• No results found

2. THEORETISCH KADER: ACCEPTATIE EN PERSOONLIJKHEID

3.4 Resultaten

3.4.4 Toetsen van de b-hypotheses

3.4.4.1 T-toets

Voor het toetsen van de b-hypotheses waarbij de onderzoeksgroep internal auditors wordt vergeleken met de normgroep hoogopgeleiden is de t-toets als meest geschikte statistische toets gekozen. Door middel van de onafhankelijke steekproef t-toets (independent sample t-test) zijn verschillen tussen populatie gemiddelden te meten. Dit past bij het huidige onderzoeksdesign, aangezien de resultaten van beide groepen worden vergeleken. Voor dit doeleinde is de t-toets zeer geschikt (Albright et al, 2009; Peck & Devore, 2008). De steekproeven voldoen aan de voorwaarden voor het gebruik van de t-toets:

- De omvang van beide steekproeven verschilt nauwelijks van elkaar (onderzoeksgroep internal auditors: N=312 en normgroep hoog opgeleide Nederlanders: N= 311).

- De omvang van de steekproeven is voldoende groot.

- De steekproeven zijn onafhankelijk en ze zijn op verschillende tijdstippen verkregen. - De varianties van beide steekproeven zijn in grote lijnen gelijk aan elkaar (Vennix, 2016).

Vennix (2016) berekende per big five element de verschilfactor tussen beide varianties, zie bijlage 7. De verschillen bleven beperkt tot een factor 1,52 wat ruim lager is dan een factor 2 tot 3 die Gochet en Verbiest (2007) als grenswaarde aangeven.

- Beide populaties (normgroep en onderzoeksgroep) zijn normaal verdeeld (voor de normgroep zie De Fruyt en Rolland, 2013; voor de onderzoeksgroep zie bijlage 8 voor histogramanalyse en Q-Q plot analyse).

Voor het testen van de b-hypotheses zijn de betrouwbaarheidsintervallen van 95% (α=0.05) en 99% (α=0.01) gehanteerd. Er zijn rechtseenzijdige en tweezijdige t-toetsen uitgevoerd voor de big five dimensies en voor de afzonderlijke onderliggende persoonlijkheidskenmerken. De rechtseenzijdige toetsen zijn losgelaten op de big five dimensies openheid voor ervaringen, consciëntieusheid,

altruïsme en neuroticisme/emotionele stabiliteit, aangezien de hypotheses voor deze dimensies zo zijn opgesteld dat de onderzoeksgroep hoger scoort dan de normgroep. Bij deze eenzijdige toets wordt de rechter overschrijdingskans getoetst. De hypothese van de dimensie extraversie stelt dat de

onderzoeksgroep niet afwijkt van de normgroep. Om deze reden is er voor deze dimensie gekozen voor een tweezijdige toets. Voor de onderliggende persoonlijkheidskenmerken zijn eveneens

tweezijdige t-toetsen gebruikt, aangezien hiervoor geen hypotheses zijn opgesteld. Door tweezijdig te toetsen kan gekeken worden of er in zijn algemeenheid sprake is van significante verschillen tussen beide groepen.

42

Big Five dimensies en onderliggende

persoonlijkheidskenmerken

Normgroep Internal auditors Uitkomsten t-toets

Gem. St. Dev. Gem. St. Dev.

Gemiddelde Type test T-

waarde B.I. 95% B.I. 99%

Openheid voor ervaringen 121,66 13,46 127,61 12,58 5,95 Rechtszijdig 5,70 Significant Significant

Creativiteit en

innovatiegerichtheid 25,79 4,07 27,41 3,62 1,62 Tweezijdig 5,24 Significant Significant

Intellectuele- versus

actieoriëntatie 35,05 5,51 36,83 5,23 1,78 Tweezijdig 4,15 Significant Significant

Zelfobservatie 25,73 3,57 26,24 3,09 0,51 Tweezijdig 1,92 Niet sign. Niet sign.

Openheid voor verandering 35,10 5,52 37,13 4,82 2,03 Tweezijdig 4,90 Significant Significant

Consciëntieusheid 101,09 14,55 106,44 11,81 5,35 Rechtszijdig 5,04 Significant Significant

Planmatigheid en organisatie 33,36 6,28 35,70 5,48 2,34 Tweezijdig 4,95 Significant Significant

Zelfdiscipline 34,95 6,04 37,13 5,03 2,18 Tweezijdig 4,89 Significant Significant

Prestatieoriëntatie 32,77 5,88 33,61 5,08 0,84 Tweezijdig 1,90 Niet sign. Niet sign.

Beheersing 33,50 5,08 35,81 4,54 2,31 Tweezijdig 6,00 Significant Significant

Proactiviteit 28,40 4,47 30,00 3,80 1,60 Tweezijdig 4,83 Significant Significant

Extraversie 104,54 14,46 107,16 13,61 2,62 Tweezijdig 2,33 Significant Niet sign.

Enthousiasme 25,81 4,23 25,42 4,37 -0,39 Tweezijdig -1,13 Niet sign. Niet sign.

Sociabiliteit 23,32 5,45 23,93 5,11 0,61 Tweezijdig 1,44 Niet sign. Niet sign.

Energie 33,09 4,92 34,44 4,31 1,35 Tweezijdig 3,63 Significant Significant

Assertiviteit 22,32 4,62 23,38 4,00 1,06 Tweezijdig 3,03 Significant Significant

Altruïsme (Agreeableness) 122,56 13,18 122,33 11,96 -0,23 Rechtszijdig -0,22 Niet sign. Niet sign.

Competitiviteit 30,63 5,69 30,17 5,17 -0,46 Tweezijdig -1,07 Niet sign. Niet sign.

Gerichtheid naar anderen 32,02 3,67 32,29 2,95 0,27 Tweezijdig 1,05 Niet sign. Niet sign.

Vertrouwen in anderen 37,01 5,44 37,49 5,00 0,48 Tweezijdig 1,14 Niet sign. Niet sign.

Inschikkelijkheid 24,16 5,75 22,71 5,26 -1,45 Tweezijdig -3,28 Significant Significant

Emotionele stabiliteit

(neuroticisme) 113,49 18,88 122,76 16,50 9,27 Rechtszijdig 6,52 Significant Significant

Sensitiviteit 27,41 6,70 24,19 5,99 -3,22 Tweezijdig -6,33 Significant Significant

Zelfvertrouwen 26,03 3,80 27,78 2,93 1,75 Tweezijdig 6,45 Significant Significant

Stressgevoeligheid 25,86 5,94 23,39 5,60 -2,47 Tweezijdig -5,35 Significant Significant

Frustratietolerantie 20,74 5,65 22,56 5,01 1,82 Tweezijdig 4,24 Significant Significant

N (normgroep) = 311, N (internal auditors) = 312, Vrijheidsgraden = 621

B.I. 95%, p < 0,05, T-waarde > 1,6473 (enkelzijdig rechts); T-waarde > 1,9638 (tweezijdig) B.I. 99%, p < 0,01, T-waarde > 2,3324 (enkelzijdig rechts); T-waarde > 2,5838 (tweezijdig)

Tabel 7. Uitkomsten t-toetsen (aangepast van Vennix, 2016).

De gegevens in tabel 7 laten zien dat de persoonlijkheid van de Nederlandse internal auditor op vier van de vijf big five dimensies significant verschilt van de normgroep hoogopgeleide Nederlanders (betrouwbaarheidsniveau 95%). De Nederlandse internal auditor staat meer open voor ervaringen, is consciëntieuzer, is meer extravert en is emotioneel stabieler dan de gemiddelde hoogopgeleide Nederlander. Beide groepen zijn even altruïstisch.

3.4.4.2 Hypothese openheid voor ervaringen

Voor de dimensie openheid voor ervaringen werd verwacht dat de onderzoeksgroep hier in hoge mate over beschikt (hypothese 1a: μauditors (openheid voor ervaringen) = hoog). Dit bleek inderdaad zo te zijn

43

Hypothese 1b: μauditors (openheid voor ervaringen) > μnormgroep (openheid voor ervaringen) Deze hypothese kan worden geaccepteerd, want voor beide betrouwbaarheidsniveaus (95% en 99%) scoort de onderzoeksgroep significant hoger dan de normgroep (p < 0,05 en p < 0,01). De

onderliggende persoonlijkheidskenmerken (Creativiteit en innovatiegerichtheid, Intellectuele- versus actie oriëntatie en Openheid voor verandering) laten, met uitzondering van Zelfobservatie, allemaal een significant verschil zien ten opzichte van de normgroep.

3.4.4.3 Hypothese consciëntieusheid

Zoals in tabel 7 is weergegeven, blijkt de Nederlandse internal auditor niet in hoge mate te beschikken over consciëntieusheid (score midden). Hypothese 2a: μauditors (consciëntieusheid) = hoog werd

daarmee verworpen. Vergeleken met de normgroep is de hypothese als volgt:

Hypothese 2b: μauditors (consciëntieusheid) > μnormgroep (consciëntieusheid)

Deze hypothese kan wel worden geaccepteerd. In vergelijking met de normgroep is te zien dat de Nederlandse internal auditor bovenmatig consciëntieus is. Er zijn significante verschillen aangetroffen voor beide betrouwbaarheidsniveaus. Dit zet het verwerpen van de a-hypothese in een ander daglicht. Het significante verschil tussen de auditor en de normgroep maakt duidelijk dat de internal auditor, in vergelijking met de normgroep relatief gezien wel over een hoge mate van consciëntieusheid beschikt. De internal auditors scoren significant hoger op de onderliggende persoonlijkheidskenmerken

Planmatigheid en organisatie en Zelfdiscipline. Voor Prestatieoriëntatie werd geen significant verschil aangetroffen.

3.4.4.4 Hypothese extraversie

Voor extraversie geldt dat de a-hypothese (μauditors (extraversie) = midden) is geaccepteerd. De

onderzoeksgroep bleek over een gemiddeld niveau van extraversie te beschikken. De hypothese in vergelijking met de normgroep is:

Hypothese 3b: μauditors (extraversie) = μnormgroep (extraversie)

Uit tabel 7 blijkt dat deze hypothese voor het betrouwbaarheidsinterval van 95% moet worden verworpen, omdat de onderzoeksgroep significant hoger scoort op extraversie dan de normgroep. Voor het betrouwbaarheidsinterval van 99% is het verschil echter niet significant. Uitgaande van het betrouwbaarheidsinterval van 95% is de Nederlandse internal auditor over het algemeen meer extravert dan de gemiddelde hoogopgeleide Nederlander.

Op twee van de vier onderliggende persoonlijkheidskenmerken scoren de internal auditors significant hoger dan de normgroep, namelijk op Energie en Assertiviteit. Voor Enthousiasme en Sociabiliteit geldt dat er geen verschil is tussen de groepen.

44

3.4.4.5 Hypothese altruïsme

De dimensie altruïsme werd als gunstig aangemerkt in het normprofiel, maar uit de eerste analyse bleek dat de Nederlandse internal auditor ‘slechts’ een gemiddelde score behaalt op dit

persoonlijkheidskenmerk. De a-hypothese (μauditors (altruïsme) = hoog) werd dus verworpen. De score

van de internal auditors afzettend tegen de normgroep, wordt het volgende beeld verwacht:

Hypothese 4b: μauditors (altruïsme) > μnormgroep (altruïsme)

Deze hypothese kan eveneens worden verworpen, zo blijkt uit de t-toets in tabel 7. De Nederlandse internal auditor scoort niet hoger dan de gemiddelde hoogopgeleide Nederlander.

Voor de onderliggende persoonlijkheidskenmerken Competitiviteit, Gerichtheid naar anderen en Vertrouwen in anderen geldt dat er geen verschillen zijn tussen beide groepen. Wel scoren internal auditors significant lager op Inschikkelijkheid, wat betekent dat zij minder inschikkelijk zijn dan de normgroep.

3.4.4.6 Hypothese neuroticisme/emotionele stabiliteit

Met betrekking tot de dimensie neuroticisme/emotionele stabiliteit werd ervan uitgegaan dat een hoge score op deze dimensie gunstig zou zijn voor een internal auditor (hypothese 5a: μauditors

(neuroticisme/emotionele stabiliteit) = hoog). Deze hypothese is verworpen omdat de

onderzoeksgroep een gemiddelde score in plaats van een hoge score bleek te hebben behaald. Vergeleken met de normgroep is de hypothese als volgt:

Hypothese 5b: μauditors (neuroticisme/emotionele stabiliteit) > μnormgroep (neuroticisme/emotionele stabiliteit)

Deze hypothese kan wel worden aangenomen aangezien de onderzoeksgroep significant hoger scoort dan de normgroep voor beide betrouwbaarheidsintervallen (zie tabel 7). Dit betekent dat de

Nederlandse internal auditor weliswaar gemiddeld emotioneel stabiel is, maar dat zij meer emotioneel stabiel zijn dan andere Nederlanders die hoogopgeleid zijn.

Op de onderliggende persoonlijkheidskenmerken zijn de verschillen tussen internal auditors en de normgroep significant. De auditors scoren hoger dan de normgroep op Zelfvertrouwen en

Frustratietolerantie en lager op Sensitiviteit en Stressgevoeligheid. Dit betekent dat internal auditors in hogere mate beschikken over zelfvertrouwen en een hogere frustratietolerantie bezitten. Ze zijn minder sensitief en minder stressgevoelig dan de normgroep.