• No results found

Bij terugkomst in Nederland richtte hij samen met Kees een architectenbureau op aan de Keizersgracht 498. In 1938 verhuisden ze naar de Keizersgracht 462, naar een pand waar Paul Guermonprez en Hajo Rose – beiden oud-studiegenoten van de broers Van der Linden aan het Bauhaus – een jaar eerder hun reclamebureau CO-OP II hadden gevestigd. Uit verschillende documenten blijkt dat er sprake was van een nauwe samenwerking tussen de twee bureaus.102 Jan werkte lang als businessmanager voor CO-OP II, terwijl Rose foto’s maakte voor het architectenbureau van de gebroeders Van der Linden. Dat het Bauhaus nog onder de jonge architecten leefde, blijkt uit de verschillende exposities van oud-Bauhausstudenten die Jan in zijn atelierwoning aan de Zomerdijkstraat organiseerde.103 Na enkele jaren met Jan samengewerkt te hebben, trok Kees zich al snel terug als architect om vanaf 1938 les te gaan geven aan een vrije school. Later gaf hij lessen in antroposofie aan de Academie voor Bouwkunst in Amsterdam.104

Van 1940 tot en met 1955 was Jan van der Linden naast architect secretaris van architectengenootschap Architectura & Amicitia. Evenals de voorzitter en de penningmeester weigerde hij

98 LINX, T454/ LINX1.4

99 LINX110484471, LINX0114, D163 Correspondent L.C. van Heukelom 1945 100 Linden, 1993 p.6

101 LINX1.12/LINX1.13/LINX, D102 102 LINX.110484471, LINX0113, D145 103 Bax 1991 p.84

in de oorlog tot de Kulturkamer toe te treden, waarna het hem door de nationaalsocialisten onmogelijk werd gemaakt om te bouwen.105 Gedurende de oorlog ging hij wel door met de inrichting van interieurs van winkels en woonhuizen tot hij eind mei 1944 gevangengenomen werd aan de Weteringschans en vervolgens werd overgeplaatst naar Amersfoort. Na bijna vier maanden kwam hij op Dolle Dinsdag met geluk vrij, maar daarna was hij genoodzaakt om tot het einde van de oorlog onder te duiken, zoals blijkt uit het dagboek dat Ernee ’t Hooft – met wie hij in 1945 trouwde – tijdens de oorlog bijhield. “Ravage

Keizersgracht 462”, noteert Ernee op 30 mei 1945 in haar dagboek.106 Na de oorlog bleek het

architectenbureau volledig geplunderd te zijn, waardoor het Jan in de daaropvolgende jaren veel tijd koste om alles weer op te bouwen en zijn werk als architect voort te kunnen zetten.107

Toch wist Jan na de oorlog de draad in Nederland weer op te pakken. Hij opende een tweede bureau aan de Herengracht 276. De exacte datum van de opening van het bureau is niet bekend, maar uit zijn archief is op te maken dat hij vanaf 1950 vanaf dit adres opdrachten uitvoerde. Niet veel later, in 1952, opende hij nog een bureau aan de Boezemsingel in Rotterdam met Adriaan Overeijnder.108 In de jaren vijftig en zestig kreeg hij veel opdrachten voor woningen, maar ook voor hotels, fabrieken en winkels. Daarnaast organiseerde hij na de oorlog bijeenkomsten in het Maarten Maartenshuis in Maarn, waardoor hij in contact kwam met veel collega-architecten zoals Van Eesteren, Granpré Moliere Kloos, Merkelbach, Mulder en Oud.109

Dat het oeuvre van Jan van der Linden grotendeels uit particuliere opdrachten bestaat, komt waarschijnlijk door een gebrek aan sociale opdrachten, zoals Jan het in een brief aan Henk Brugmans benoemde, voor wie hij graag de opdracht voor een jeugdhuis in Katwijk wilde uitvoeren. In die brief gaf hij aan naast een verbouwing – voor een antroposofische gemeenschap – in Duitsland en een kindertehuis in Chili, meer sociale opdrachten te willen krijgen.110 Later gaf hij in een brief aan de heer H.W.A. Voorhoeve uit 1947 opnieuw aan meer sociale opdrachten uit te willen voeren, nu met betrekking tot een opdracht voor de stichting Jeugd en Natuur te Voorburg.111

Jan is na zijn betrokkenheid bij de woningbouwprojecten voor Hilberseimer nooit meer betrokken geweest bij volkshuisvestingsprojecten. Toch blijkt uit een artikel dat hij in zijn functie als secretaris van Architectura & Amicitia voor Forum schreef, dat hij de principes van het Bauhaus nog niet vergeten was. In het artikel spreekt hij zijn zorgen uit over de kwaliteit van de sociale huur na de oorlog en benadrukt hij dat iedereen het recht zou moeten hebben op betaalbare degelijke woningen, een standpunt dat sterk

105 Linden 1993 p.33

106 RKD, Den Haag, archief Ernee van der Linden-‘t Hooft, inv.nr 1 107 LINX.110484471, LINX0114, D164 Correspondent Y. Kranenburg 1945 108 Linden 1993 p.20

109 Linden 1993 p.33

110 LINX.110484471, LINX0114, D167

overeenkomt met dat van Ludwig Hilberseimer, van wie hij aan het Bauhaus les kreeg.112 Wel heeft hij in de jaren zestig een aantal ouderenwoningen voor de Nederlandse Centrale voor Huisvesting van Bejaarden ontworpen in Soest, Amsterdam en Zandvoort.113 Aan het einde van zijn carrière verschoof het zwaartepunt van zijn opdrachten naar publieke gebouwen. Zo ontwierp hij schouwburgen, hotels, scholen en clubgebouwen.114

In 1959 pachtten Jan en Ernee een poortgebouw van een kasteel in Amerongen dat tijdens de oorlog in een bombardement verloren was gegaan. Jan verbouwde het poortgebouw tot woonhuis, waarin hij met Ernee tot zijn dood in 1993 heeft gewoond.115 In 1966 richtte hij op zestigjarige leeftijd samen met Ernee de antroposofische Iona Stichting op in zijn voormalige bureau aan de Herengracht, waarna hij nog maar zelden als architect werkte. Hij vond dat men met 60 jaar nog een kans had om een nieuw leven te beginnen, zoals hij zelf in zijn overzichtspublicatie uit 1993 formuleerde. Wel was hij na het beëindigen van zijn carrière als architect nog meerdere keren betrokken bij bouwcommissies.116

112 Linden 1950 p.438 113 LINX.110484388 114 Linden 1993

115 RKD, Den Haag, archief Ernee van der Linden-‘t Hooft, inv.nr 4 116 Linden 1993 p.32

DEEL 2

WOONHUIZEN

Afb. 5.2 Schaapskooi Afb. 5.4 Plattegrond landhuis Epe, bovenverdieping Afb. 5.1 Landhuis Epe, gezien vanuit het Zuiden

Hoofdstuk 5. Een antroposofisch landhuis:

Epe, 1934-1935

In 1934, toen Jan nog in Chili was, ontving hij de opdracht om een klein landhuis met garage en veranda in Epe te ontwerpen voor de familie Boeke.117 Het huis zou de functie van een buitenhuis krijgen. Uit de correspondentie met de opdrachtgever blijkt dat Jan werd aangeraden door bekenden van de familie, maar dat men nog twijfelde om de opdracht aan een familielid te geven. Professor Boeke twijfelde vooral over de ervaring die Jan te kort zou kunnen komen als jonge architect met beperkte ervaring in Nederland.118 Op 1 november 1934 ontving Jan een brief van Jan Boeke, de zoon van professor Boeke, waarin stond dat de familie had besloten hem toch de opdracht te geven. Na Jan gefeliciteerd te hebben met de opdracht kwam hij gelijk ter zake. De familie had al een mooie locatie aan de bosrand gevonden en was tot een plan van eisen gekomen waarvan ze Jan direct op de hoogte stelde:

Beste Jan, dit onsamenhangend geheel van voorwaarden is in de loop van een interview

ontstaan.119 Boven de garderobe, de badkamer. Boven grote kamer, grote slaapkamer en

studeerkamer, 4 kleine slaapkamers, meidenslaapkamer, met in elk een kast, opklapbed en vaste wastafel. De meidenslaapkamer zo mogelijk in verbinding met de bijkeuken. Vaste kasten in iedere slaapkamer, eetkamer, keuken, grote kamer en verder waar mogelijk.

Spouwmuren, dubbele ramen, degelijk, eenvoudig, praktisch, zakelijk. Goede ruimtelijke verhoudingen, geen architecturale fraaiigheden. Oervorm schaapskooi. Indien mogelijk beneden ƒ7500. Goede isolatie, warm huis. Stenen vloer, er moet een kelder zijn, ook centrale verwarming. Indien niet te duur stalen ramen, deuren, vloeren met weinig onderhoud, toch warm. Waterleiding uit tank op zolder. Badkamer is een douchekamer, zonder bad, met wc. […] Het is van veel waarde dat je een, vooral praktisch en technisch goed plan stuurt. Vader en moeder zijn niet conservatief, wat bouwwijze aangaat, maar ze zijn erg gesteld op duurzaamheid en bewoonbaarheid, zonder overdreven kosten. Het moet een permanent steenen, of betonen huis zijn. De uiterlijke vorm kan eventueel later, als je in Holland bent bijgewerkt en vastgesteld worden. Boven de grote kamer een

grote 2 pers. slaapkamer en een kleine studeerkamer op het zuiden.120

– Leiden 1 november 1934.

Van begin af aan lag er voor Jan dus een uitgebreid plan van eisen vast voor de bouw van het landhuis.

117 LINX.1.9, LINX0162, T445 118 LINX.1.9, LINX0111, D126 119 LINX.1.9, LINX0111, D126 120 LINX.1.9, LINX0111, D126