• No results found

Hoofdstuk 3: Methode

5.2 Onderzoeksvraag twee en drie

5.2.2 Thema structuur en voorspelbaarheid

behoefte aan vaste patronen en duidelijkheid. Door structuur wordt de cliënt overzicht en duidelijkheid geboden (Van der Veer & Steenman, 2014). Bijvoorbeeld door het aanbieden van opdrachten in kleine stapjes biedt je als begeleider vaste patronen en duidelijkheid aan de cliënt (Timmers-Huigens, 2005). Een belangrijk element van het structuur bieden is het werken met ondersteunende communicatie en het werken met visualisatie passend bij de cliënt (Koeleman, 2008). Door het bieden van structuur in de omgeving, dag en de begeleiding weet de cliënt waar hij aan toe is, ervaart hij duidelijkheid en voelt hij zich veilig (Van Kouwen, Veenstra, & Twint, 2014; Vonk & Hosmar, 2009). Onvoldoende structuur in het dagelijks leven kan leiden tot onveiligheid en gevoel van onduidelijkheid bij de cliënt (Van Kouwen, Veenstra & Twint, 2014).

Structuur zorgt voor voorspelbaarheid, waardoor cliënten zich kunnen instellen op situaties en kunnen reageren op de omgeving. Associatiereeksen kunnen door de begeleider ingezet worden, zodat cliënten steun en houvast ervaren en tevens de voorspelbaarheid van het dagelijks leven wordt bevorderd (Timmers-Huigens, 2005). Associatiereeksen zijn ketens van enkelvoudige verbanden die vanuit herhaalde ervaringen een vast patroon krijgen in het leven van de cliënt. Vaste patronen kunnen verwerkt worden in het dagprogramma van de cliënt, waarbij sprake is van afwisseling tussen inspannende en ontspannende activiteiten (Hermsen, Keukens & van der Meer, 2008). Door gebruik te maken van vaste volgordes herkent de cliënt de structuur en ervaart de cliënt regelmaat in het leven. Dit hebben cliënten nodig om adequaat te functioneren en overzicht te behouden in het leven (Haspels & Geeraets, 2014).

Het is van belang dat de structuur en voorspelbaarheid afgestemd wordt op het niveau van de cliënt (Van de Siepkamp, 2014). Pictogrammen kunnen ingezet worden, maar tevens kan de begeleider kijken hoe de cliënt zelf voor overzicht en structuur kan zorg in zijn leven, bijvoorbeeld met behulp van rituelen, routines en herhaalgedrag (Kraijer, 2002). Wanneer cliënten behoefte hebben om af te wijken van de structuur dient dit mogelijk te zijn (Van de Siepkamp, 2014).

5.2.2.1 Stellingen op organisatieniveau.

Stelling 1. De organisatie schept voldoende voorwaarden waarbinnen de begeleiding structuur aan de cliënt kan bieden. De focusgroepen hebben geen feedback geleverd op deze stelling.

Daarom wordt deze stelling als onderschreven en compleet beschouwd door zowel de literatuur en als de praktijk. De stelling wordt echter wel aangepast om de continuïteit in de bewoording van de stellingen te bevorderen: de organisatie schept voldoende voorwaarden waarbinnen de begeleiding structuur en voorspelbaarheid aan de cliënt kan bieden.

Stelling 2. De organisatie speelt informatie door aan het systeem over veranderingen die voor een veranderende structuur van de cliënt zorgen (bijvoorbeeld veranderende openingstijden, verbouwingen, nieuwe buschauffeurs etc.).Kleine veranderingen in de omgeving kunnen bij een cliënt tot gedragsverandering leiden (Oonk & Parmentier, 2014). Hier dient rekeningen mee te worden gehouden. Uit de feedback van de focusgroep kwam naar voren dat voorafgaand aan veranderingen voldoende tijd dient te zijn voor het systeem om cliënten op die veranderingen te kunnen voorbereiden. De woorden ‘op tijd’ zijn daarom toegevoegd aan de stelling: de organisatie speelt informatie over veranderingen die voor een veranderende structuur van de cliënt zorgen op tijd (passend bij de cliënt) door aan het systeem (bijvoorbeeld veranderende openingstijden, verbouwingen, nieuwe buschauffeurs etc.).

Stelling 3. De organisatie stelt cursussen beschikbaar over de noodzaak voor voorspelbaarheid en structuur bij de cliënten en/of bepaalde ziektebeelden/niveaus van functioneren.

De focusgroepen hebben geen feedback geleverd op deze stelling. Daarom wordt deze stelling als onderschreven en compleet beschouwd door zowel de literatuur en als de praktijk. De stelling zal worden opgenomen in het nieuwe thema ‘Kennis en Ontwikkeling.’ De stelling wordt echter wel

aangepast om de continuïteit in de bewoording van de stellingen te bevorderen: de organisatie biedt scholing aan over de noodzaak van structuur en voorspelbaarheid bij cliënten met bepaalde ziektebeelden en/of niveaus van functioneren.

Stelling 4. De organisatie zorgt ervoor dat cliënten geen last hebben van veranderingen binnen de organisatie. De oorspronkelijke stelling bevat de woorden ’geen last hebben van

veranderingen’. Dit geeft de stelling een negatieve klank. Aangezien eigen regie belangrijk is binnen het burgerschapsmodel, waarbij de cliënt zoveel mogelijk invloed op zijn leven dient te krijgen, wordt in de aangepaste stelling gesproken van het meenemen van de cliënt in veranderingen. Op deze wijze kunnen zij invloed uitoefenen op veranderingen en besluiten binnen de zorgorganisatie die zijn/haar positie als cliënt aangaan (VGN, 2013). De stelling wordt aangepast: de organisatie betrekt de cliënten bij veranderingen binnen de organisatie die hen aangaan.

5.2.2.2 Stellingen op maatschappijniveau.

Stelling 1. De maatschappij biedt voldoende faciliteiten om structuur aan de cliënt te bieden.

Structuur in de omgeving is voor cliënten essentieel in het gevoel van veiligheid dat zij ervaren. Onvoldoende structuur in het dagelijks leven kan leiden tot gevoelens van onduidelijkheid bij de cliënt (Van Kouwen, Veenstra & Twint, 2014; Hermsen, Keukens & Van der Meer, 2008). Structuur kan geboden worden met behulp van ondersteunende communicatie en visualisatie, zoals pictogrammen. De gehandicaptenzorg dient gericht te zijn op het bevorderen van de zelfstandigheid van mensen met een verstandelijke beperking. Het verstrekken van begrijpelijke informatie kan de hulp die cliënten nodig hebben beperken en hun zelfstandigheid bevorderen (Woittiez et al., 2014). Voorbeelden hiervan zijn de aanwezigheid van pictogrammen in de supermarkt, een begrijpelijke uitleg over hoe te stemmen bij een stembureau en het gebruiken van de ov-chipkaart. Uit de feedback van de focusgroep bleek dat de stelling niet duidelijk was. Een participant merkte op dat de oorspronkelijke stelling neerkomt op het leven begrijpelijker maken en het meer kunnen overzien. De verwoording van de stelling is daarom aangepast en voorzien van voorbeelden: de maatschappij biedt voldoende faciliteiten zodat de cliënt de omgeving kan begrijpen en overzien om participatie mogelijk te maken (bijvoorbeeld het begrijpelijk maken van een ov-chipkaart gebruiken of stemmen op het stembureau).