• No results found

Omdat het ontwerp voor de woning al in grote lijnen vaststond voordat Ludo Pieters als opdrachtgever bij het project betrokken raakte, is het moeilijk om uitspraken te doen over de mate waarin de woning aansluit bij de wensen van de familie Pieters-Bakhuizen van de Brink. Uit het archief blijkt dat het ontwerp pas voor Pieters verder is uitgewerkt. Ook het interieur en de tuin werden toen pas ontworpen. In deze fase van het ontwerpproces heeft de familie zeer waarschijnlijk wel inspraak gehad. Uit het boek Ludo Pieters, Rode

havenbaron, mecenas en vriend van Gerard Reve blijkt dat hij en zijn vrouw Berthe er met veel plezier

woonden tot 2006:

Voor slechts vijftig cent per m2 kochten ze in Rhoon 6000 m2 en lieten op deze lap grond door

architect J.J. van der Linden een villa bouwen met als naam ‘Voorbij de Wegen’, naar de dichtbundel van Adriaan Roland Holst. (…) Ludo en Benthe waren zeer ingenomen met hun villa

en vooral hun tuin, want beiden hielden veel van tuinieren en maakten graag tuinreizen.160

Het is opvallend dat de tuin een belangrijke rol speelde voor de familie. Het gebeurde namelijk niet vaak dat Jan de tuin bij zijn ontwerpen betrok, terwijl voor de woning aan de Kerklaan verschillende tekeningen gevonden zijn voor een tuin met een vijver en populieren. Een oud-medewerker van Jan, Herman Knijtijzer, merkte in zijn analyse van het werk en de werkwijze van Jan op dat het landschap maar zelden een gelijkwaardige factor in het visionaire scheppingsproces was.161 Zo is in de tekeningen voor de woningen in Epe en Culemborg nergens groen te zien. Vaak zweven de woningen in de leegte of is met een strakke potloodlijn een horizon aangegeven om een idee te geven van het perspectief waarin de woning is getekend. Het contrast met de schetsen van het interieur en exterieur van villa Voorbij de Wegen is opvallend groot. Hoewel het lastig is om te stellen in hoeverre het landschap een gelijkwaardige factor is in dit ontwerp, is de nadrukkelijke aanwezigheid van groen in de interieurschetsen en in het ontwerp wel opvallend. Hoewel het huis al grotendeels ontworpen was voor Barendrecht, is het aannemelijk dat Jan het huis door groen aan te brengen heeft willen laten aansluiten bij Pieters als gebruiker.162

Door het volledige ontwerp van tuin, woning, interieur en meubels is de villa een uiting van Jans vermogen om een totaalontwerp te maken, zoals hij dat aan het Bauhaus leerde. Ook blijkt uit het ontwerp een eenheid van afgeronde vormen, natuurlijke en warme materialen en de toepassing van groen, terwijl de twee bouwvolumes zich juist duidelijk onderscheiden door het contrast tussen het hogere, hoekigere gedeelte van de woning en de opvallend afgeronde aanbouw.

Villa Voorbij de Wegen is misschien nog wel meer dan het landhuis in Epe ontworpen als een totaalontwerp. Bovendien heeft Jan voor de villa in Rhoon meer gebruikgemaakt van asymmetrische en ronde vormen dan voor het landhuis in Epe en heeft hij rechte hoeken bijna volledig vermeden. Daarnaast

160 Heezen 2011 p.40 161 Knijtijzer 1947 p.244

blijkt uit het ontwerp voor het interieur en de integratie van groen in het ontwerp, dat de gebruiker een centrale rol speelde in het ontwerp voor de woning. Hoewel overeenkomsten te zien zijn met de antroposofische of organische architectuur, zijn er geen geschreven bronnen die dat verband bevestigen. Van een woning die Jan in 1955 voor de toenmalige directeur van Ketjen ontwierp, is wel bekend dat het ontwerp is gebaseerd op antroposofische theorieën. In dat ontwerp is ook door middel van asymmetrie, rondingen en de afwezigheid van rechte hoeken een antroposofische of organische eenheid gecreëerd.163 Het is daarom vrijwel zeker dat Jans antroposofische overtuigingen bepalend zijn geweest voor het ontwerp voor villa Voorbij de Wegen voor de familie Pieters-Bakhuizen van de Brink.

Conclusie

In 1930 vertrokken de Haagse broers Jan en Kees van der Linden naar het Bauhaus in Dessau. Hannes Meyer was op dat moment net ontslagen als directeur van de school en zijn opvolger Ludwig Mies van der Rohe liet alle studenten opnieuw toelatingsexamen doen om hun studie aan de school voort te mogen zetten. Ook de broers Van der Linden mochten direct toelatingsexamen doen en bij de heropening van de school in oktober 1930 mochten ze beiden instromen. Onder het directoraat van Meyer was het al mogelijk geworden om een opleiding in de architectuur te volgen, maar in het leerplan van Mies van der Rohe kreeg de architectuur een belangrijkere plaats in het Bauhausonderwijs dan ooit tevoren. Al vanaf het eerste semester werd het mogelijk om architectuurvakken te volgen en doordat hij de architectuur en de binnenhuisarchitectuur samenvoegde in een afdeling die hij Bau und Aufbau noemde, kregen de studenten, waaronder Jan en Kees van der Linden, de mogelijkheid om zich te ontwikkelen tot veelzijdige architecten. Zij zijn daarmee de enige Nederlandse architecten die aan het Bauhaus zijn opgeleid.

Beiden volgden in het eerste semester de Vorkurs van Josef Albers en Abstrakte Formelemente van Wassily Kandinsky. In het tweede semester kregen ze vakken die als technische basis dienden voor hun opleiding als architect en in het derde en vierde semester werd hun kennis van nieuwe technieken en materialen uitgebreid. Daarnaast volgden ze het onderwijs van Ludwig Hilberseimer, waarbij ze hun theoretische kennis toepasten in ontwerpen voor minimumwoningen. Hilberseimer had namelijk de overtuiging dat het met de juiste verdeling van ruimte mogelijk was om de levensomstandigheden in grote steden te verbeteren. Zijn studenten ontwierpen in zijn lessen allerlei variaties op de plattegronden van de minimumwoning voor verschillende gezinssamenstellingen.

Niet alleen de inhoud van de lessen speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van de Bauhausstudenten. Het dagelijks leven aan het Bauhaus was voor de broers Jan en Kees van der Linden een totaal nieuwe ervaring. Ze schrokken van de slechte leefomstandigheden van hun medestudenten en besloten al snel om zich daarvoor in te zetten. Daarnaast speelde politiek een bepalende rol in het leven aan het Bauhaus, doordat zowel binnen als buiten de muren van de school de spanning tussen communisten en nationaalsocialisten hoog opliep. Tot slot speelden esoterische opvattingen onder zowel de docenten als de studenten aan het Bauhaus een belangrijke rol. Zo verwerkte Johannes Itten de ideeën van de mazdaznan in zijn Vorkurs en bespraken de broers Van der Linden de opvattingen van Rudolf Steiner en de antroposofie met Kandinsky.

Na de sluiting van het Bauhaus in Dessau besloten de broers niet mee te verhuizen naar Berlijn, waar Mies het Bauhaus als een particuliere school voortzette. Aan het begin van de jaren dertig hadden de broers een architectenbureau in Wiesbaden en Hamburg, maar door de toenemende macht van de nationaalsocialisten werd het hen als buitenlandse architecten onmogelijk gemaakt om in Duitsland verder te werken. Jan werkte tussen 1934 en 1935 als architect in Chili, waarna hij terugkeerde naar Nederland. Met Kees opende hij een bureau aan de Keizersgracht. Kees besloot echter al na een aantal jaren om les

te gaan geven in de antroposofie. Jan opende nog een tweede bureau aan de Herengracht en even later een bureau aan de Boezemsingel in Rotterdam. In 1966 besloot ook Jan zijn carrière aan de antroposofie te wijden door met zijn vrouw Ernee van der Linden-’t Hooft een antroposofische stichting op te zetten in zijn voormalige bureau aan de Herengracht.

Om te analyseren in hoeverre het werk van Jan van der Linden in verband kan worden gebracht met zijn opleiding aan het Bauhaus, zijn een landhuis in Epe uit 1934, twee twee-onder-een-kapwoningen in Culemborg uit 1949 en 1955, en een villa in Rhoon uit 1950 onderzocht. Omdat er niet zoiets als één Bauhausstijl of vormentaal was, maar de studenten juist gemotiveerd werden om hun eigen weg te vinden en een eigen vormvocabulaire te ontwikkelen, is in dit onderzoek niet gezocht naar een overeenkomst in stijlkenmerken. In plaats daarvan is uitsluitend naar de directe verbanden gekeken tussen de aantekeningen van Jan van der Linden en de drie woningen en naar de opvattingen van Hilberseimer en de antroposofische architectuur. Daarvan is – onder andere op basis van een interview dat Jan in 1991 aan de NRC gaf – namelijk met zekerheid vast te stellen is dat Jan ermee in aanraking kwam aan het Bauhaus.

Uit het archiefonderzoek blijkt dat er inderdaad kleine overeenkomsten zijn tussen de aantekeningen van Jan van der Linden en zijn architectuur. Zo is een duidelijke overeenkomst te zien tussen de constructie van de woningen in Culemborg en een ontwerp dat Jan maakte voor het vak van Hilberseimer. In zijn technische detailtekeningen zijn soms directe verbanden te zien met de aantekeningen die hij aan het Bauhaus maakte. Een voorbeeld daarvan is de gelijkenis tussen een tekening van een trap die Jan in zijn derde semester voor het vak Ausbau maakte en het ontwerp voor de trap van het landhuis in Epe.

Daarnaast zijn overeenkomsten te zien in de esthetische keuzes. Zo zijn de lichte kleuren die Jan voor het landhuis in Epe – en in zekere mate ook voor de andere ontwerpen – toepaste, in combinatie met de donkere details terug te leiden tot het kleurenpalet dat Jan voor het vak Farben maakte. Bij dat vak leerde hij pasteltinten voor grote vlakken toe te passen en donkere kleuren voor accenten te gebruiken.

Wat echter het meest opvalt aan de architectuur van Jan van der Linden, is de grote variatie in zijn ontwerpen, of zoals hij het zelf in een brief uit 1951 noemde, zijn vermogen om een passend ontwerp te maken voor elke mogelijke opdrachtgever. Zo valt bij het landhuis in Epe direct het gebruik van traditionele materialen op (een bakstenen woning met een rieten kap), laten de woningen in Culemborg zich karakteriseren door een rechthoekige plattegrond en wit gesausde baksteen, en vallen in het ontwerp voor de villa in Rhoon juist de ronde vormen en schuine hoeken op.

Toch zijn er in de vorm overeenkomsten tussen zijn ontwerpen. Jan probeerde steeds een bewegelijke oplossing te vinden voor zijn opdrachten. In Epe deed hij dat door toepassing van een schuine wand en rondingen in de T-vormige plattegrond. In Rhoon zag hij de mogelijkheid om een woning te ontwerpen zonder een enkele rechte hoek en met een grote diversiteit aan ronde vormen. Zelfs voor de woningen in Culemborg heeft hij binnen de principes van de minimumwoning een subtiele bewegelijkheid gecreëerd met naar voren springende gevels en door speelse plaatsing van de ramen.

De bouwbeschrijving voor het landhuis in Epe van januari 1935 geeft inzicht in Jans visie op architectuur en zijn drang naar bewegelijkheid. In de beschrijving benadert hij de woning vanuit een organische visie, waarbij hij met de ronde en schuine vormen een eenheid heeft willen scheppen in het ontwerp. De gebruiker wordt hierin vloeiend meegevoerd van de ene kamer naar de andere. Diezelfde omgang met vormen is te zien in de villa in Rhoon, waarin hij bovendien een organische eenheid heeft willen scheppen tussen het interieur, het huis en de tuin.

Vanuit deze organische benadering van architectuur, waarbij de gebruiker te allen tijde centraal staat in het ontwerpproces, is de grote diversiteit in de ontwerpen van Jan te verklaren. Door de wensen en de behoeften van de gebruiker boven zijn eigen smaak te verkiezen, kwam Jan steeds tot een andere vorm waarin de organische principes van ruimtelijkheid en bewegelijkheid een rol speelden.

In de constructie en de esthetiek van de verschillende ontwerpen van Jan zijn dus aantoonbare overeenkomsten te vinden met de aantekeningen die hij aan het Bauhaus maakte. Toch is de antroposofische opvatting van architectuur en daarmee de rol van de gebruiker leidend in de totstandkoming van zijn ontwerpen. Hieruit blijkt dat niet zozeer de inhoud van de lessen bepalend is geweest voor het oeuvre van Jan van der Linden, maar juist het leven aan het Bauhaus rondom de lessen en zijn kennismaking met de antroposofie.

Literatuur

Anderson Richard, Pier Vittorio Aureli en Ludwig Karl Hilberseimer. Ludwig Hilberseimer: metropolis

architecture and selected essays. New York: Columbia University, Graduate School of Architecture, 2014

Bax, Marty. Bauhaus Lecture Notes 1930-1993 ideal and practice of architectural training at the Bauhaus,

based on the lecture notes by J.J. van der Linden. Amsterdam: Architectura Natura, 1991 (Inclusief

microfiches Bauhaus notes, zie archief lijst)

Bax, Marty. 1993. “In Memoriam, J.J. Van Der Linden, Architect B.N.A.” 8 Februari 1907-4 November 1993.

Blotkamp, Carel. ”Nelly van Doesburg: ‘De Sikkensprijs komt veertig jaar te laat.” Vrij Nederland 14 december 1968

Boterman, Frits. Weimar revisited: Over het belang van cultuur in de moderne Duitse geschiedenis. Amsterdam: Vossiuspers, 2004

Campbell, Joan. The German Werkbund: The Politics of Reform in the Applied Arts. New Jersey: Princeton University Press, 1978

Cohen, Jean-Lous. The Future of Architecture. Since 1889. New-York: Phaidon, 2012

Colquhoun, Alan. Modern Architecture. Oxford: Oxford University Press, 2002

Curtis, William J.R., Modern architecture since 1900. Oxford: Phaidon, 1996

Daichendt, James. “The Bauhaus Artist-Teacher: Walter Gropius’s Philosophy of Art Education.” Teaching

Artists Journal 8 nr.3 (2010):157-164

Droste, Magdalena. Bauhaus 1919-1933. Hedel: Taschen/Librero, 1990

Feierabend, Peter en Jeannine Fiedler. Bauhaus. Keulen: Köhnemann, 2000

Heezen, Wil en Paul van de Laar. Ludo Pieters 1921-2008, Rode havenbaron, mecenas en vriend van

Gerard Reve. Bussum: Toth Uitgeverij, 2011

Henke, C.J., “Drie werken van J.J. van der Linden, Architect B.N.A.” Bouwkundig Weekblad 71 nr.37-38 (1953):281-287

Heynen, Hilde, André Loeckx, Lieven De Cauter en Karina Van Herck. Dat is architectuur, Sleutelteksten

uit de twintigste eeuw. Rotterdam, 010: 2001

Hilberseimer, Ludwig. Groszstadt Architektur. Stuttgart: Hoffmann, 1978

Itten, Johannes. Mein Vorkurs am Bauhaus, Gestaltungs- und Formenlehre. Ravensburg: Maier, 1963

Kleijnen, Barbara. “Antroposofische Villa,” BNI Magazine Intern. nr.1 (2013):42-44

Knijtijzer, H., “Bij het werk van J.J. van der Linden,” Forum 2 nr.8 (1947):240-245

Linden, Jan van der. “October Bauhaus-Dessau gesloten” Bouwkundig weekblad Architectura 53 nr.45 (1932):403

Linden, Jan van der. “Landhuis te Epe.” Bouwkundig weekblad Architectura 59 nr.38 (1938): 313-314

Linden, Jan van der. “Brief van het Genootschap ‘Architectura et Amicitia’ aan de Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting,” Forum 5 nr.11 (1950):438-439

Linden, Jan van der. J.J van der Linden, Architect BNA geboren te Schiedam 17-02-1907, Werken van

1933 tot 1968. Amerongen: Schweitzer Communication Works, 1993

Meijer, Jaap. Over organische architectuur. Delft: Werkgroep antoposofie en organische architectuur te Delft, 1977

Neumann, Eckhard. Bauhaus und Bauhäusler, Erinnerungen und Erkentnisse. Keulen: Dumont, 1985

Oosterhof, Hanneke. “Leerschool in de Liefde en architectuur, Lotte Beese en haar relatie met Hannes Meyer.” Eigenbouwer, Tijdschrift voor Goede Smaak 4 (2015):46-63

Peters, Arjan. “Neruda in de tuin, hoogst interessant.” De Volkskrant 31 juni 1999

Ree, Pieder van der. Organische architectuur, mens en natuur als inspiratiebron voor het bouwen. Zeist: Uitgeverij voor het vrij geestesleven, 2000

Rooy, Max van. “Architect in Siberië: Bauhaus-leerling Johan Niegeman 1902-1977,” NRC Handelsblad 16 maart, 1979

Stam-Beese, Lotte, Greten Neter-Kähler en Johan Niegeman. “Een gesprek over het Bauhaus,” Goed

wonen 21 nr.12 (1968): 2-9.

Ackermann Ute, Peter Bernhard, Annemarie Jaeggi, Constanze Hofstaetter, Osamo Okuda, Lutz Schöbe, Peter Schmitt, Ellen Schwinzer, Christoph Wagner, Volker Wahl, Klaus Weber, en Reinhard Zimmermann.

Johannes Itten, Wassily Kandinsky, Paul Klee: Das Bauhaus und die Esoterik. Hamm: Gustav-Lübcke

museum, 2006

Wagt, Wim de. “Gesprek met Bauhaus-student Jan van der Linden,” NRC Handelsblad 10 januari 1992

Wingler, Hans Maria en Joseph Stein, The Bauhaus: Weimar, Dessau, Berlin, Chicago. Cambridge: MIT Press, 1978

Wingler, Hans Maria. Bauhaus: Tentoonstelling over geschiedenis en betekenis van het Bauhaus. Rotterdam: Bouwcentrum, 1980

Archief Het Nieuwe Instituut:

Het Nieuwe Instituut, Rotterdam, Linden, J.J. van der/ LINX.110484471, LINX0114, D163 Het Nieuwe Instituut, Rotterdam, Linden, J.J. van der/ LINX.110484471, LINX0114, D164 Het Nieuwe Instituut, Rotterdam, Linden, J.J. van der/ LINX.110484471, LINX0122, D133 Het Nieuwe Instituut, Rotterdam, Linden, J.J. van der/ LINX.110484471, LINX0114, D167 Het Nieuwe Instituut, Rotterdam, Linden, J.J. van der/ LINX.110484471, LINX0112, D137 Het Nieuwe Instituut, Rotterdam, Linden, J.J. van der/ LINX.110484471, LINX0112, D129 Het Nieuwe Instituut, Rotterdam, Linden, J.J. van der/ LINX.110484471, LINX0113, D145 Het Nieuwe Instituut, Rotterdam, Linden, J.J. van der/ LINX.1.9, LINX0111, D126 Het Nieuwe Instituut, Rotterdam, Linden, J.J. van der/ LINX.1.9, LINX0162, T445 Het Nieuwe Instituut, Rotterdam, Linden, J.J. van der/ LINX.1.9, LINX0205, T617

Het Nieuwe Instituut, Rotterdam, Linden, J.J. van der/ LINX.110484284, LINX0069, T289 Het Nieuwe Instituut, Rotterdam, Linden, J.J. van der/ LINX.110484284, LINX0190, T574 Het Nieuwe Instituut, Rotterdam, Linden, J.J. van der/ LINX.110484284, LINX0015, T34 Het Nieuwe Instituut, Rotterdam, Linden, J.J. van der/ LINX.110484284, LINX0067, D89 Het Nieuwe Instituut, Rotterdam, Linden, J.J. van der/ LINX.110484279, LINX0013, T25 Het Nieuwe Instituut, Rotterdam, Linden, J.J. van der/ LINX.110484279, LINX0013, D17 Het Nieuwe Instituut, Rotterdam, Linden, J.J. van der/ LINX.110484279, LINX0014, T28 Het Nieuwe Instituut, Rotterdam, Linden, J.J. van der/ LINX.110484279, LINX0122, T332 Het Nieuwe Instituut, Rotterdam, Linden, J.J. van der/ LINX.110484279, LINX0194, T597 Het Nieuwe Instituut, Rotterdam, Linden, J.J. van der/ LINX.T454

Het Nieuwe Instituut, Rotterdam, Linden, J.J. van der/ LINX.1.4

Het Nieuwe Instituut, Rotterdam, Gispen/ verzameling, GISP503, GISP5

J.J. van der Linden: Bauhaus lecture notes 1930-1932. Geraadpleegd op microfiche. Bijlage bij Bax, Marty. Bauhaus Lecture Notes 1930-1993 ideal and practice of architectural training at the

Bauhaus, based on the lecture notes by J.J. van der Linden. Amsterdam: Architectura Natura, 1991

Archief overig:

RKD, Den Haag, archief Ernee van der Linden-‘t Hooft, inv.nr 1 KITLV, Leiden, collectie Jullius Herman Boeke/ H1332

Gropius Estate, Bauhaus Archiv, Berlijn, Gropius, Ise: Bauhaus Diary 1923-1928 Bauhaus Archiv, Berlijn,

Bijlage 1. Leerplan Mies van der Rohe

Afb. 2.1 Mies van der Rohe curriculum Bauhaus 1930164

Bijlage 2. Curriculum Jan van der Linden

In dit overzicht zijn uitsluitend de vakken opgenomen waarvan uit aantekeningen bewezen kan worden dat Jan van der Linden eraan heeft deelgenomen165

Eerste semester - 1 oktober 1930 - 31 maart 1931 Derde semester - 1 oktober 1931 - 31 maart 1932

Materialkunde Docent onbekend Baustofflehre Hans Riedel

Werklehre Josef Albers Festigkeitslehre Alcar Rudelt

Gegenständlich Zeichnen Josef Albers Statik Alcar Rudelt

Abstrakte Formelemente Wassily Kandinsky Eisenbeton Alcar Rudelt

Schrift Joost Schmidt Ausbau Friedrich Engemann

Darstellende Geometrie Friedrich Engemann

Rohbau Friedrich Engemann

Psychologie Friedrich von Dürckheim

Psychotechnik Hans Riedel

Wirtschaftslehre/Physik Phillip Frank

Tweede semester - 1 april 1931 - 30 september 1931 Vierde semester - 1 april 1932 - 30 september 1932

Gegenständlich Zeichnen Josef Albers Baustofflehre Hans Riedel

Seminar Wassily Kandinsky Festigkeitslehre Alcar Rudelt

Darstellende Geometrie Friedrich Engemann Statik Alcar Rudelt

Ausbau Friedrich Engemann Eisenbeton Alcar Rudelt

Chemie Wilhelm Müller Baukonstruktion Alcar Rudelt

Baumechanik Alcar Rudelt Grundbau Alcar Rudelt

Betriebslehre Hans Riedel Kostenanslag Alcar Rudelt

Wirtschaftslehre/Physik Friedrich Freundlich Farben Hinnerk Scheper

Perspektive Alfred Arndt