict, en zeker dat in de Congo, is complexer dan dat. Mijns inziens weten de auteurs deze complexiteit goed over te brengen. Veel auteurs houden zich, wanneer ze zich net als Miall e.a. niet op een (neo-) realistische manier bezighouden met het analyseren van een conflict, bezig met het onderzoeken van een klein deel van het conflict. Zo zijn bijvoorbeeld „omgevingsfactoren‟ in het conflict in de DRC vaak geanalyseerd.4

Hoewel deze interpretatie zeer relevant is, kan de bredere problematiek niet begrepen worden door een enkele factor te bekijken. Vandaar de enigszins brede opzet en het gebruik van de theorie van Miall e.a.

1

Robert E. Edgerton, The troubled heart of Africa. A history of the Congo (St. Martin‟s Press 2002).

2

Global and All-Inclusive Agreement on the Transition in the DRC (Pretoria 2003), geraadpleegd via http://www.reliefweb.int/rw/rwb.nsf/db900SID/MHII-65G8B8?OpenDocument.

3

Hugh Miall, Oliver Ramsbotham en Tom Woodhouse, Contemporary conflict resolution (Cambridge 2005).

4

(5)

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 5 De vraag die dit onderzoek uiteindelijk probeert te beantwoorden is: Bekeken met behulp van het raamwerk van H. Miall, O. Ramsbotham en T. Woodhouse, in hoeverre kan het conflict in de Democratische Republiek Congo verklaard worden, gezien de onderliggende oorzaken van het conflict, het vredesakkoord van 2003 en de gebeurtenissen nadien.

De opzet van het onderzoek is als volgt. Het eerste deel bespreekt de oorzaken van conflict, en maakt daarbij gebruik van de vijf analyseniveaus van Miall e.a. Op die manier wordt geprobeerd een beeld te vormen van de complexiteit van het conflict en de redenen erachter, die al terug te voeren zijn naar de koloniale tijd. Hierdoor kan een antwoord gegeven worden op de vraag in hoeverre de oorzaken van het conflict te begrijpen zijn met behulp van deze vijf niveaus. Het tweede deel bespreekt vervolgens de opmars naar en de inhoud van het vredesakkoord van 2003. In 1999 werd al het eerste staakt-het-vuren gesloten en in de jaren daarna is voortdurend geprobeerd aan de gewelddadigheden een duurzaam einde te maken. De vraag is dan ook in hoeverre het uiteindelijke akkoord hierin geslaagd is, en of het te verwachten is dat het akkoord een goede basis voor vrede zou gaan vormen. Miall e.a. hebben in hun raamwerk voorwaarden opgesteld waaraan een akkoord moet voldoen om succesvol te zijn. Die worden dan ook getoetst aan het Congolese akkoord. Ofwel, in hoeverre had de dynamiek van het Congelese vredesproces met als uitkomst het Pretoria II akkoord, bekeken met behulp van de voorwaarden voor goede akkoorden van Miall e.a., kans van slagen? Het laatste hoofdstuk dan, heeft tot doel de periode na 2003 tot aan de presidents- en parlementsverkiezingen te bespreken. Immers, de jaren na het sluiten van een vredesakkoord zijn zeer belangrijk in het bereiken van een duurzame vrede. Het land wordt in die jaren heropgebouwd en de democratie wordt hersteld. Momenteel weten we reeds dat ook na 2006 weer vijandigheden zijn opgelaaid. Daarom is het nog belangrijker om een beeld te krijgen van wat goed en fout ging in de implementatiefase van het vredesproces. Immers, willen we uiteindelijk duurzame vrede in het Grote Meren gebied, dan zullen we moeten leren van de fouten die gemaakt zijn. De vraag die in dat hoofdstuk zal worden behandeld is de volgende: In hoeverre zorgt de periode na het tekenen van Pretoria II tot en met de presidentsverkiezingen van 2006, bekeken met behulp van de transformatiefactoren van Miall e.a., voor hernieuwd conflict?

(6)

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 6 Tegelijkertijd, echter, wordt de theorie van Miall als zodanig geanalyseerd. De auteurs hebben een theorie ontwikkeld die algemeen geldend placht te zijn, en dus toepasbaar op conflictsituaties over de hele wereld. Daarbij maken zij bovendien geen onderscheid tussen conflicten in verschillende delen van de wereld. Zo voerden de auteurs zelf onderzoeken uit naar conflicten in Kosovo en het Midden-Oosten, maar ook naar Sierra Leone en Zuid-Afrika.5 Gelet op de complexiteit van deze conflicten, evenals hun geografische spreiding, zou dit moeten betekenen dat de theorie zonder problemen toepasbaar is op het conflict in de Congo. Het is daarom de moeite waard om te kijken in hoeverre de algemene geldendheid van de theorie ook naar aanleiding van een analyse van de Congo overeind zal kunnen blijven.

Mijn keus voor de Congo is bovendien goed verklaarbaar. Met Kabemba ben ik namelijk van mening dat de Congo een prototype is van een Afrikaans land en een zeer geschikte case study.6 Hoewel vaak wordt geschreven over de staat van chaos waarin de Congo verkeert, en wel wordt beweerd dat het land daarom geen geschikte basis zou vormen voor een case study, bezit het land namelijk wel degelijk vele elementen die het een bij uitstek Afrikaans voorbeeld maken. Voorbeelden hiervan zijn de verschillende etniciteiten die samenleven in één staat, het feit dat de huidige staat gebouwd is op overblijfselen van een koloniale staat en het bestaan van patrimoniale politieke verbanden.7 Hoewel er op basis van de Congo dus wellicht geen uitspraken kunnen worden gedaan over toepasbaarheid van de theorie wereldwijd, geeft de analyse wel een beeld van toepasbaarheid op Afrikaanse conflicten. Dit is voor het doel van dit onderzoek voldoende, want hoewel Miall e.a. van mening zijn dat hun theorie wereldwijd toepasbaar is, kunnen bepaalde intrinsieke elementen van het Afrikaanse continent niet worden onderschat.8 Het is daarom zelfs niet ondenkbaar dat aanpassingen van de theorie nodig zullen blijken te zijn. Indien noodzakelijk om de analyse zo goed mogelijk vorm te geven, zullen deze dan ook niet worden geschuwd.

5

Miall e.a., Contemporary conflict resolution.

6

Christopher Clapham, Jeffrey Herbst en Gregg Mills (ed.)., Big African states (Wits University Press 2006) 114.

7

Jean-François Bayart, The state in Africa: the politics of the belly (Essex 1993) 41-104.

8

(7)

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 7

1. De oorzaken van het conflict

Hier wordt het eerste deel van het onderzoek gepresenteerd. Het doel is het verklaren van het langdurige conflict in het Congo. Om dit conflict te begrijpen, moeten daarom in eerste instantie de verschillende factoren die bij het ontstaan en voortduren van conflict een rol spelen, worden geanalyseerd. De tijdspanne die in dit hoofdstuk aan bod komt, loopt vanaf de „ontdekking‟ van de Congo namens de westerse wereld door Henry Morton Stanley tot de moord op Laurent-Désiré Kabila in 2001.

1.1 De theorie van Miall, Ramsbotham en Woodhouse: vijf niveaus van analyse

Er is gekozen het Congolese conflict te benaderen vanuit een theoretisch kader, zodat de materie zoveel mogelijk systematisch bestudeerd kan worden. De keuze voor een theorie is echter een precaire. Namelijk, binnen het veld van de conflictresolutie zijn er vele meningen over de manier waarop het best naar conflicten gekeken kan worden. Sommige theoretici zijn van mening dat de historie van een conflict niet betrokken hoeft te worden in de analyse, omdat de nadruk gelegd moet worden op het oplossen van het conflict, en dat daarvoor naar de toekomst moet worden gekeken. Anderen stellen dat de geschiedenis juist van doorslaggevend belang is, omdat dáárin de oorzaken van het ontstaan van conflict zouden liggen. Duidelijk is in elk geval, dat een theorie of een methodologisch model onontbeerlijk is bij het bestuderen van een conflict. Daarbij moet wel de kanttekening worden gemaakt, dat een model of een theorie nooit alle factoren kan bevatten. Het blijft enkel dat wat het is: een theoretisch model. Het gebruiken van een theorie echter, geeft wel handvatten; het maakt dat een conflict op stelselmatige wijze kan worden geanalyseerd.

(8)

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 8 Woodhouse.9 De auteurs hebben een theorie ontworpen die breder kijkt dan het veiligheidsperspectief. Ook wordt expliciet in de theorie vermeld dat niet het statelijke, maar het regionale analyseniveau van primair belang is wanneer een conflict geanalyseerd moet worden, omdat regionale verbanden volgens de auteurs van grote invloed zijn op het verloop van conflicten. Dit wil echter niet zeggen dat de theorie het statelijke analyseniveau niet betrekt bij het model: Zelfs binnen de theorie van Miall e.a. krijgt niet het regionale, maar het statelijke analyseniveau impliciet zeer veel aandacht, doordat het statelijke analyseniveau uitgebreider besproken wordt dan de andere niveaus. Uiteindelijk benadrukt de theorie echter dat het van belang is een breed overzicht te geven van meerdere analyseniveaus en hun relevante factoren.

Miall e.a. maken dan ook gebruik van vijf analyseniveaus: het globale analyseniveau, het regionale analyseniveau, het statelijke analyseniveau, het analyseniveau van de groepsmobilisatie en het individuele analyseniveau. Binnen de verschillende niveaus onderscheiden de auteurs verschillende factoren, waarbinnen geen rangorde bestaat. Daar de opzet van dit onderzoek is om alle niveaus op gelijkwaardige wijze te behandelen, zal het statelijke analyseniveau dan ook op dezelfde manier worden meegewogen als de andere niveaus. Daarmee wordt geprobeerd de complexiteit van het conflict zo volledig mogelijk te schetsen.

De volgende deelvraag zal dan ook behandeld worden: In hoeverre zijn de oorzaken van het conflict te begrijpen met behulp van het de vijf niveaus van Hugh Miall, Oliver Ramsbotham en Tom Woodhouse?10

Zoals gezegd bestaan er verschillende visies op het betrekken van de historie van een conflict bij conflictresolutie; is het dé manier om te zoeken naar een oplossing, of moet het verleden in het verleden blijven? De theorie van Miall e.a. kiest hierin een middenweg. Miall e.a. bekijken wel degelijk historische oorzaken, maar combineren ze met de huidige situatie. Deze invalshoek komt terug in de eerste deelvraag, waarin er dan ook niet gesproken wordt over „onderliggende‟ oorzaken. De auteurs hebben de niveaus op een andere manier ingedeeld, namelijk contextueel, structureel en relationeel. Bij de bespreking van de verschillende niveaus wordt die indeling aangehouden. Per niveau zal uiteengezet worden wat de auteurs ermee hebben bedoeld, waarna gekoppeld wordt aan de praktijk van de Democratische

9

Miall e.a., Contemporary conflict resolution.

10

(9)

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 9 Republiek Congo. Het uiteindelijke doel van deze exercitie is om een beter begrip te krijgen van de achtergronden van het Congolese conflict en ook om het praktisch nut van de theorie te toetsen. Hierbij worden aanvullingen van de theorie, indien noodzakelijk, niet geschuwd.

1.2 De analyseniveaus

Het eerste analyseniveau dat Miall, Ramsbotham en Woodhouse noemen, is het globale

niveau.11 De auteurs noemen dit type niveau contextueel, omdat het de randvoorwaarden schept voor het ontstaan van conflict. Het globale niveau richt zich daarbij op de invloed die globale ontwikkelingen en gedragingen van actoren uit andere delen van de wereld hebben op de kans op conflict in een bepaalde staat. Binnen dit niveau worden verschillende factoren onderscheiden. Daarbij moet gedacht worden aan het eindigen van de Koude Oorlog in 1989, of zoals de auteurs deze overgang noemen, de geopolitieke transitie.12 Met vele andere auteurs, als bijvoorbeeld Kaldor, maar ook Huntington, zijn de auteurs van mening dat deze verandering verstrekkende gevolgen heeft gehad voor de machtsverdeling in de wereld. Het strategisch belang dat de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten hadden in de derde wereld, viel namelijk weg. Dit betekende voor de regeringen van die derdewereldlanden, in elk geval in Afrika, veelal dat er een politiek en economisch probleem ontstond. Vele van de, vaak ondemocratische, regimes van die landen waren namelijk in het zadel geholpen en gehouden door de Sovjet-Unie of de Verenigde Staten.

Een volgende factor van belang, die niet volledig losgezien kan worden van de vorige, is de economische Noord-Zuid verdeling.13 Door deze factor toe te voegen, sluiten de auteurs aan bij de „kritische stromingen‟ in de internationale betrekkingen. Deze stromingen benadrukken de historische banden tussen het noorden en het zuiden en noemen deze banden onevenredig en misschien zelfs onrechtvaardig. De auteurs stellen echter, in tegenstelling tot eerdergenoemde „kritische‟ denkers, dat de Noord-Zuid verhouding niet de meest belangrijke variabele in conflictanalyse is. Echter, de economische verdeling in de globaliserende wereld is nog altijd ongelijk, met als consequentie dat Afrikaanse landen een minder grote kans

11

Miall e.a., Contemporary conflict resolution, 97.

12

Ibidem,

13

(10)

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 10 hebben om zich te ontwikkelen dan een land dat zich in de economische „kern‟ bevindt.14

Dit heeft als consequentie dat ook de kans op conflict in dergelijke landen toeneemt.

De volgende factor die de auteurs aandragen is die van omgeving of milieu.15 De redenering hierachter is dat wanneer een staat minder grondstoffen heeft, of bijvoorbeeld nadeel ondervindt van globale effecten zoals de opwarming van de aarde, het zich achtergesteld voelt ten opzichte van het rijkere deel van de wereld. Dan zou een dergelijke staat, of wellicht een substatelijke actor, zijn onvrede kunnen gaan uiten door middel van geweld. Door de steeds verder globaliserende wereld kunnen verongelijkte groeperingen zich steeds beter organiseren en zo zou deze onvrede zich bijvoorbeeld kunnen uiten door middel van internationaal terrorisme. Een voorbeeld hiervan is uiteraard de aanslag van 11 september 2001.

Een andere globale factor die kan bijdragen tot conflict, is de proliferatie van wapens.16 Door de globalisering worden de internationale grenzen steeds poreuzer. Tel daarbij op dat op het Afrikaanse continent de grenzen per definitie poreus zijn. Dan nog het feit dat de mogelijkheden van communicatie tussen (rebellen)groepen en bijvoorbeeld wapenhandelaren steeds groter wordt, door technologische uitvindingen als mobiele telefoons en internet.17 Dan wordt vanzelf duidelijk dat wapenhandel steeds makkelijker wordt. Daar komt nog bij dat op het Afrikaanse continent al decennialang een grote hoeveelheid wapens aanwezig is, door de vele oorlogen.18 Het is dus de moeite waard om te onderzoeken of er in de Congo en de omringende landen dermate veel wapens aanwezig zijn, dat het aannemelijk is dat hierin een oorzaak ligt voor het conflict in de Congo.

Tot slot stellen Miall e.a. dat globale ideologische twisten een reden tot conflict kunnen zijn.19 Zij zijn van mening dat dit niet alleen geldt voor de periode van de Koude Oorlog, maar ook daarna. Ten eerste is „kapitalisme tegenover socialisme‟ in bepaalde gebieden nog steeds een scheidslijn. Bovendien bestaat momenteel ook een scheidslijn langs religieuze lijnen, namelijk de islam tegenover het christendom.

14

De term „kern‟ is ontleend aan de Wereldsysteemtheorie (1974) van Emmanuel Wallerstein, die stelt dat de globe opgedeeld is in drie delen, namelijk de „kern‟, de „periferie‟ en de „semi-periferie‟, als theoretisch equivalent van de wereld opgedeeld in respectievelijk een „eerste‟, een „derde‟ en een „tweede‟ wereld.

15

Miall e.a., Contemporary conflict resolution, 97.

16

Ibidem, 98.

17

John F. Clark (ed.), African stakes of the Congo war (Palgrave 2002) 27.

18

Website Bonn International Centre for Conversion: http://www.bicc.de/index.php/salw, geraadpleegd op 1 maart 2009.

19

(11)

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 11 Het tweede analyseniveau dat de auteurs onderscheiden, is het regionale niveau.20 Ook dit niveau wordt door de auteurs contextueel genoemd, omdat ook de regionale dimensie volgens de auteurs belangrijke randvoorwaarden schept voor de kans op conflict. De auteurs zijn bovendien van mening dat het regionale niveau de belangrijkste indicator is, als het gaat om het verklaren van conflict.

Een eerste regionale factor van belang, is het bestaan van patroon-cliënt relaties tussen de verschillende landen in de regio.21 Deze factor stelt zich de vraag of het onderzochte land een grote speler op het regionale toneel (en dus een „patroon‟), of dat de staat afhankelijk is van gunsten van buurlanden (en dan een „cliënt‟). Naarmate de staat afhankelijker is van de naburige staten, betekent het dan natuurlijk dat de elites minder goed voor zichzelf kunnen besluiten. Dat kan dan op zijn beurt weer leiden tot binnenlandse onvrede, waaraan de regering, door die afhankelijkheid van zijn buren, weinig aan kan doen. Wanneer er regionaal dergelijke banden bestaan en die prevaleren over binnenlandse noodzaak, kan dit leiden tot conflict.

Twee negatieve aspecten aan het bestaan van patroon-cliënt relaties worden specifiek besproken. Ten eerste kan een land gedwongen worden invloed van een derde staat te accepteren. Dit zijn wat de auteurs noemen, factoren die een effect hebben inward, of de invloed die omringende landen uitoefenen op de binnenlandse situatie.22 Dit aspect heeft te maken met, maar gaat een stap verder dan, sec de patroon-cliënt relaties. Het gaat hierbij om het feit dat de omringende landen zich daadwerkelijk bemoeien met binnenlandse aangelegenheden. Dit kan in de vorm van diplomatieke invloed, maar het kan ook door middel van een militaire interventie. Een tweede negatieve factor die belangrijk is bij het bekijken van het regionale analyseniveau is het effect dat binnenlandse ontwikkelingen hebben outward.23 Deze factor houdt in dat binnenlandse ontwikkelingen, zoals het ontstaan van conflict, op hun beurt invloed kunnen uitoefenen op de omringende landen. De auteurs noemen hierbij als voorbeelden spill over en besmetting. Een voorbeeld van spill over is de invloed die het grensconflict tussen Ethiopië en Eritrea heeft op Somalië.24 Een voorbeeld van besmetting is het probleem van grensoverschrijdende sociale demografische verschuivingen, zoals de vele Somalische vluchtelingen die momenteel op Keniaans grondgebied verblijven.

20

Miall e.a., Contemporary conflict resolution, 98.

21 Ibidem, 97. 22 Ibidem, 98. 23 Ibidem. 24

(12)

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 12 Dit zorgt voor enorme druk, economisch en psychologisch, op Kenia in het algemeen en de Kenianen die langs de grenzen wonen in het bijzonder. Dat dit dan weer kan zorgen voor onrust, moge duidelijk zijn. Een dergelijke situatie kan op zijn beurt weer zorgen voor interventie vanuit het buurland, waardoor er een cirkelbeweging van conflict ontstaat.

Tot slot halen Miall e.a. de regionale factor diaspora aan.25 Wat hiermee bedoeld wordt, is dat in vele derde wereld landen een deel van de inkomsten, geldelijk maar ook intellectueel, wordt gegenereerd door landgenoten of personen met een verwante afkomst in het buitenland. Een dergelijk proces heeft veel invloed op de binnenlandse situatie en kan zorgen voor een betere ontwikkeling van de economie in het thuisland. Echter, de auteurs brengen de factor in verband met het ontstaan van conflict, en specificeren de factor verder: het gaat Miall e.a. om rebellengroeperingen die gesteund worden door vluchtelingen of natiegenoten in naburige landen, door hen voedsel en onderdak te bieden, of door wapenhandel te faciliteren. Vaak wordt in de literatuur de factor diaspora aangehaald als een globale in plaats van een regionale factor. Immers, personen met een verwante afkomst hoeven niet enkel naar omringende landen te verhuizen.26 Echter, daar Miall e.a. de factor wel regionaal bekijken, wordt daar ook hier voor gekozen.

Het volgende analyseniveau dat de auteurs onderscheiden, is dat van de staat.27 De auteurs hebben dit analyseniveau onderverdeeld in verschillende subcategorieën, waarbinnen ze factoren onderscheiden. De redenering hierachter is dat er meerdere niveaus bestaan in het begrip „staat‟, dan enkel het regerings- of politieke niveau. Voor dit onderzoek wordt het analyseniveau echter als een geheel beschouwd, met daarin besloten de factoren. Deze keus is gemaakt om de volgende reden. Het uitgangspunt van dit hoofdstuk is om alle analyseniveaus op een gelijkwaardige wijze te bespreken. Door het toevoegen van subcategorieën wordt er impliciet grotere waarde gehecht aan het statelijke niveau, wat voor het doel van dit onderzoek ongewenst is. Namelijk, zoals reeds genoemd in paragraaf 1.1, de Afrikaanse staat heeft een natuur die zich niet goed laat vatten in de gemiddelde, westers georiënteerde conflictresolutietheorie. Zoals ook Clapham stelt in zijn boek Third World Politics, functioneert de Afrikaanse staat namelijk op een andere manier dan wat men in het westen van een staat verwacht.28 Waar men in het westen gewend is een (zoveel mogelijk) strikte scheiding te maken tussen het private belang en het publieke belang, bestaat een dergelijke

25

Miall e.a., Contemporary conflict resolution, 100.

26

Zie bijvoorbeeld Website Diaspora Centre: http://www.diaspora-centre.org, geraadpleegd op 21 juni 2010.

27

Miall e.a., Contemporary conflict resolution, 100.

28

(13)

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 13 scheiding in de meeste Afrikaanse staten niet of nauwelijks. Niet voor niets vraagt Bayart zich af, of de Afrikaanse samenleving wel een staat genoemd kan worden.29 Dat het voorgaande ook voor de Congo opgaat, zal bij het bespreken van de empirie duidelijke worden.

Echter, dat een onderscheid tussen „publiek‟ en „privé‟ niet bestaat, betekent niet dat het belang van de staat geminimaliseerd dient te worden. Want hoewel het argument van Bayart hierin helder is - het is goed dat men zich bewust is van de relativiteit van dergelijke begrippen - is het bestaan van staten de dagelijkse realiteit. Immers, zoals ook de auteurs duidelijk maken door het statelijke analyseniveau aan te duiden met de typering structureel, functioneert die zogenaamde staat namelijk wel degelijk als de primaire focus. In elk geval voor strijdende partijen in een conflict, stellen de auteurs, is macht over het staatsapparaat immers nog altijd de grootste prijs.30 Daarom wordt het statelijk analyseniveau besproken op eenzelfde wijze als de overige analyseniveaus.

De eerste factor binnen het analyseniveau van de staat, stellen de auteurs, betreffen scheidslijnen op basis van religie of bevolkingsgroep/etniciteit.31 Daarmee worden factoren bedoeld, die wijzen op sociale scheidslijnen. Daarbij is het in eerste instantie de vraag of er verschillende bevolkingsgroepen en/of religieuze groepen op het grondgebied leven. In tweede instantie moet er worden gekeken of deze eventuele verschillende groepen elkaar negatief bejegen. Overigens wordt binnen de theorie der internationale betrekkingen veel geschreven over het werkelijk bestaan van bepaalde etniciteiten. Zo zijn diverse auteurs, zoals Lemarchand, het erover eens dat bepaalde etniciteiten het resultaat zijn van mythevorming.32 De Hutu- en Tutsi-etniciteiten zijn volgens de auteur bijvoorbeeld het gevolg van een geïnstitutionaliseerde Bijbelse mythe die de Hamitische mythe wordt genoemd. Deze lezing, die gemeengoed is in Rwanda, zorgde ervoor dat de Tutsi‟s immigranten genoemd werden, tegenover Hutu‟s die als inheems worden beschouwd. In werkelijkheid echter, zijn de verschillen tussen beide volken het resultaat van vooroordelen. Echter, voor het doel van dit onderzoek is dat van ondergeschikt belang. Wanneer namelijk de bevolking een dergelijk onderscheid wel van belang acht en hier ook naar handelt, heeft dit invloed op wederzijdse beeldvorming en is het dus van invloed op een mogelijk conflict. Dit is des te belangrijker, omdat de Congo een grens deelt met Rwanda. Het is daarom niet onwaarschijnlijk dat ook de mythevorming rondom Hutu‟s en Tutsi‟s invloed heeft gehad op de Congolese bevolking.

29

Bayart, The state in Africa: the politics of the belly, 1-35.

30

Miall e.a., Contemporary conflict resolution, 100.

31

Ibidem.

32

(14)

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 14 De tweede factor in de statelijke context is een zwakke economie.33 Met deze factor wordt bedoeld dat een zwakke economie de kans op conflict kan doen toenemen. In de eerste plaats kan een algeheel lage welvaart, of een gebrek aan grondstoffen reden zijn voor conflict. Immers, bij schaarste zal er worden gevochten over de aanwezige rijkdommen. In tweede instantie is het van belang te kijken naar de binnenlandse verdeling van de welvaart. Naarmate de aanwezige welvaart minder goed verdeeld wordt over de verschillende groepen of regio‟s, ontstaat er reden voor conflict. De auteurs hebben hiermee een hele schare theoretici aan hun zijde. Neem bijvoorbeeld Homer-Dixon, die een dergelijk punt maakt in zijn boek Environment, scarcity and violence.34 Echter, er zijn ook andere ideeën. Hoewel de meeste auteurs het erover eens zijn dat schaarste kan leiden tot conflict, zijn er daarnaast ook auteurs, zoals Collier, die van mening zijn dat juist overvloed een conflictbron kan zijn.35

Als derde factor noemen de auteurs het samenspel tussen regering en oppositie, waarbij geldt: naarmate het politieke gestel in een bepaalde staat zwakker is, is de kans op conflict groter.36 In de eerste plaats moet er dan gekeken worden naar de legitimiteit van de regering: worden leiders en regeringsbesluiten gedragen door de bevolking? Ook kan dan gekeken worden naar de sterkte van de oppositie; heeft de oppositie de mogelijkheid om zich te uiten en zo een gezond politiek klimaat te creëren?

Naast structurele en contextuele oorzaken van conflict, kijken Miall e.a. ook naar relationele factoren. Hier wordt de eerste daarvan besproken, namelijk het analyseniveau van de

groepsmobilisatie. Dit analyseniveau heeft te maken met het bestaan van scheidslijnen, zoals

dat bij het statelijke niveau uiteen is gezet, maar het gaat een stap verder. De auteurs betogen namelijk dat, wanneer er scheidslijnen bestaan, dit op zich niet een voldoende aanleiding voor conflict kan zijn. Er gaat namelijk nog een proces van mobilisatie aan vooraf, waarin de achtergestelde personen elkaar vinden in hun grieven en daarop gaan handelen. Ten eerste moeten er uiteraard grieven zijn. Ten tweede zijn de organisatorische vaardigheden van de achtergestelde groep van belang.37

Het laatste analyseniveau dat de auteurs van belang achten, is er ook één van relationele aard, namelijk het individuele niveau van analyse. Mijns inziens is dit een zeer belangrijk niveau,

33

Miall e.a., Contemporary conflict resolution, 100.

34

Thomas F. Homer-Dixon, Environment, scarcity, and violence (Princeton 2001).

35

Paul Collier, The bottom billion: why the poorest countries are failing and what we can do about it (Oxford 2007).

36

Miall e.a., Contemporary conflict resolution, 100.

37

(15)

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 15 daar politiek, inclusief conflict, altijd door personen wordt bedreven. Daarom ben ik, met auteurs als Brown, geneigd te denken, dat niet het regionale niveau, maar juist het individuele analyseniveau de eerste prioriteit dient te krijgen.38 Het individuele niveau gaat vooral om slecht leiderschap, waarbij een leider met de volgende eigenschappen de kans op conflict groter maakt.

De eerste factor die de auteurs van belang achten is het bestaan van een kleptocratie.39 Hiermee bedoelen Miall e.a. leiders die voor persoonlijk geldelijk gewin de macht grijpen. Wanneer ze de macht dan bezitten, worden alle staateigendommen, zoals grondstoffen, of winsten uit internationale handel, naar de persoonlijke bankrekening van de leider doorgesluisd.40 Dit levert uiteraard grieven op bij de uitgebuite bevolking, waardoor de kans op conflict vergroot wordt.

De tweede factor ligt dicht bij de vorige en wordt door de auteurs uitsluitend beleid genoemd.41 Deze factor gaat niet in op persoonlijk geldelijk gewin, maar op het behouden van de macht. Hierbij spelen wederom patroon-cliënt relaties, die hun oorsprong vinden in de tribale historie van de Afrikaanse gemeenschap, een grote rol.42 Omdat de leider afhankelijk is van de steun van zijn cliënten (een entourage of een hele bevolkingsgroep), neemt hij zich besluiten ten gunste van hen. Dit zorgt automatisch voor de uitsluiting van een groot deel van de bevolking, en dus voor een grotere kans op conflict. Opmerkelijk is, dat deze factoren van conflict, in tegenstelling tot de statelijke factoren, wel zeer toepasbaar lijken te zijn op het Afrikaanse continent. Immers, in lijn met Clapham, die stelt dat er geen goed onderscheid bestaat tussen privé en publiek in Afrikaanse staten, ligt voor de hand dat ook politici in Afrika wellicht meer dan elders de staatseigendommen zullen inzetten voor eigen gewin.43 Het is daarom niet onaannemelijk dat het conflict in de Congo ook dergelijke zaken laat zien.

1.3 De Congo van Léopold tot Kabila

Het hart van Afrika verscheen in de westerse geschiedenisboeken met de verkenningstocht van Henry Morton Stanley, die in 1867 naar Afrika vertrok op zoek naar dr. Levingstone.44

38

Michael E. Brown (ed.), International dimensions of internal conflict (MIT Press 1996).

39

Miall e.a., Contemporary conflict resolution, 102.

40

Clapham, Third World Politics, 48.

41

Miall e.a., Contemporary conflict resolution, 103.

42

Clapham, Third world politics, 54-56.

43

Ibidem, 54-60.

44

(16)

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 16 Het duurde niet lang voordat dat deel van Afrika tijdens de Koloniale Conferentie van Berlijn van 1885 aan de Belgische koning Leopold werd toegewezen en Congo Vrijstaat werd gedoopt.45 De conferentie luidde een periode in van brute koloniale overheersing, slavenarbeid, moordpartijen en het onttrekken van rijkdommen uit de Congolese bodem.46

Na de totstandkoming van een rapport door de Engelse consul Roger Casement, werd internationaal bevestigd dat Leopold zijn kolonie op verschrikkelijke wijze uitbuitte. Daarom nam de Belgische staat het roer over in 1908; het land heette vanaf dat moment Belgisch Congo.47 Het onttrekken van bodemschatten ging door in de jaren die volgden en voor de Congolezen veranderde de situatie niet noemenswaardig; er was praktisch geen sprake van Congolees zelfbestuur en geen ruimte voor politieke bewustwording. Wel zorgde België voor beter onderwijs en startte ze een alfabetiseringscampagne, die zorgde voor een lagere middenklasse bestaande uit zogenaamde évolués.48 Na de Tweede Wereldoorlog begonnen de gekoloniseerde gebieden in heel Afrika zich echter te roeren. Ook in de Congo verscheen langzamerhand een politieke oppositie, die zich voornamelijk vormde rond etnische scheidslijnen. De belangrijkste spelers in deze periode waren Patrice-Emery Lumumba, Joseph Kasavubu, Moise Tsombe en (hoewel nog op de achtergrond) Joseph-Désiré Mobutu. Niet onverwacht voltrok de politieke mobilisatie in de Congo zich ook volgens de lijnen van de Koude Oorlog, waarbij er interne onenigheid ontstond over de te ontwikkelen internationale relaties. Deze tegenstellingen zorgden voor politiek tumult en weinig eenheid onder de politieke spelers.49

Na aanvankelijk de Congolese roep om onafhankelijkheid met geweld tegen te gaan, trok België zich in 1960 zeer snel terug. Dit terugtrekken werd echter niet voorafgegaan door het voorbereiden van de kolonie op zijn onafhankelijkheid, waardoor de nieuwe Republiek Congo achterbleef zonder normaal functionerende instituties en capabele leiding. Wel bleef de Congo nog afhankelijk van de voormalige kolonisator. Deze situatie legde dan ook de kiem voor een ongezonde politieke situatie, waarin goede instituties van ondergeschikt belang waren. Bij de parlementaire verkiezingen die in voorbereiding op de onafhankelijkheid werden gehouden, won de Mouvement Nationale Congolais (MNC) van Lumumba de meeste stemmen. Lumumba‟s partij, waartoe ook Mobutu behoort, won de meerderheid van de stemmen uit zijn eigen etnische achterban, hoewel de grondslag van zijn partij nationalistisch

45

Edgerton, The troubled heart of Africa, 78.

46

Ch. Didier Gondola, The history of Congo, The Greenwood Histories of Modern Nations (Greenwood Press 2002) 59-72.

47

Gondola, The history of Congo, 73.

48

Ibidem, 77.

49

(17)

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 17 was. Hij werd premier en benoemde Mobutu tot zijn secretaris. Kasavubu werd benoemd tot president, voor zijn etnische Bakongo-partij genaamd Alliance des Bakongo (Abako).50

Binnen weken na de onafhankelijkheid, echter, ontstond een politieke crisis die zou duren tot 1965.51 Een muiterij in het leger was de aanleiding voor de massale uittocht van Belgische staatsburgers. In dezelfde periode scheidde onder leiding van Moise Tsombe‟s partij Confédération des Associations du Katanga (Konakat) de mineralenrijke provincie Katanga zich af, gevolgd door de regio Zuid-Kasai.52 De afscheiding werd door België gesteund. In eerste instantie probeerde Lumumba de crisis te bezweren door hulp te vragen vanuit de Verenigde Staten, maar daar leefde het vermoeden dat Lumumba een marxist was die men niet diende te vertrouwen. Daarom wendde Lumumba zich, tegen de zin van Kasavubu, tot de Sovjetunie. Op hetzelfde moment echter verruilde Mobutu zijn loyaliteit aan Lumumba voor de Verenigde Staten en pleegde een staatsgreep op 14 september 1960, waarmee hij Lumumba buiten spel zette. Kasavubu kon in eerste instantie aanblijven. Na een hevige strijd wist Mobutu met behulp van de Verenigde Staten de twee afvallige provincies weer onder Congolees bestuur te brengen. Lumumba, die gezien werd als een ongewenst communistisch element, werd gearresteerd en onder mysterieuze omstandigheden om het leven gebracht. Pas later werd duidelijk dat de CIA zich hiermee bemoeid had.53 Vervolgens werd er weer een burgerregering aangesteld, die zou aanblijven tot 1965.54 Deze gang van zaken is duidend voor de periode van de Koude Oorlog, waar oost en west zich bezig hielden met het consolideren van ‟s werelds invloed in communisme dan wel kapitalisme. Dat het in kon houden dat een democratisch gekozen leider moest worden afgezet, werd gezien als een noodzakelijk kwaad.55

Het politieke en militaire tumult hield aan tot 24 september 1965, toen Mobutu zijn tweede staatsgreep pleegde, om de rust in de Congo te doen wederkeren. Hij riep zichzelf uit tot president voor vijf jaren, maar bleef in werkelijkheid tweeëndertig jaren aan de macht. In die periode vormde Mobutu het land om tot een één-partij-staat met een nationalistische grondslag, compleet met een persoonlijkheidscultus rondom zijn eigen persoon. Binnenlands richtte hij zich op het creëren van Afrikaanse bewustwording en probeerde op die manier, te vergeefs, te appelleren aan de nog steeds alom vertegenwoordigde Lumumbisten.56 Het land

50

Edgerton, The troubled heart of Africa, 180-184.

51

Gondola, The history of Congo, 105-120.

52

Edgerton, The troubled heart of Africa, 185-190.

53

Ibidem.

54

Gondola, The history of Congo, 115-127.

55

Bethany Lacina, „From side show to centre stage‟, Security Dialogue 3 (2004) 191.

56

(18)

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 18 werd in 1971 omgedoopt tot Zaïre en iedere Zaïreaan werd geacht een Afrikaanse naam aan te nemen. Een volledige nationalisatie van alle particuliere bedrijven werd in die periode een fiasco, daarom gaf Mobutu ze terug in 1975.57

Aan de ontwikkeling van het land gebeurde ondertussen nagenoeg niets. Infrastructuur raakte verwaarloosd, net als het onderwijs, en militairen en ambtenaren werden niet of nauwelijks betaald. Langzamerhand verloor Zaïre alle kenmerken van een Westfaalse staat en verwerd tot falende staat.58 In die periode wordt dan ook zichtbaar wat men zich kan voorstellen bij een Afrikaanse staat zonder onderscheid tussen privé en publiek: Mobutu zelf werd ondertussen steeds rijker, doordat hij ‟s lands rijkdommen verdeelde over zijn eigen bankrekeningen en die van zijn entourage.59 De westerse wereld, met de Verenigde Staten voorop, stonden deze praktijken oogluikend toe, om Mobutu‟s bondgenootschap met het kapitalistische deel van de wereld te waarborgen. Bovendien hadden verschillende westerse landen economische belangen bij Mobutu‟s regime, door goede handelsafspraken in de grondstoffensector. 60

In de jaren ‟90, na het einde van de Koude Oorlog, veranderde de situatie voor Mobutu. In het westen ontstond, bij het wegvallen van de communistische „dreiging‟, een kritischer blik ten opzichte van Zaïre, waardoor Mobutu, in het nauw gedreven, een democratiseringscampagne in het leven riep. Deze was overigens in de praktijk machteloos, maar bezorgde het westen wel het gewenste beeld van een democratiserend land.61 Financieel mocht het niet baten: het westen trok zijn ontwikkelingshulp terug uit Zaïre en Mobutu kon het land steeds moeilijker onder controle houden. Dit gaf de politieke oppositie de mogelijkheid om zich weer te roeren. Er ontstonden opstanden in het oosten en noorden van het land en in Kinshasa startten tegenstanders onder leiding van Etienne Tshisekedi een democratiseringsconferentie. Dit resulteerde in een interim-regering, die Mobutu‟s positie als alleenheerser ondermijnde. De reactie van Mobutu hierop was deze te negeren en zijn eigen regering te vormen, wat treffend de staat van het land illustreert. 62 Langzaamaan ontstond een machtsvacuüm, terwijl de alleenheerser alles op alles zette om de zaken bij het oude te houden.63

57

Gondola, The history of Congo, 142- 145.

58

Clapham e.a. (ed.), Big African states, 103-106.

59

Ibidem, 103-104.

60

Georges Nzongola-Ntalaja, The Congo: From Leopold to Kabila, a people’s history (Zed Books London 2002).

61

Gondola, The history of Congo, 160.

62

Ibidem, 154-155.

63

(19)

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 19 Ondanks Mobutu‟s inspanningen begon men zich ook regionaal begon met Zaïre te bemoeien. De opstanden in het oosten en het noorden van het land begonnen namelijk de binnenlandse veiligheid van Rwanda en Oeganda te bedreigen. In het bijzonder de Interahamwe, bestaande uit Rwandese Hutu-vluchtelingenstrijders die na de genocide van 1994 uit Rwanda waren gevlucht en die in het oosten van het land actief waren, baarden de buurlanden zorgen.64 Als tegenhanger voor deze nieuwe etnische dreiging in de Congo, werd de Alliance des Forces Démocratiques pour la Libération (AFDL), een tegenbeweging onder leiding van aanstormend talent Laurent-Désiré Kabila, ondersteund in de strijd tegen de Interahamwe.65 De AFDL was opgericht ter bescherming van de (met name Tutsi-) bevolking van de Kivu‟s tegen de grote instroom van vluchtelingen en strijders, maar het uiteindelijke doel was het afzetten van Mobutu, die de regio aantoonbaar niet wist te beveiligen. De beweging werd gesteund door Rwanda, Oeganda, Angola en zelfs de Verenigde Staten.66 Mobutu waarborgde de veiligheid aan de grenzen niet en Kabila beloofde dat wel te doen. Bovendien gaf de steun aan de AFDL de landen een mogelijk aandeel in de rijkdommen van Zaïre, mocht de opzet slagen. Mobutu, niet langer een protegé van het westen en bovendien verzwakt door prostaatkanker, werd in mei van 1997 verdreven. Laurent-Dérisé Kabila riep zichzelf uit tot de nieuwe president en het land zou voortaan de Democratische Republiek Congo heten.67

Al snel bleek, echter, dat Laurent-Désiré Kabila veel van Mobutu‟s manier van leidinggeven overnam. Hij weigerde de macht te delen, maakte zich schuldig aan grootschalige corruptiepraktijken en omringde zich met een eigen entourage, in eerste instantie bestaande uit Tutsi‟s uit zijn rebellengroep. Deze keuze, ingegeven door de preoccupatie met etniciteit vanuit zijn beschermheren in Rwanda en Oeganda, bleek binnenlands nochtans niet zo goed te liggen. Daarom verving hij ze voor onder andere zijn zoon Joseph en een meer gemêleerde groep.68 Toen duidelijk werd dat Kabila‟s troepen zich tijdens de mars naar Kinshasa schuldig hadden gemaakt aan mensenrechtenschendingen, begonnen er dan ook snel vraagtekens te ontstaan bij de nieuwe leider.69

In het oosten van het land, waar Rwandese, Oegandese en Burundese bedrijven Congolese grondstoffen waren begonnen te onttrekken, begon bovendien duidelijk te worden dat Kabila zijn belofte om de grenzen te beschermen niet hield. Dit zorgde voor verdere

64

Filip Reyntjens, The great African war. Congo and regional geopolitics, 1996-2006 (Cambridge University Press 2009) 11-23

65

Ibidem.

66

Gondola, The history of Congo, 160.

67

Ibidem, 162.

68

Ibidem, 166-168.

69

(20)

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 20 verslechtering van de relaties. De druppel kwam toen Kabila in augustus 1998 binnenlands krediet probeerde op te bouwen door Tutsi‟s in Kinshasa op te pakken. Deze actie, tegen een in de Congo een gemarginaliseerde groep, was een klap in het gezicht van zijn voormalige bondgenoten. Zij besloten dat Kabila niet langer de gedroomde leider was en begonnen de tweede Congolese oorlog.70

Rwanda en Oeganda moedigden de Rassemblement Congolais pour la Démocratie (RCD) aan de strijd aan te gaan met Kabila. Deze groepering, die met name uit etnische Tutsi‟s bestond, werd geleid door Ernest Wamba dia Wamba. In eerste instantie leek de strijd een herhaling te worden van Kabila‟s opmars naar de macht, maar Kabila wist hoe hij het internationale spel kon spelen. Hij betichtte de internationale gemeenschap ervan op de ondergang van zijn regering uit te zijn. Deze beschuldiging zorgde ervoor dat Angola en Zimbabwe, onder auspiciën van de South African Development Community (SADC), militaire steun aan Kabila verschaften, wat tot gevolg had dat het de rebellen niet lukte om het gehele land in hun macht te krijgen.71 Hun grondgebied bleef beperkt tot sommige delen van het oosten en het noorden van het land. Overigens hadden Zimbabwe en Angola hun eigen argumenten voor het verschaffen van hulp. Mugabe van Zimbabwe wilde graag de aandacht afleiden van de miserabele binnenlands economische situatie in Zimbabwe en bovendien zag hij economische mogelijkheden in de mineraalrijke grensgebieden. Angola wilde de rebellenbeweging UNITA, die Angola binnenviel vanuit de Congo, onschadelijk kunnen maken.72 Dit alles resulteerde in wat de Verenigde Naties aanduiden als „de ergste humanitaire crisis ter wereld‟.73

In het begin van 1999 raakten de rebellen door interne machtsstrijd versplinterd. De RCD splitste op in de RCD/ML van Wamba dia Wamba en RCD/Goma van Emile Llunga. Bovendien ontstond er een derde rebellenbeweging, die zich in tegenstelling tot de anderen wel kon beroepen op enige volkssteun. De Mouvement pour la Libération du Congo (MLC) werd geleid door Jean Pierre Bemba.74 Ook beschermheren Oeganda en Rwanda kregen onderling problemen. De chaos die dit veroorzaakte, maakte dat een aantal Afrikaanse leiders verdere spill over wilden voorkomen. Onder leiding van de Zambiaanse President Frederick Chiluba en onder auspiciën van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid werd op 10 juli 1999

70

Edgerton, The troubled heart of Africa, 166-169.

71

Gondola, The history of Congo, 168-171.

72

Reyntjens, The great African war, 61-66.

73

Website UNICEF: http://www.unicef.org/emerg/drcongo_50972.html, geraadpleegd op 1 juni 2010.

74

(21)

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 21 dan ook een staakt-het-vuren ondertekend, het Lusaka Akkoord.75 Op papier leek dit staakt-het-vuren veelbelovend. Het eiste volledige terugtrekking van alle buitenlandse militairen, reïntegratie van de rebellen in het Congolese leger en machtsdeling, waarover verdere afspraken zouden worden gemaakt.

In de periode die volgde op het Lusaka Akkoord werd herhaaldelijk getracht verdere afspraken te maken, zodat er een all-inclusive vredesakkoord kon worden getekend. Echter, geen van de partijen hield zich aan de afspraken. De aanwezigheid van Rwandese en Oegandese militairen duurde nog minstens een jaar voort, terwijl naar hartenlust Congolese grondstoffen werden gedolven. Dit betekende dat de rebellengroeperingen in de regio ook actief bleven. Kabila zelf saboteerde de onderhandelingen bovendien ook op alle mogelijke manieren. Pas toen Kabila in 2001 door een van zijn lijfwachten werd vermoord en opgevolgd werd door zijn zoon Joseph, kwam er weer enige hoop op de oplossing van het Congolese conflict.76

1.4 De analyseniveaus getoetst

De vorige sectie heeft laten zien dat de Congo een turbulente geschiedenis heeft, met conflict, honger en uitbuiting. Nu is het echter de vraag wat dit in het kader van de theorie van Miall e.a. voor betekenis krijgt. Oftewel, zorgen de factoren van conflict voor een diepgaander begrip van de situatie? Om een antwoord te geven op deze vraag worden de verschillende factoren stuk voor stuk besproken.

De eerste globale factor, die van de geopolitieke transitie, gaat al direct op voor de Democratische Republiek Congo.77 Voor het einde van de Koude Oorlog hadden verscheidene westerse staten belangen in het land. De Verenigde Staten hebben zich bijvoorbeeld zeer ingespannen om te zorgen voor een prowesterse leider.78 Die hebben ze dan ook aan de macht geholpen, in de vorm van Mobutu Sese Seko. Het is zelfs aannemelijk dat de Verenigde Staten de hand hebben gehad in het vermoorden van Patrice Lumumba, één van de eerste leiders van de Congo, omdat hij toenadering zocht tot de Sovjet-Unie.79 De

75

Lusaka Ceasefire Agreement (Lusaka 1999), geraadpleegd via

http://www.reliefweb.intrwarchive/rwb.nsf/db900sid/MHII-65HB37?OpenDocument.

76

Gondola, The history of Congo, 171-173.

77

Miall e.a., Contemporary conflict resolution, 97.

78

Clark (ed.), African stakes, 39.

79

(22)

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 22 Unie, op zijn beurt, hielp de regering Lumumba in de strijd tegen het muitende leger, vlak na de onafhankelijkheid.

Na 1989 werden de strategische belangen anders, en als gevolg daarvan gingen de westerse mogendheden voorwaarden verbinden aan de continuerende hulpverlening. Voor de Congo betekende het dat er druk werd uitgeoefend op Mobutu om de staat te democratiseren. Een democratiseringsoffensief werd dan ook gelanceerd. Tenminste, zo liet de leider dat voorkomen. In de praktijk, echter, maakte Mobutu gebruik van een steeds repressiever regime. Dit werd erger naarmate de oppositie actiever werd. Verder verlangde het westen dat de staatsbegroting op orde werd gebracht. Mobutu deed dat, voor het oog, netjes. Echter, de benodigde bezuinigingen werden uitgevoerd ten koste van de bevolking: de gezondheidszorg en het onderwijssysteem raakten in verval.80 Mobutu, ondertussen, ging door met zichzelf te verrijken met de staatsopbrengsten.81 Ondertussen nam de controle van Mobutu op de staat af, doordat ambtenaren en militairen niet langer werden betaald. Het repressieve regime, in combinatie met het verder verarmen van de bevolking, leidde dan ook tot binnenlandse onrust.

Dat de Congo een historische band heeft met het westen, is evident. Daarom is de tweede globale factor, die van de economische Noord-Zuid verdeling, ook van belang bij het bestuderen van het Congolese conflict.82 Tijdens de kolonisatieperiode werd de Congo omgedoopt tot Congo Freestate, het eigendom van de Belgische koning Leopold, die het land vervolgens jarenlang economisch uitbuitte. Na de onafhankelijkheid, en een periode van chaos, nam Mobutu Leopolds plaats in als onderdrukker. Deze rol kon hij op zich nemen, doordat het westen onder Mobutu nog steeds economische winsten kon onttrekken uit de Congo. Na de Koude Oorlog, toen Mobutu zijn macht verloor aan Laurent-Désiré Kabila, zette deze praktijk zich voort. Afspraken die eerder waren gemaakt tussen Mobutu en een aantal westerse landen met betrekking tot mijnbouw, werden door Kabila overgenomen.83 Echter, door de vele oorlogen die het land in de tussentijd had moeten doorstaan, vertrokken steeds meer westerse investeerders.84 Het onttrekken van grondstoffen aan de Congo stopte echter niet. Al snel namen regionale Afrikaanse landen namelijk de rol van profiteur op

80

Clark (ed.), African stakes, 24.

81

Theodore Trefon, Saskia van Hoywegen en Stefaan Smis, „State failure in the Congo: perceptions and realities‟, Review of African Political Economy 29 (2002) 381.

82

Miall e.a., Contemporary conflict resolution, 98.

83

Stephen Jackson, „Making a killing: criminality and coping in the Kivu war economy‟, Review of African

political economy 29 (2002) 532.

84

(23)

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 23 zich.85 Hierop wordt echter later in dit hoofdstuk verder ingegaan. Wat in dit kader nochtans wel van belang is, is dat het westen nog steeds, nu via andere landen in de regio, Congolese grondstoffen afneemt, zonder dat de Congo hiervan (veel) winsten terugziet.86 Het feit dat de regering van de Congo niet in staat is hier verandering in te brengen, zou kunnen betekenen dat de aloude ongelijke economische verdeling intact blijft. Deze vraag moet dan ook later aan de orde komen.

Wat betreft het de globale factor milieu kan ik vrij kort zijn.87 Het conflict is gecentreerd in de Congo en wellicht in de regio daaromheen, maar levert geen globale dreiging op. Wel heeft de Congo, als het gaat om milieu, een andersoortig „probleem‟, namelijk een overvloed aan kostbare grondstoffen.88 Dit roept de vraag op of in dit geval wellicht de overvloed als probleem, als conflictfactor, kan worden aangemerkt? Op deze vraag moet een antwoord worden gegeven, maar een betere plaats hiervoor is bij het bespreken van het statelijke analyseniveau, omdat dáár de economische situatie wordt geanalyseerd.

De volgende globale factor is de proliferatie van wapens.89 Dit is voor de Congo goed aan te tonen. Mobutu werd na de onafhankelijkheid jarenlang voorzien van wapens, zodat hij zijn macht kon behouden en zich kon verzetten tegen „communistische invloeden‟. Na de Koude Oorlog, toen Mobutu werd afgezet, verdwenen al deze wapens op de zwarte markt. Iets dergelijks gebeurde ook in Rwanda, Oeganda en andere landen in de regio. Het is dus niet vreemd dat het gebied wemelt van de wapens.90 Als gevolg hiervan vechten, ondanks dat er een wapenembargo voor de Congo van kracht is, de milities en rebellengroepen gewoon door.91

De laatste globale factor betreft die van de ideologische twisten.92 Deze blijkt minder van belang voor het Congolese conflict. Namelijk, in de eerste plaats is religie een minder interessante scheidlijn, daar er geen grote groepen islamieten tegenover christenen op het grondgebied aanwezig zijn. Bovendien leven de verschillende godsdiensten in de Congo

85

Jackson, „Making a killing‟, 530-532.

86

David Moore, „Neoliberal globalisation and the triple crisis of „modernisation‟ in Africa: Zimbabwe, the Democratic Republic of the Congo and South Africa‟, Third world quarterly 22 (2001) 921.

87

Miall e.a., Contemporary conflict resolution, 97.

88

Filip Reyntjens, „The privatisation and criminalisation of public space in the geopolitics of the Great Lakes Region‟, Journal of Modern African Studies 43 (2005) 587-607.

89

Miall e.a., Contemporary conflict resolution, 97.

90

Clark (ed.), African Stakes, 24.

91

Website Verenigde Naties: http://www.un.org/News/Press/docs/2008/sc9248.doc.htm, geraadpleegd op 27 februari 2009.

92

(24)

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 24 relatief vreedzaam samen.93 Echter, vanaf de onafhankelijkheid, en tijdens alle conflicten daarna, hebben de betrokken rebellengroepen zich altijd beroepen op een ideologie. Een aantal hedendaagse Afrikaanse auteurs, zoals Nzongola-Ntalaja, beroepen zich daar nog steeds op.94 Alle Congolese actoren die actief waren in politieke mobilisatie direct na de onafhankelijkheid, maakten gretig gebruik van ideologische retoriek. Zoals gezegd hing bijvoorbeeld Lumumba het nationalisme aan. Mobutu‟s retoriek daarentegen, was meer kapitalistisch, of in elk geval prowesters, van aard.95 Echter, aannemelijker is dat het aanhangen van een bepaalde ideologie enkel een manier was, enerzijds, om het volk aan te spreken, en anderzijds, om een kant te kiezen in de Koude Oorlog.96 Immers, zoals gezegd was Mobutu afhankelijk van strategische steun van de Verenigde Staten voor het voortduren van zijn alleenheerschappij. Daar komt bij, dat Mobutu zich binnenlands van een volstrekt andere kant liet zien: hij liet bijvoorbeeld wetten aannemen die westerse gebruiken verboden.97 Ook Jean-Désiré Kabila, die na de Koude Oorlog de macht greep, heeft zich beroepen op ideologie, het marxisme, een ideologie die herverdeling van de welvaart voorstaat.98 Tegelijkertijd echter, heeft de regering Kabila de staatsopbrengsten net zo goed onder zijn familie en directe entourage verdeeld.

Gesteld kan dus worden dat, ondanks het feit dat de strijdende partijen altijd een ideologisch uitgangspunt uitdroegen, er in de praktijk geen ideologische twisten waren. De recentelijk ontstane rebellengroepen, van onder andere de recentelijk gearresteerde Laurent Nkunda, lijken zich bovendien in het geheel niet meer te beroepen op een dergelijke ideologie.99

De eerste regionale factor die van belang is voor het begrijpen van het Congolese conflict, is die van de patroon-cliënt relaties en de inward en outward effecten hiervan.100 De Congo, kan gesteld worden, is een staat die in grote mate afhankelijk is van zijn buren. Vanaf het moment dat Mobutu zich niet langer staande kon houden, door gebrek aan westerse steun, zijn

93

Gondola, The history of Congo, 1-100.

94

Nzongola-Ntalaja, The Congo, 62-64.

95

Gondola, The history of Congo, 70-80.

96

Gauthier de Villers en Jean Omasombo Tsonda, „An intransive transition‟, Review of African Political

Economy 29 (2002) 400.

97

Kenneth Lee Adelman, „The recourse to authenticity and negritude in Zaire‟, Journal of Modern African

Studies 13 (1975) 134-139.

98

Zie nieuwsberichten over Laurent-Désiré Kabila ten tijde van zijn overname, op bijvoorbeeld http://www.groene.nl/1997/16/laurent-desire-kabila, geraadpleegd op 14 juli 2010.

99

Website CNN: http://edition.cnn.com/2009/WORLD/africa/01/23/congo.arrest/index.html, geraadpleegd op 26 februari 2009.

100

(25)

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 25 de daaropvolgende regeringen steeds in het zadel geholpen door de omringende landen. Met name Rwanda heeft zich bemoeid met de binnenlandspolitieke aangelegenheden in de Congo.101 Dit betekent dan ook dat die regeringen veel rekening zullen moeten houden met hun weldoeners. Ook de verschillende facties die opereren op het Congolese grondgebied, worden door middel van dergelijke banden aan middelen geholpen.102 Kortom, de omringende landen hebben zich daadwerkelijk bemoeid met de situatie in de Congo. Er is door verschillende auteurs veel geschreven over de redenen die de verschillende regionale mogendheden hadden, en hebben, om te interveniëren. De reden die in bijna alle artikelen hierover terugkomt, echter, is de reden „veiligheid‟.103

Tijdens Mobutu waren het andere staten die zich zorgen maakten over binnenlandse veiligheid dan tijdens Kabila, maar dezelfde reden voert steevast de boventoon: de reden dat de omringende landen zich in hun veiligheid bedreigd voelden, kwam veelal doordat rebellengroeperingen uit die landen die kans kregen zich op het Congolese grondgebied op te houden. Daar bereidden ze nieuwe aanvallen voor.104 Er zijn zelfs aanwijzingen dat vanuit de Congolese regering bepaalde rebellengroeperingen actief gesteund werden.105 Omgekeerd brachten deze rebellengroeperingen echter ook geweld en chaos naar de Congo. Om dit proces te stoppen, hebben een aantal landen uit de regio, met in de voorhoede Rwanda, eerst Mobutu verjaagd en daarna getracht Kabila senior af te zetten.106 Hoewel Rwanda het publiekelijk niet toegeeft, wordt bewezen geacht dat Rwanda, om dit doel te bereiken, middelen ter beschikking stelt aan Congolese rebellengroeperingen.107

Een andere reden, die niet minder belangrijk, maar wel recenter is, is het feit dat de regio economische winsten uit de Congo onttrekt. Zoals al eerder aangestipt, zit de Congo vol kostbaarheden als olie, diamanten en coltan. De omringende landen, waarvan Rwanda de meest volhardende is, exploiteren momenteel grote delen van die rijkdom voor eigen productie en export. Bij dit proces wordt gebruik gemaakt van een illegale economie, die heeft kunnen ontstaan door het voortdurende conflict en het daardoor ontbreken van een functionerende regering in de Congo. Het bestaan van deze illegale economie, en de enorme winsten die Rwanda, maar ook bijvoorbeeld Zimbabwe en Angola, onttrekken uit de Congo, maakt dat deze landen geen behoefte hebben aan een stabiele regering. En daarmee dus ook

101

Clark (ed.), African Stakes, 57.

102

René Lemarchand, „The tunnel at the end of the light‟, Review of African Political Economy 29 (2002) 394.

103

Onder andere in Clark (ed.), African stakes.

104

Clark (ed.), African Stakes, 27.

105

Christopher Clapham (ed.), African guerrillas (Oxford 1998) 138.

106

Clark (ed.), African stakes, 129.

107

(26)

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 26 niet aan vrede.108 Om de cirkel dan rond te maken: de rebellengroeperingen die nu in de Congo actief zijn, worden bovendien gefinancierd door de winsten die zijn gegenereerd uit Congolese grondstoffen.109 Dit zichzelf in stand houdende proces, zorgt voor diepe grieven bij de Congolese bevolking ten opzichte van de regio, wat weer tot meer conflict leidt.110

Tot slot genereren de conflicten in de Congo een bijna onaflatende stroom vluchtelingen naar de rest van de regio, die een economische en politieke last worden, niet in het minst omdat de vluchtelingenkampen weer zorgen voor een uitvalsbasis voor rebellengroeperingen. Omgekeerd zijn op het grondgebied van de Congo ook grote vluchtelingengemeenschappen, die een bedreiging vormen voor de omringende landen, zoals de Interahamwe.

De laatste factor, die van de diaspora, is namelijk uitermate van belang bij het bespreken van het Congolese conflict.111 De vluchtelingenstromen die tijdens elk nieuw oplaaiend conflict de grenzen over stromen, vormen aan de andere kant van die grenzen nieuwe gemeenschappen. Die gemeenschappen zijn zo groot, dat het lastig onderscheiden is of hun inwoners vluchtelingen zijn, of dat het wellicht gevluchte rebellen betreft. Vanuit de Congo zijn, zoals gezegd, vele rebellenbewegingen weer uitgevallen naar de omringende landen. Echter, de vraag is hier of het ook andersom gebeurt. Duidelijk is in elk geval dat een aantal belangrijke rebellenleiders, zoals Bemba en Wamba dia Wamba in Europa hebben gewoond, vanwaar ze een moment hebben afgewacht om de strijd aan te gaan.112 Verder zou de Rwandese en Oegandese steun aan Kabila, en daarna aan zijn tegenstanders, een voorbeeld van diasporasteun genoemd kunnen worden. Naast eerdergenoemde redenen heeft Rwanda namelijk naar eigen zeggen nog een belang in de DRC: het beschermen van de Banyamulenge, een Tutsi-bevolkingsgroep die in de Congo achtergesteld wordt.113

Het volgende analyseniveau dat de auteurs onderscheiden is dat van de staat. De eerste factor hierbinnen is het bestaan van scheidslijnen, op het gebied van etniciteit of religie.114 Op het Congolese grondgebied wonen meer dan tweehonderd verschillende bevolkingsgroepen. Het land is dus etnisch zeer divers. Een dergelijke diversiteit aan bevolkingsgroepen herbergt volgens de auteurs dan dus de mogelijkheid van conflictueuze relaties. Echter, of dat ook

108

Lemarchand, „The tunnel‟, 393-394.

109

Clark (ed.), African stakes, 26.

110

Lemarchand, „The tunnel‟, 395.

111

Miall e.a., Contemporary conflict resolution, 98.

112

Biografieën op Wikipedia, geraadpleegd via http://en.wikipedia.org/wiki/Ernest_Wamba_dia_Wamba en http://nl.wikipedia.org/wiki/Jean-Pierre_Bemba.

113

Clark (ed.), African stakes, 129.

114

(27)

Perspectief op vrede? Langdurig conflict in de Congo / 27 daadwerkelijk zo is, is lastig te toetsen: sentimenten zijn, vooral in ondemocratische samenlevingen, slecht te onderzoeken. Daarom is ervoor gekozen om naar de politieke verhoudingen te kijken. Mijn ervaring met onderzoek naar Afrikaanse samenlevingen heeft me namelijk geleerd dat wanneer de politieke elite zich langs etnische lijnen groepeert, de bevolking veelal haar voorbeeld volgt. Bovendien wordt het onderzoek uitgevoerd vanuit het gezichtspunt van de politieke wetenschappen, waardoor hiermee een goede methode gekozen wordt.

Vanaf de onafhankelijkheid is etniciteit voor de politieke elite in de Congo ook inderdaad altijd het middel geweest waarmee ze achterban hebben willen creëren. Hoewel diverse politieke leiders, zoals Lumumba, maar ook Mobutu en later Kabila, in hun retoriek een zekere ideologie tot uiting wilden brengen, hebben zij in hun daden altijd bepaalde bevolkingsgroepen bevoorrecht. Mobutu, bijvoorbeeld, omringde zich graag met stafleden die afkomstig waren uit zijn geboortestreek, en die tot de bevolkingsgroep Ngbandi behoorden.115 Laurent-Désiré Kabila deed hetzelfde. Joseph Kabila, die zijn vader opvolgde nadat die vermoord werd, volgt echter minder dit gebruik. Zijn entourage bestaat uit leden van verschillende bevolkingsgroepen en bevoordeelt er dus niet expliciet één. Echter, het omgekeerde gebeurt wel. Kabila benadeelt namelijk de bevolkingsgroep Banyamulenge (ofwel Tutsi‟s) door hen burgerrechten te onthouden en openlijk de vraag te stellen of deze bevolkingsgroep wel „echt Congolees‟ is.116

Daarom zijn het dus voornamelijk de Tutsi‟s in het oosten van het land die, in navolging van de situatie in Rwanda, hiervan het nadeel ondervinden. Het is dan ook niet verrassend dat de laatst opgestane rebellengroep, die van Laurent Nkunda, zegt de rechten van de Tutsi‟s te verdedigen.117

Een kanttekening die hierbij overigens wel gemaakt dient te worden, is dat de etnische scheidslijnen voornamelijk op elite- en politiek niveau zichtbaar zijn. Op bevolkingsniveau is etniciteit wel een factor van belang, maar minder een scheidslijn. Trefon e.a. bijvoorbeeld, benadrukken dan ook dat het nationale gevoel van de meeste Congolezen sterk is, hoewel men in de eerste plaats vanuit etniciteit redeneert.118 Een uitzondering op deze situatie bevindt zich in het grensgebied met Rwanda. Daar hebben de Rwandese Hutu-vluchtelingen die het land zijn binnengekomen na de genocide van 1994 de economische- en veiligheidssituatie namelijk

115

Gondola, The history of Congo, 141.

116

Clark (ed.), African stakes, 70.

117

Jeffrey Gettleman, „Rape epidemic raises trauma of Congo war‟, New York Times (Oktober 2007).

118

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Een nadere analyse waarin naast de in de vorige regressieanalyse genoemde controlevariabelen ook alle individuele campagne-elementen zijn meegenomen, laat zien dat

• In juni 1968 kon de Praagse Lente nog gezien worden als een keerpunt in de Koude oorlog, omdat het Tsjecho-Slowaakse communisme met een menselijk gezicht / de hervorming

Dur- ven we consequent te kiezen voor de waardigheid van de mens, voor een gastvrije samenleving waarin de zwakkeren niet worden uitge- sloten. Of vertrouwen we op de kracht van

1 tracht door een analyse van de centrale categorie van de sociologie, namelijk het positionele handelen, vast te stellen wat de oorzaken ' van het conflict zijn en in welke

- La présence du logo ou d’une mention publicitaire sur la page «Expositions» du site Internet du CIVA, ainsi que sur le dossier de presse à télécharger. Par ailleurs, un lien

[r]

Voor dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van poppen (zie de afbeelding) van mannelijke leeuwen die voorzien kunnen worden van manen van verschillende lengte en van