• No results found

Van de Schepping en Voorzienigheid

XVI. Gods voorzienigheid

1. God is mijn lied,

Hij is de God der krachten;

Heer is zijn naam, groot zijn zijn werken t'achten, Het gansch heelal is zijn gebied.

2.

Hij spreekt als Heer, En wereldstelsels worden,

Hij spreekt als Heer, en uit zijn' stand en orden Keert alles tot zijn niet straks weêr.

Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden

3. Zijn kleed is 't licht,

En zijne keus de beste;

Hij heerscht als God, en zijnes zetels vaste Is op de trouw en 't regt gesticht.

4. Oneindig rijk,

Volzalig, nooit volprezen,

Voor d'eeuwen God, om eeuwig God te wezen, O Heer! wie is aan U gelijk?

5. 't Zij klein of groot

Op aard, in zee of hemel,

Hij kent het al, al hun gemengd gewemel, Wat is, of was ligt voor Hem bloot.

6. Om mij in 't rond

Schept Hij mij rust en zegen,

Hij geeft mij kracht en hulp op al mijn wegen, En mij, en u kent Hij gegrond.

7. Steeds aan mijn zij',

Waar ik mij ook begeve,

Waar ik omhoog, waar in de laagte zweve, Al waar ik ben, verzelt Hij mij.

8. Hij kent ons hart,

Ons wenschen, bidden, smachten,

Wat kwaad wij doen, wat goed wij ooit betrachten, En ijlt ter hulp in onze smart.

Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden

9. Hij woog mij af,

Wat mij zijn gunst wou geven,

Schreef in zijn boek, hoe lang ik hier zou leven, Lang, eer Hij mij het aanzijn gaf.

10. Niets, niets is 't mijn,

Maar alles Gods geschenken,

Mijn hart, o Heer! zal eeuwig aan U denken, Uw lof op mijne lippen zijn.

11. Wie kent de pracht,

Waar meê uw wondren pronken?

Elk stofje zelfs, dat G'aanzijn hebt geschonken, Verkondigt zijnes Scheppers magt.

12. In gras en halm,

Zien wij zijn wijsheid pralen;

Gij lacht, gij zee, gij velden, bergen, dalen, Gij zijt zijn loflied, gij zijn psalm.

13. Gij drenkt het land,

Schenkt blijdschap allerwegen,

En dag en nacht, en koorn en wijn, en zegen Ontvangen wij van uwe hand.

14. Valt hier op aard

Geen musch, dan met uw' wille,

Heer! dat mijn hart zich met dien troost dan stille, Dat d'eigen zorg ook mij bewaart.

Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden

15. Is God mijn schild,

Wil God mijn Redder wezen,

Wat heb ik dan met mijnen God te vreezen, Wat woede d'afgrond om mij spilt?

XVII. Gods voorzienigheid.

1.

Wie maar den goede God laat zorgen, En op Hem hoopt in 't bangst gevaar, Is bij Hem veilig en geborgen,

Dien redt Hij godlijk, wonderbaar: Wie op den hoogen God vertrouwt Heeft zeker op geen zand gebouwd.

2.

Wat baat ons al 't zwaarmoedig vreezen? Wat baat ons 't zuchten, wee en ach! Vergeefs zou al ons kermen wezen,

Al kermden w' ook den ganschen dag: De last des jammers, dien men draagt, Drukt maar te meer, hoe meer men klaagt.

3.

Men blijv' eerbiedig God verbeiden, En zwijg' den Heer ootmoedig stil; Hij zal ons naar zijn' raad geleiden,

't Is goed en heilig wat Hij wil; Vertrouw het aan zijn wijsheid vrij, Hij weet, wat elk het nuttigst zij.

Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden

4.

Zeg nimmer in uw droefenissen,

'De man, dien 't wel gaat, is Gods kind; Ik moet gewis zijn liefde missen,

Want voorspoed volgt dien God bemint.' Hoe donker hier Gods weg ook schijn', Hij toont eens, wie zijn kindren zijn.

5.

't Is ligt voor God, en wie zal 't wraken, Wie klagen over ongelijk,

Als hij den rijken arm wil maken, Of ook den armen groot en rijk? Ligt niet in 't geen ons treuren doet Voor ons de kiem van 't heilzaamst goed?

6.

Treed vrolijk voort op 's Heeren wegen, En neem uw' pligt getrouw in acht; 't Wordt eindlijk alles u ten zegen

Wanneer gij biddend daarop wacht: Wie steeds geloovig op Hem ziet, Begeeft, verlaat Hij eeuwig niet.

XVIII. Gods voorzienigheid.

1.

Wil, groote God! in onze lofgezangen Den diepen dank van nietig stof ontvangen,

't Welk Gij, zoo hoog zoo groot in majesteit, Bekroont met heil en goedertierenheid.

Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden

2.

Uw alziend oog aanschouwt ons in genade, Het slaat ons steeds alom naauwkeurig gade;

Terwijl uw gunst, waardoor al 't schepsel leeft, Ons leven, vreed en vreugd, ja alles geeft.

3.

Voor onze voet baant Gij ons effen wegen, Die Gij bestrooit met heil en milden zegen;

Dus leidt Gij ons, wat eer! met uwe hand, Vol liefd' en trouw, naar 't hemelsch vaderland.

4.

Nooit voelen wij de kleinste zielesmarte, De flaauwste wensch ontstaat nooit in ons harte,

Die Gij, zoo 't maar uw wijze liefde duldt, Niet straks geneest, of liefderijk vervult.

5.

Gij ziet de kracht, het woelen onzer lusten, Die ons zoo zeer, zoo menigmaal ontrusten,

Gij ziet het ook, hoe zeer dat kwaad ons smart, En kent den strijd daar tegen van ons hart.

6.

Gij weet, hoe graag wij naar uw voorschrift leefden, En naar het doel van onze roeping streefden,

En, welk een troost! als onze voet vertraagt, Dan voelen wij, dat uwe kracht ons schraagt.

7.

Voert Gij ons ooit in ongeval of lijden, Of geeft Gij ons een' zwaren strijd te strijden,

Gij schikt den strijd altoos naar onze kracht, En 't wordt ons heil, het geen men rampspoed dacht.

Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden

8.

't Bepaald getal van onze levensjaren Zult Gij ons, zelfs elk' oogenblik, bewaren;

Zoo staat het vast, dat nimmer ongeval, Of menschenhand ons leven korten zal.

9.

Zoo ziet Gij ons, zoo blijft Gij voor ons waken, Met eene trouw, die alles wel zal maken;

Zoo leidt Gij ons, zelfs door den grootsten nood, Tot aan, tot in, tot over graf en dood.

XIX. Gods voorzienigheid.

1.

O God! gelijk Gij ons het leven Ten regten tijdstip hebt gegeven

Met wijsheid, magt en menschenmin; Zoo telt Gij ook naauwkeurig d'uren, Hoe lang ons aanzijn hier zal duren,

Met wijsheid, magt en menschenmin. 2.

Wie, wie van alle menschenkindren Kan ooit uw' vrijen raad verhindren?

Geheel ons lot is in uw hand; Uw wenk doet, Heer! ons ademhalen, Uw wenk doet ons ten grave dalen,

Uw wil, uw raad houdt eeuwig stand.

Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden

3.

De maat van onze levensjaren, Van onze rampen en bezwarem,

Hebt Gij ons wijslijk toegedeeld; Uw tuchtigen was enkel liefde, En, waar de smart ons immer griefde,

Gij hebt die wonde weêr geheeld. 4.

Gij hebt, o albestierend' Koning! De plaats bestemd van ieders wooning,

Den kring, waarin hij werken moet, De maat bepaald dier zegeningen, Die wij uit uwe hand ontvingen;

En al, wat Gij bepaalt, is goed. 5.

Wat troonen zinken, Heer der heeren! Gij blijft in eeuwigheid regeren,

Uw is de kracht, de majesteit: 't Moet alles voor uw wenken bukken, Niets kan zich aan uw magt ontrukken;

Maar deze magt werkt zaligheid. 6.

O Vader! wat wij ooit bedoelen, Van U afhanklijk ons te voelen

Zij onze blijdschap hier beneên; Woudt G'altijd onzen wensch verhooren, Dan was 't geluk voor ons verloren:

Uw wijsheid kent ons heil alleen.

Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden

7.

Laat nimmer ons te dwaas begeeren, Dat G'onze dagen moogt vermeêren,

Noch jagend wenschen naar den dood: In uwe hand zijn w'altijd veilig,

Al wat Gij doet is wijs en heilig, En liefd' is al, wat Gij besloot.

8.

Leer ons dan steeds op U vertrouwen, Op uw bestelling hope bouwen,

Geef ons, dat wij den kostbren tijd Getrouw in uwen dienst besteden, Om door 't geloof Hem natetreden,

Door wien Gij onze Vader zijt. 9.

Zoo zal ons hart den dood verachten, En vrolijk op uw toekomst wachten:

Och! houd ons steeds voor U bereid; Zoo zij ons sterven, vroeg of spade, Om Jezus bloed, door uw genade,

Een ingaan in de zaligheid.