• No results found

1. Achtergrondgegevens zorgverlener  Wat is uw functie en waar werkt u?

 Heeft u daarnaast nog nevenfuncties die gerelateerd zijn aan LMD?  Hoe lang bent u al werkzaam als zorgverlener?

 Wat is uw leeftijd?

2. Vragen informatievoorziening en communicatie

 Kunt u vertellen welke informatie u gebruikt om uw patiënten in te lichten? [bijvoorbeeld folder NOG  thuisarts.nl]

 Hoe geeft u deze informatie? [mondeling/schriftelijk]

 Gebruikt u hiervoor de informatie volgens de NOG-richtlijn LMD of de NHG-standaard voor visusklachten? [indien niet: waarom niet]

o Wijkt de informatie die u geeft af van de NOG-richtlijn?

Wat vindt u van de aanbevelingen in de richtlijnen over voorlichten en samen beslissen? [indien nodig: richtlijn erbij pakken en vertellen wat erin staat; waarom vindt u dat?]

 Hoe ervaart u het geven van informatie aan patiënten? [vindt u dat u hiervoor voldoende tijd heeft? vindt u dat u hiervoor voldoende kennis heeft (met name gericht op preventie en revalidatie)? mist u hierin iets? wat zouden suggesties voor verbetering kunnen zijn?]

 Is de informatie die u geeft aan patiënten bij ieder gesprek hetzelfde? [indien niet: waar zijn de verschillen op gebaseerd?]

 Controleert u wel eens of patiënten informatie hebben begrepen of in herhaalconsulten, wat patiënten hebben onthouden? [hoe doet u dit? hoe ervaart u dit?]

 Zijn er momenten dat u deze informatie herhaalt bij dezelfde patiënt? [welke momenten zijn dit? welke informatie herhaalt u? hoe ervaart u dit?]

 In hoeverre informeert u de patiënt over:

o samen beslissen bij behandeling en diagnostiek

o voeding en preventie [voedingssupplementen, dieet en leefstijl (expliciet vragen naar roken)] o revalidatie ondersteuning en hulpmiddelen [beschikbaarheid van hulpmiddelen en

aanpassingen]

o prognose en toekomstperspectief

 Adviseert u de patiënt om bij alle afspraken een mantelzorger mee te nemen? [waarom wel/niet]  Wijst u op patiëntenverenigingen voor informatie of lotgenotencontact (Oogvereniging of

MaculaVereniging)? [waarom wel/niet]

[In de 2e lijn doorvragen op onderstaande gesprekken]

 Welke verschillende gesprekken voert u zoal en welke informatie geeft u hierbij? o Diagnosegesprek

 Over LMD, de reden voor afspraak ziekenhuis, die vorm van LMD (droog of nat), wat dit voor de patiënt kan betekenen, de behandeling (bij natte LMD) en geen behandeling (bij droge LMD), de voor- en nadelen van de behandeling (mogelijke bijwerkingen en

complicaties), de prognose, voeding en preventie, ondersteuning/hulpmiddelen, preventie voor het andere oog]

 Informatie over de onderzoek die uitgevoerd worden en wat ze inhouden o Gesprek over de toekomst (prognose)

 Wat de diagnose voor de patiënt kan betekenen? wat de diagnose voor het dagelijkse leven kan betekenen?

 Bespreekt u met de patiënt dat de patiënt van LMD meestal niet blind wordt? [waarom wel/niet, wat bespreekt u dan?]

 In hoeverre hebben patiënten volgens u behoefte om samen tot een behandelbeslissing te komen?

 Bespreekt u met de patiënt de verschillende medicamenten die worden gebruikt bij injecties? Bespreekt u daarbij dat volgens de richtlijn wordt gestart met een off-label middel (bevacizumab/Avastin®)?

 Vraagt u de patiënt om schriftelijke toestemming voor gebruik van dit (off-label) medicijn?

 Legt u dit zorgvuldig vast in het patiëntendossier (documenteren)?

 Verstrekt u volgende informatie (+ vraagt u om informed consent) voordat u start met de behandeling?:

 De aard en het doel van de behandeling;

 De te verwachten gevolgen en risico’s daarvan voor de gezondheid van de patiënt, aangevuld met extra informatie indien er een verhoogd risico is.

 Andere methoden van onderzoek of behandeling die in aanmerking komen.

 De gezondheidssituatie van de patiënt en diens vooruitzichten ter zake [gevolgen en eventuele bijwerkingen]

o Vervolgbehandeling (controle, bijstellen, stoppen)

 Geeft u uitleg over de alarmsymptomen van exsudatieve LMD en van mogelijke bijwerkingen en daarbij instructies direct contact op te nemen met de (dienstdoende) oogarts bij het optreden ervan? [hoe doet u dit? waarom wel/waarom niet? wanneer doet u dat?]

[In de 1e lijn doorvragen op onderstaande gesprekken]

 Welke verschillende gesprekken voert u zoal en welke informatie geeft u hierbij? o 1e gesprek over klachten

 Geeft u informatie over LMD, de behandeling (bij natte LMD) en geen behandeling (bij droge LMD)

 De prognose en het toekomstperspectief?

 Voeding en preventie (dieet, voedingssupplementen, leefstijl (roken)  Informeert u over de mogelijkheid voor ondersteuning/hulpmiddelen

 Wijst u op patiëntenverenigingen voor informatie of lotgenotencontact (Oogvereniging of MaculaVereniging)? [waarom wel/niet]

o De oogarts kan de LMD niet meer behandelen  Wat betekent dit voor de patiënt?

 Wat heeft iemand nodig om thuis te kunnen blijven wonen?

 Wanneer praat u hierover met patiënten? [waar is dat van afhankelijk?]

 Zijn er momenten dat u deze informatie herhaalt bij dezelfde patiënt? [welke momenten zijn dit?]

 Bespreek bij niet of moeilijk te corrigeren visusachteruitgang de beperkingen die de patiënt ervaart, eventuele veiligheidsaspecten in de werksituatie en de invloed op de

rijgeschiktheid?

 Verwijst u bij ernstige visuele beperking door naar ondersteuning, begeleiding en

revalidatie (revalidatiehulpmiddelen en praktische trainingen) naar een regionale instelling, zoals Visio of Bartiméus [waarom wel/niet]

 Wijst u op patiëntenverenigingen voor informatie of lotgenotencontact (Oogvereniging of MaculaVereniging)? [waarom wel/niet]

3. Vragen samen beslissen

 Wat verstaat u onder samen beslissen?  Hoe doet u dat in de praktijk?

 Tijdens welke gesprekken vindt er samen beslissen plaats?  Op welke aspecten vindt dit plaats en hoe?

 Zijn patiënten volgens u voldoende geïnformeerd om samen tot een behandelbeslissing te komen?

 In hoeverre hebben volgens u patiënten behoefte om samen tot een behandelbeslissing te komen? waarom?

 Zijn de patiënten in staat om tot een behandelbeslissing te komen? zo niet, wat zijn hiervoor (mogelijke) oorzaken? wat moet een patiënt doen/kunnen om samen beslissen mogelijk te maken?

 Vindt u dat patiënten voldoende geïnformeerd zijn om samen tot een behandelbeslissing te komen? waarom?

 Denkt u dat samen beslissen meerwaarde heeft bij (diagnosestelling) en behandeling van een LMD en zo ja, op welke aspecten? waarom wel/niet?

 Op welke aspecten binnen het zorgtraject vindt u samen beslissen van toepassing? 4. Vragen afstemming en verwijzing

 Naar welke specialismen verwijst u door?  Hoe vaak doet u dat?

 Hoe doet u dat? Hoe gaat dat in zijn werk? wat zijn uw ervaringen hiermee?  Wanneer in het zorgtraject doet u dat?

 Hoe ervaart u de afstemming tussen verschillende betrokken specialismen? o Wat zou volgens u beter kunnen in deze afstemming?

o Wat zijn hierin uw behoeftes?

 Hoe ervaart u de verwijzingen van patiënten naar gespecialiseerde organisaties ten behoeve van revalidatie en/of hulpmiddelen?

o Welke criteria of richtlijnen hanteert u hierbij? o [mits van toepassing] Welke problemen ervaart u? o Wat zou volgens u beter kunnen in deze verwijzingen? o Wat zijn hierin uw behoeftes?

 Wat is de reden/de hulpvraag waarmee patiënten worden verwezen naar gespecialiseerde organisaties of revalidatiecentra?

 Informeert u patiënten over de verwijzing? hoe doet u dit?

 Informeert u patiënten over het bestaan van patiëntenverenigingen en revalidatiecentra voor blinden en slechtzienden?

5. Vragen over begeleiding

 Hoe begeleidt u uw patiënt met LMD?

 Bespreekt u met de patiënt wat zijn wensen zijn en wat hij/zij nodig heeft? Afsluiting interview

‘We zijn aangekomen bij het einde van het interview. Heeft u tenslotte nog andere opmerkingen of aanvullingen over dit onderwerp?’

‘Wat kan beter, en hoe?’

Achtergrondkenmerken deelnemers