Van de Schepping en Voorzienigheid
XXV. Onder rampen
1.
Geef, Jezus! dat ik in mijn' nood Op U altijd moog staren;
Wat leed blijft bij het leed nog groot, Dat U is wedervaren?
Daar bij is al mijn lijden klein, En Gij waart heilig, ik onrein,
Ik niets dan rampspoed waardig. 2.
Zou, met het oog tot U gewend, Mijn hart nog angstig klagen? Gij hebt van mijn verdiend' ellend
Den zwaren last gedragen.
Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden
Wat mij nog drukt, is weldaad, Heer! Het zuivert, heelt, maar doodt niet meer,
Geheiligd door uw lijden. 3.
Door U geleerd ken ik in God Den allerbesten vader, En ieder onspoed in mijn lot
Brengt mij zijn liefde nader; Hij leidt mij op door ramp en druk, Tot ware deugd en rein geluk:
Daar voor zal ik Hem danken. 4.
Zou ik, in 't prangen van mijn' nood, Den bittren heildrank schroomen, Daar gij door uw' verzoeningsdood
Het wrangst' aan hebt ontnomen? Neen, starend op dat liefdepand, Kus ik de vaderlijke hand,
In 't midden van mijn lijden. 5.
Mogt ik maar onder tegenheên In deugd en godsvrucht winnen, En U mijn' Leidsman hier beneên
Steeds vuriger beminnen!
Met U, wat zegt mij aardsch' ellend? Met U bereik ik 't zaligst end,
Met U blijf ik verwinnaar.
Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden
6.
Zoo juich ik midden in 't verdriet, Waar andren angstig vreezen. Mijn Vader! och verlaat mij niet,
Kastijd mij, waar 't moet wezen; Dat ik, voor eigenliefde doof, Aan uwe liefd' alleen geloov', En aan uw trouw, o Vader!
XXVI. Onder rampen.
1.
O Gij! die mijn ellende, Mijn bange dagen ziet, Tot wien ik d'oogen wende
In nachten van verdriet, Verhoor, o God! mijn smeeken,
Waar alles mij ontvlugt; Aanschouw de tranenbeken
Van 't hart, dat tot U zucht. 2.
Ach, Heer! waar straalt erbarmen, Waar lacht mij redding aan, Dan in uw Vaderarmen,
Die mij nog open staan? Mijn angst en al mijn zorgen,
De nood, die 't hart beknelt, Zijn niet voor U verborgen,
Die mijne tranen telt.
Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden
3.
Och! leer mij in mijn nooden Op U alleen te zien, Mijn' eigen' wil te dooden,
En d'uwen hulde biên. Toon mij bij al uw slagen,
Dat Gij nog vader zijt. Wat kan mijn hart niet dragen,
Zoo lang m'uw wil verblijdt? 4.
Ja, bron en steun mijns levens, Mijn Vader en mijn God! Uw liefd' en wijsheid tevens
Bestuurden steeds mijn lot. Wat rampen mij bestrijden,
Wat om mij zamenspant, De beker van mijn lijden
Komt van een vaderhand. 5.
Ook bij mijn bangste smarten Blijft G'op mijn heil bedacht; Gij plaagdet nooit van harten
Het menschelijk geslacht: Het leed, dat zelfs den boozen
Hier strekt tot tuchtiging, Werd door uw hand gekozen
Tot hun verbetering. 6.
Gij huwd' aan zonde smarte, Aan zeedlijk kwaad hier pijn, Opdat in 't eind hun harte
Er aan gespeend zou zijn.
Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden
Dan juichen z'om een lijden, Dat zoo veel heils verving, Daar Englen zich verblijden
Om hun verbetering. 7.
En zou dan 't hart versagen, Dat op uw' naam vertrouwt, Als 't onder uwe slagen
Een vaderhand aanschouwt? Zou ramp de hoop verhindren?
Van 't hart, aan U gewijd? Neen! 't zijn uw liefste kindren, Die Gij het meest kastijdt.
8.
Ja Vader, trouwe Vader! Reeds juichen hart en mond: Nooit was uw liefd' ons nader,
Dan toen G'ons lijden zondt. Wat ons hier nog verbeide,
Wij stellen 't in uw hand, En treên op uw geleide
Gerust naar 't vaderland.
XXVII. Onder rampen.
1.
Leer ons, Vader! U verbeiden, Volgen, waar Gij ons wilt leiden,
Steunen op uw trouw en magt, Psalmen zingen inden nacht,
Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden
Hooren, wat Gij ons wilt leeren, Uw bevel met daden eeren,
En, voor d'uitkomst willig blind, Stil zijn als 't gespeende kind.
2.
Leer ons warsch zijn van het zorgen Voor den naderenden morgen,
Bij het kwaad, dat ons ontmoet, Stil gelooven, God is goed: Biddend waken, moedig strijden, Needrig wachten, hopend lijden,
Vrolijk zijn met stil ontzag, Leer ons, Heer! dit elken dag.
XXVIII. Troost in twijfelmoedigheid.
1.
Moet gij steeds met onspoed strijden, Christen! treur niet om uw lot, Hulp ontbreekt u nooit in 't lijden: Moet gij steeds met onspoed strijden,
Wees te vreden met uw lot, O, uw Redder is uw God!
2.
Is de nood zoo hoog gerezen, Dat gij nergens uitkomst ziet, Nog hebt gij geen kwaad te vreezen: Is de nood zoo hoog gerezen,
Dat gij nergens uitkomst ziet, God, uw God vergeet u niet.
Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden
3.
Vest in bang' en droeve dagen Al uw hoop op Hem alleen, Schroom niet Hem om hulp te vragen: Vest in bang' en droeve dagen
Al uw hoop op Hem alleen, Hij kan helpen, Hij alleen.
4.
'k Weet zijn woord is Ja en Amen, Zijn beloften feilen niet, Nimmer zal Hij ons beschamen: 'k Weet zijn woord is Ja en Amen,
Zijn beloften feilen niet, Zalig hij, die tot Hem vliedt!
5.
Ja, in duizend bange stonden Heeft Hij steeds getroost, gered, Eeuwig wordt Hij trouw bevonden: Ja, in duizend bange stonden
Heeft Hij steeds getroost, gered Op het kinderlijk gebed.
6.
Weg dan met uw bange zorgen, Volg gehoorzaam zijn gebod, Vrees niet voor den dag van morgen, Laat Hem, uwen Vader, zorgen:
Volg gehoorzaam zijn gebod, Hij, uw Redder, is uw God.
Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden
XXIX. Danklied.
1.
Vloei nu, laat u niet bedwingen, Stille traan! voor God geschreid, Vloei nu, vloei nu onder 't zingen
Van het lied der dankbaarheid: Tot een eeuwig zalig leven Is mijn aanzijn mij gegeven;
'k Voel verrukt reeds hier beneên, Wat ik word' voor eeuwigheên.
2.
Elke dag geeft mij genoegen, Stof van danken ieder uur,
Zelfs de smart, die mij deed zwoegen, Wordt mij zegen op den duur: Ruischen in deez' dorre landen Ook geen bronnen door de zanden,
Heeft de nacht niet zelfs zijn licht, Schoon de zon schuilt voor 't gezigt
3.
Zijn niet alle mijne zinnen
Bronnen van vermaak voor mij? Elk geluk, dat wij gewinnen,
Wie verleent het ons, dan Gij? Hebt Gij, Heer! mij met het leven Deze zinnen niet gegeven,
Mij genot voor elke kracht, Als een vader, toegebragt?
Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden
4.
Heer! hoe vele blijde dagen Vloeiden zonder tegenheên, Zonder kommer, zonder klagen,
Als een klare beek daarheen! Kwelden m'immer leed of zorgen, 't Was slechts kort, en elken morgen,
Als mij uwe zon verheugt, Spelt ze mij vernieuwde vreugd.
5.
Wilt Gij, boven 't geen ik denken Boven 't geen ik bidden mag, Mij niet haav' en voedsel schenken, Komt Gij mij met uwen zegen Onverwacht niet telkens tegen,
Was U ooit gevaar te groo Waarin Gij geen' bijstand boo
6.
Van de velden, uit de stroomen, Uit de diepten van de zee, Uit de wolken, van de boomen
Deelt G' ons milden zegen meê; Jaren, maanden, dagen, stonden, Altijd, Vader! ondervonden
Wij uw liefde, wij uw magt: Eeuwig zij U eer gebragt!
7.
Maar wat weldaân ons omringen, Nog ontbreekt ons steeds, o smart! 't Wijs gebruik dier zegeningen,
Met een regt tevreden hart:
Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden
Daarom vlieten, daarom vloten Rijke bronnen, ongenoten,
Ons voorbij aan alle kant, Als een woudstroom in het zand.
8.
Veiligheid in onze landen, Orde, wet, en regt, en wacht, Deze sterke, vaste banden
Voor het menschelijk geslacht. Vrienden, die ons hart verblijden, Die ons troosten in ons lijden,
Raad en hulp, ja eindloos meer Hebben wij van U, o Heer!
9.
Hebt G' ons in dit droevig leven Reeds zoo veel geluk bereid; O! wat heil zult G'ons eens geven
In de zalig' eeuwigheid, Als w' aan 't einde van dit strijden,
Bij 't ontvangen van de kroon Uit de hand van uwen Zoon!
10.
Vloeit nu, laat u niet bedwingen, Stroomt nu onder 't lofgezang, Dat wij God ter eere zingen,
Vreugdetranen tot mijn' dank! Tot een eeuwig zalig leven Is mijn aanzijn mij gegeven:
'k Voel verrukt, in 't aardsche dal, Wat ik eeuwig worden zal.
Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden