• No results found

Tijdelijke omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan

Hoofdstuk 3. Theoretisch kader

3.3 Omgevingsvergunning

3.3.3. Tijdelijke omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan

Wabo en Bor

Zoals in subparagraaf 3.3.2.3te lezen was kan een aanvraag voor een omgevingsvergunning die in strijd met het bestemmingsplan is, toch verleend worden middels de buitenplanse afwijking (artikel 2.1 lid 1 sub c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3° Wabo). Naast deze mogelijkheid kan een aanvraag voor een omgevingsvergunning welke in strijd met het bestemmingsplan is, ook tijdelijk, voor

maximaal vijf jaar, verleend worden op grond van artikel 2.12 lid 2 Wabo jo. artikel 5.18 lid 1 Bor. Het dient dan te gaan om een activiteit voor een bepaalde termijn en de activiteit dient niet in strijd te zijn met een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast dient het op grond van artikel 5.18 lid 1 Bor te gaan om een tijdelijke behoefte. Uit jurisprudentie is gebleken dat het bevoegd gezag aan de hand van concrete gegevens dient te bepalen of er sprake is van een tijdelijke behoefte die maximaal vijf jaar bedraagt.194 De omgevingsvergunning voor een tijdelijke afwijking wordt voorbereid met afdeling 3.4 Awb, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure.195

191

ABRvS 13 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2249.

192

Kamerstukken II 2013/14, 33962, nr. 3, p. 572-573 (MvT).

193

Kamerstukken II 2013/14, 33962, nr. 3, p. 574-575 (MvT).

194

ABRvS 27 december 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY7296.

195

50 Besluit pChw, pChw en Bor

Bovenstaande is sinds 1 november 2014 niet meer van toepassing op aanvragen die op grond van artikel 5.18 Bor voorzien in een tijdelijke behoefte. Dit komt omdat per 1 november 2014 het Besluit permanent maken van de Crisis- en herstelwet (hierna: Besluit pChw) in werking is getreden. Het Besluit pChw is een uitwerking van de op 23 april 2013 gedeeltelijk in werking getreden wet tot het permanent maken van de Crisis- en herstelwet (hierna: pChw). Door de invoering van het Besluit pChw is de tijdelijke afwijkingsvergunning van artikel 2.12 lid 2 Wabo jo. artikel 5.18 Bor komen te vervallen. De pChw voorziet in het vervallen van voorgenoemde afwijkingsmogelijkheid door aan artikel 4 bijlage II Bor (kruimelregeling) een elfde lid toe te voegen. Artikel 4 aanhef en lid 11 bijlage II Bor luidt op dit moment als volgt:

‘Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking: ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar.196

Artikel 4 aanhef en lid 11 bijlage II Bor dient in samenhang met artikel 2.23 Wabo gelezen te worden. Op grond van artikel 2.23 Wabo is het mogelijk dat de omgevingsvergunning voor een afwijking zowel voor permanent planologisch strijdig gebruik als voor tijdelijk planologisch strijdig gebruik kan worden verleend. Uit het voorstaande blijkt dus dat een omgevingsvergunning voor het afwijken ook verleend kan worden voor permanent planologisch strijdig gebruik en niet meer alleen voor tijdelijk planologisch strijdig gebruik, zoals onder artikel 5.18 lid 1 Bor het geval was.197

In een omgevingsvergunning voor tijdelijk planologisch strijdig gebruik kan een concrete termijn worden opgenomen of een termijn die afhankelijk wordt gesteld van een bepaalde omstandigheid of een termijn die afhankelijk is van het voordoen van een bepaald voorval of gebeurtenis. Wanneer het gaat om een omgevingsvergunning met een concrete termijn, kan die termijn door het bevoegd gezag te allen tijde worden verlengd of het bevoegd gezag verleent voor het strijdige planologische gebruik opnieuw een omgevingsvergunning. Het bevoegd gezag kan van die mogelijkheid gebruik maken, zolang de maximale termijn van tien jaar niet wordt overschreden. Wanneer van

voorgenoemde mogelijkheid gebruik wordt gemaakt door het bevoegd gezag, worden er, aldus het artikelsgewijs commentaar bij het gewijzigde artikel 5.18 Bor, zwaardere eisen gesteld aan de motivering. Daarnaast kan het bevoegd gezag ook het planologisch strijdig gebruik in het bestemmingsplan inpassen en daarmee het strijdige gebruik toelaatbaar achten.198

Aan het wel of niet verlenen van de omgevingsvergunning ligt niet langer ten grondslag dat het aannemelijk dient te zijn dat er na de gegeven termijn in het geheel geen behoefte meer bestaat aan de activiteit. In plaats daarvan ligt aan het wel of niet verlenen van de omgevingsvergunning ten grondslag dat het slechts feitelijk mogelijk en aannemelijk dient te zijn dat de activiteit zonder onomkeerbare gevolgen kan worden beëindigd. Op grond van artikel 2.23a lid 1 Wabo hoeft in de omgevingsvergunning niet langer de verplichting opgenomen te worden dat de vergunninghouder de situatie in oude toestand herstelt. Reden hiervoor is dat wanneer de situatie niet na afloop van de termijn in de oude toestand is hersteld, de activiteit in strijd is met het geldende bestemmingsplan. Tegen dit planologisch strijdig gebruik kan het bevoegd gezag handhavend optreden. Lid 2 van artikel 2.23a Wabo geeft daarentegen aan dat voor de activiteiten die in artikel 5.16 Bor zijn genoemd, in de omgevingsvergunning opgenomen dient te worden dat na het verstreken van de termijn de situatie in de oude toestand hersteld dient te worden. De maximale duur voor het in stand laten van het tijdelijk planologisch strijdig gebruik bedraagt tien jaar. Voor het planologisch strijdig gebruik, zowel

196

J.C. van Oosten, ‘Bouwrecht, Het Besluit pChw nader beschouwd: meer mogelijkheden, meer vragen’, BR 2015/3.

197

Stb. 2014, 333.

198

51 permanent als tijdelijk, wordt de reguliere voorbereidingsprocedure doorlopen, in plaats van de uitgebreide procedure.199

Wanneer een omgevingsvergunning voor permanent planologisch strijdig gebruik is verleend, dient het omgevingsplan uiterlijk vijf jaar na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning in overeenstemming met die omgevingsvergunning te worden gebracht (artikel 4.17 wetsvoorstel Omgevingswet). Deze bepaling gold in eerste instantie ook in de Invoeringswet Wabo en de daarmee samenhangende aanpassing van de Wro. Binnen één jaar na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning moest de omgevingsvergunning ingepast worden in het bestemmingsplan. Deze bepaling is door de invoering van de Crisis- en herstelwet uiteindelijk niet opgenomen in de Wabo.200

Het wetsvoorstel Omgevingswet kent geen inhoudelijke bepalingen omtrent de omgevingsvergunning voor het tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan. Conclusie

Op grond van artikel 2.23 Wabo jo. artikel 4 aanhef en lid 11 bijlage II Bor kan een

omgevingsvergunning worden verleend voor zowel permanent planologisch strijdig gebruik als tijdelijk planologisch strijdig gebruik. De grondslag voor de verlening van een omgevingsvergunning voor tijdelijk planologisch strijdig gebruik is, dat het slechts feitelijk mogelijk en aannemelijk dient te zijn dat de activiteit zonder onomkeerbare gevolgen kan worden beëindigd. In de af te geven omgevingsvergunning kan een concrete termijn worden opgenomen of een termijn die afhankelijk wordt gesteld van een bepaalde omstandigheid of een termijn die afhankelijk is van het voordoen van een bepaald voorval of gebeurtenis. De maximale duur voor het in stand laten van het tijdelijk planologisch strijdig gebruik bedraagt tien jaar. Voor het planologisch strijdig gebruik, zowel permanent als tijdelijk, wordt de reguliere voorbereidingsprocedure doorlopen, in plaats van de uitgebreide procedure. Wanneer een omgevingsvergunning voor permanent planologisch strijdig gebruik wordt afgegeven, dient het omgevingsplan uiterlijk vijf jaar na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning in overeenstemming met die vergunning te worden gebracht.