• No results found

Van de Schepping en Voorzienigheid

XIV. Lof des Scheppers

1.

O eindelooze Majesteit! W'aanbidden uwe heerlijkheid,

Zoo groot, als onbegonnen! Zijt Gij bedekt voor 't sterflijk oog, Uw naam gloeit aan den hemelboog

In duizend, duizend zonnen. O hemel, aarde, zee! hoe luid Roept gij uws Scheppers glorie uit!

In u zien Hem onz' oogen: Gij meldt een wijsheid, die niet feilt, Een liefde, die geen Engel peilt,

Een eeuwig alvermogen. 2.

Wie bragt, o licht' op 't enkel woord, 'Wees!' u uit zijne schatten voort,

Toen gij nog waart verborgen? O zon! wie teekend' u het spoor Door d'ongemeten ruimte voor,

En roept u elken morgen? O starren! die den donkren nacht Verheerlijkt door uw stille pracht,

Wien volgt gij op zijn wenken, En loopt en wendt in uwe vaart, Alle bendes die ten strijd geschaard,

Op 't woord huns veldheers zwenken?

Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden

3.

'God, God!' roept elk, 'ons wrocht zijn hand, Wij allen zijn van zijn verstand

Een enkele gedachte!' Dus juichen z'allen uwen lof, En wij, wij voelen ons in 't stof,

Oneindig'! uw geslachte. Wat nacht zich om ons henen stort', Een wijz' en liefdrijk' oorzaak wordt

Ook van den mensch geprezen. O stervling! hoe gij hier ook schreit, God riep u tot aanwezigheid,

Het doel moet godlijk wezen! 4.

Ja, groote Schepper van 't heelal! W'ontzonken door den diepsten val

Aan onzen eersten luister. De trekken van uw heerlijk beeld, Ons eens zoo glansrijk meêgedeeld,

Verzwolg een aaklig duister:

Maar in dien nacht van 't bangst verdriet Ontzonken w'aan uw liefde niet;

Wij durven wederkeeren, Daar w'U op een' genadetroon, Gegrond in 't bloed van uwen Zoon,

Ook als Herschepper eeren. 5.

Nog spreekt uw almagt: 'Er zij licht!' En nacht en duisternisse zwicht

In onze donkre harten, En onder eenen tranenvloed,

Dien 't waar berouw ons weenen doet, Klemt ons geluk uit smarten.

Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden

Dan zien w'in Jezus, onzen Heer, Is U den lieven Vader weêr,

Die alles heeft vergeven; En ons, door U ter deugd bereid, Door deze zigtbre schepping leidt

Tot een onsterflijk leven. 6.

Hoe blinkt in bloem, in gras, in kruid, Dan een weldadig' almagt uit,

Waarop wij veilig bouwen!

Hoe blinkt ons dan in zon en maandag En starren loutr' ontferming aan,

Die uitlokt tot vertrouwen!

Gij houdt wat G'eenmaal schiept in stand, En laat de werken uwer hand,

Oneindige! niet zinken.

Ook wij, een prooi des diepsten noods, Zien uit het lage stof des doods,

Een eedler schepping blinken. 7.

Hoe heerlijk zijn uw werken, Heer! U dank!, U loov!, U prijz!, U eer!,

Wat is, wat was of worde! Gij schept uit lijden hemelvreugd, Uit zond' een' hooger' trap van deugd,

En uit verwarring orde. O zaligheid van ons geslacht! Hoe zwijmt bij 't heil ons aangebragt,

Hier lof en dank te gader! In Adam door den dood geveld, In Jezus schooner weêr hersteld!

Lof, Halleluja, Vader!

Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden

XV. Lof des Scheppers.

1.

Hoe blinkt uw majesteit alom In 't onbegrensde heiligdom

Der schepping, eeuwig' Koning! Straalt ons bij nacht de hemel aan, Dan zien wij maan en sterren staan,

Als wachters voor uw wooning: Verlicht de zon ons oog bij dag, Zij leert ons, vrolijk met ontzag,

In haar uw licht aanschouwen; Zij is de spiegel, die ons 't beeld Van uwe volheid mededeelt,

En uitlokt tot vertrouwen. 2.

Bij 's werelds aanvang sprak uw mond: 'Het licht zij daar!' en 't was terstond,

De duisternis werd luister: Zoo zal eens 't heil ons toegezeid, Op uw bevel, met majesteit

Verrijzen uit het duister.

Laat, Heer! uw licht zijn' zachten gloed In ons verkleumd en stug gemoed,

Door levenswekking, toonen; Dan zal ons hart, dat U verwacht, In 't licht uws aanschijns, ook bij nacht,

Getroost en zeker woonen. 3.

In mensch en dier, in bloem en kruid Blinkt wijsheid en vermogen uit,

Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden

Uw liefde schept hun leven; Aan 't schepsel reikt Gij voedsel toe, En, nimmer ledig, nimmer moe',

Stelt Gij uw eer in 't geven: Dit predikt ons het gansch heelal, En zee, en woud, en berg, en dal; De stemmen vloeijen zamen; Zij roepen luide: wordt verlicht! En zeg, o mensch! met toeverzigt

Op Gods beloften, Amen. 4.

Nog heeft de schepping schooner' glans Voor ons, nu wij aan 's hemels trans

De wooningen aanschouwen Van Hem, die schuld om niet vergeeft, En daar als onze Vader leeft,

Aan wien w' ons lot betrouwen: 't Verhelderd oog zoekt nu alom, Om Jezus in dat heiligdom,

Door 't stil geloof, te vinden; Tot Hij ons zelf in heerlijkheid, Door 's hemels ruime velden, leidt

Als zijn verhoogde vrinden. 5.

De rijke, vrolijke natuur

Doe ons haar schoonheid, uur op uur, Vollediger bevatten;

Hoe meer zij ons den Schepper toont, Hoe meer zij onze vlijt beloont,

Hoe hooger wij haar schatten. Een zoon beschouwt zijns vaders magt, Zijn rijkdom, wijsheid, liefd' en pracht,

Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden

Met oogen nooit verzadigd; Hoe scherp beluistert hij die stem, Die van zijn' vader spreekt tot hem,

Zijns vaders eer verdadigt. 6.

Als wij in stroom of waterval, In zee, in storm, bij rots of dal Gods majesteit bewondren, Dan zwelt een traan in 't kinderoog; Ja, moedig hooren wij omhoog

Den God der eere dondren. Is Hij een God, die ons behoedt, Maar elken vijand vlugten doet

Als golven voor de winden; Dan is Hij 't ook, aan wien w' in nood, Ook in den strijd met hel en dood,

Een rots der eeuwen vinden. 7.

Vertoont ons worm, en rups, en mier, En vlieg, en mug, ja 't kleinste dier

Zijn wijz' en goede wetten; Dan stremt ons onze kleinheid niet, Om ons vertrouwen, bij verdriet

En leed, op Hem te zetten. In Jezus Christus zijn wij groot, Hij Midlaar, 's Vaders Troongenoot,

Verhoogd' ons tot zijn leden: Zou God, daar Hij zijn' Zoon bemint, Aan hun, die Hij in Hem bemint,

Zijn' rijkdom niet besteden?

Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden

8.

Laat eens de glans van zon en maandag Bij 's werelds avond ondergaan,

Ons zal geen licht ontbreken, Als 't Lam de kaars is daar omhoog: Daar zal eerst voor 't verhelderd oog De schepping zigtbaar spreken; Daar zal natuur op ieder blad, Dat zij op aard verzegeld had, Geheimen ons doen lezen. Hier is de wijsgeer slechts een kind; Maar die hier Jezus meest bemint,

Zal daar de wijste wezen.