• No results found

Het dankbaar leven van den Christen

XXV. Toevlugt in verzoekingen

1.

Hier is het nog beproevingstijd, Hier leven wij nog steeds in strijd, Hier, waar de booze heimlijk loert, Het zwakke vleesch zich zelf vervoert, De kracht der zinnen lokt en trekt, En menig voorbeeld lust verwekt.

2.

Vaak nemen zonden d'overhand, En overstroomen 't gansche land; Wees op uw hoede, 't jongst gerigt Brengt al 't verborgen aan het licht; Wees door 't geloof altoos bereid, En bid met ernst om waakzaamheid.

3.

De wereld kleedt haar schaadlijk kwaad Voor 't oog somtijds in deugdsgewaad; Prijst ons 't genot des levens aan, Houdt vroomheid voor bedrog en waar; En wie verwacht standsvastigheid Van hem, die zelf graag wordt verleid.

4.

Mijn opzet is wel toetezien

Maar hoe zal 'k al dat kwaad ontvliên,

Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden

Daar ik gevaren bij gevaar, En strik bij strik, alom ontwaar? Mijn vijand dreigt aan alle zij'; Waar vlugt ik heen? waar berg ik mij?

5.

Gij, Jezus! moet ons hulp biên, Ik blijf vertrouwend op U zien; Ben ik niet een van uwe leên,

Uw broeder, Heer! uw vleesch en been? Verlaat mij niet in dezen stata,

Opdat ik U ook niet verlaat. 6.

'k Erken, 't geloof is zwak, maar Gij, Gij sterke Held! Gij staat mij bij, Ik weet, wat ik van U verwacht, Wat ik vermag door uwe kracht; Op U verlaat in allen nood

Mijn hart zich vast tot in den dood. 7.

Met U, o Heer! kan ik bestaan, Al zou de wereld zelfs vergaan; De huichlaar beev', de zondaar schrikk', Maar ik, ik vrees geen' oogenblik: Want hij, wiens toevlugt bij U is, Komt nimmer in verdoemenis.

8.

Gij zijt het dan, op wien ik hoop In 't moeilijk perk van mijnen loop, Tot daar de kroon in 't eind mij wacht, Waar naar mijn hart zoo hijgend smacht. Heer! sta in allen strijd mij bij,

Dat ik door U verwinnaar zij.

Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden

LXXVI. Om bijstand van Gods genade.

1.

Ik vind mij, Heer! zoo broos, zoo zwak van aard, Verleid, vervoerd, en van uw' weg geweken: Och help mij, Heer! der zonden boeijen breken,

Verbreek het juk, dat mij zoo zeer bezwaart. Och! breng mij weêr te regt door uw gena', Die is 't begin, de voortgang en het ende

Van 't pad des heils; al waar ik elders ga, Verzink ik, ach! nog dieper in ellende.

2.

Zoo uw gena' niet voor mij henen gaat,

Geen' aanvang maakt, niet wekt, niet meê wil werken, Niet bij mij blijft, wie zal mijn' arm dan sterken?

Helaas, mijn God! dan weet ik troost noch raad. Schenkt Gij geen licht, zoo kan mijn oog niet zien, En zie ik niet, wat goeds zal ik bedrijven?

Verlaat Gij mij, dan zal ik moeten vliên, En moet ik vliên, hoe zal ik bij U blijven?

3.

Uw goedheid werk' het willen en het doen, Zoo werk ik ook met vreezen en met beven, Gij zelf hebt mij uw' eigen' Zoon gegeven,

Gedenk o God! aan Hem en aan zijn' zoon; Gaaft Gij Hem niet om onzentwil ten dood? Wat hebben wij dan niet van U te wachten?

Ik weet, dat Gij geen' smeekeling verstoot: 't Gebroken hart zult Gij toch niet verachten.

4.

Dat uw gena' met zachte kracht mijn hart', Mijn ziel, mijn zin beweeg en buig' ten goede, In heil en ramp beschaduw' door uw hoede:

Zo sta ik pal in blijdschap en in smart.

Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden

Doe mij verstaan, hoe ver uw goedheid gaat, Wat Gij belooft, zoo krijg ik nieuwe krachten,

Dat sterkt mijn hart in onspoed en in smaad, Dat leert mij, U ter eer, mijn' pligt betrachten.

5.

Och! moge mijn pligt mij steeds ter harte gaan, En wordt die echt aan uwen wil gewogen, Laat mij ook dan voor uwe heilig' oogen,

Door uw gena', in Jezus bloed bestaan! Gij hebt uw hulp mij dikwijls aangeboôn, Gij zondt mij die zoo menigmaal van boven,

Verleen mij die nu weder in uw' Zoon, Zoo zal mijn hart, zoo zal mijn mond U loven.

LXXVII. Christen pligt.

1.

Waak, Christen! waak, blijf in 't geloof, Dat niemand u die kroon ontroov'. Gedraag u manlijk, wees kloekmoedig

In 's Heeren aanbevolen werk, Standvastig, onbeweeglijk, sterk, Volijverig, altijd overvloedig:

Uw arbeid zal in onzen Heer Niet ijdel wezen; Hem zij d'eer!

2.

Voeg, Christen! bij geloove deugd, Den fieren moed in smart en vreugd, Om steeds het kwaad te wederstreven;

Voeg bij de deugd een kloek verstand, Dat eigenzin en waan verbant; Bij kloek verstand een matig leven?

Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden

Voeg bij de matigheid geduld, Als God wil, dat gij lijden zult.

3.

Voeg bij geduld godzaligheid, Opdat, daar gij uw licht verspreidt, De menschen op uw voorbeeld staren;

Blijf, naar 't volmaakst en groot gebod, Met liefd' en eerbied jegens God, De broederlijke liefde paren,

En, met dien broederlijken zin, Ook d'algemeene menschenmin.

4.

O God! sta met uw' Geest ons bij, Opdat dit alles in ons zij,

Steeds meerder in ons word' bevonden; Dan zullen wij met waar gevoel Het heilig, U betaamlijk doel

Van 't groot verlossingswerk doorgronden, Och! dat ons zoo de jongste dag Niet ledig, niet onvruchtbaar zag.

5.

Dan, zoo geheiligd in 't gemoed, Zoo voor den hemel opgevoed, Dan zien w' ons rijkelijk beschoren

Den ingang in uw eeuwig rijk; O God! die zoo genadiglijk In Jezus ons hebt uitverkoren:

Hem zij de lof, door al 't geslacht, Hier en daar boven toegebragt!

Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden

LXXVIII. De ware Christen de beste burger

1.

Komt, Christnen! toont met woord en daad, Dat, wie de ware godsvrucht smaad, Een Christen zonder huichlarij Altijd de beste burger zij.

2.

Zich zijner roeping steeds bewust Werkt hij in zijnen kring met lust; Hij streeft naar grootheid, geld, of goed, Nooit hooger, dan hij streven moet.

3.

Zoo, vlijtig in zijn eigen werk,

Jaagt hij naar rang in Staat, noch Kerk; Wat God hem geev', of wat hij miss', Hij schaamt zich nooit het geen hij is.

4.

Erkentnis van Gods albestuur Dooft in hem al 't onedel vuur Van wrok, partijschap, vleijerij, Wie ook aan 't roer van zaken zij.

5.

Hij geeft gewillig schot en lot, Hij bidt voor 't heil des lands tot God; Getrouw, gehoorzaam aan 't gebied, Schendt hij zijn heilig' eeden niet.

6.

Of, roept hem God tot hooger staat, Om nut te doen met raad of daad, Dan is hij edel, deugdzaam, vrij, De steun en d'eer der maatschappij

Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden

7.

Zoo, Heiland! zijt Gij voorgegaan, Zoo hebt Gij zelf ons voorgedaan; Gij, die de Vorst der Vorsten waart, Werdt dienstknecht op uw eigen aard.

8.

O! dat uw voorbeeld elk en mij, Als mensch en burger, heilig zij; Dan wordt nooit, in den burgerstaat, Uw naam, om mijnentwil, gesmaad.

9.

Verheerlijkt op den troon van God Bestuurt Gij aller volken lot; En ord', en regt, en veiligheid Komt ons van U, door d'overheid.

10.

Mogt overheid en burger nu Eerbiedig bukken, Heer! voor U: Elk vreez' dien God, die 't gansch heelal Door U regtvaardig rigten zal.

11.

Zoo bidden w'U, voor wie regeert, Wie Regter is, wie Godsdienst leert, Zoo bidden w'U voor elken stand; Geef orde; heil zij 't vaderland!

Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden