• No results found

Tenuitvoerlegging van sancties in het gevangeniswezen De sector Gevangeniswezen van DJI is verantwoordelijk voor de

In document Criminaliteit en rechtshandhaving 2010 (pagina 164-171)

Criminaliteit en slachtofferschap

7.1 De tenuitvoerlegging van de intramurale sancties

7.1.1 Tenuitvoerlegging van sancties in het gevangeniswezen De sector Gevangeniswezen van DJI is verantwoordelijk voor de

ten-uitvoerlegging van onder andere gevangenisstraffen, hechtenissen en ISD-maatregelen.1 Deze sancties worden doorgaans opgelegd aan meer-derjarigen en worden over het algemeen uitgezeten in penitentiaire inrichtingen (PI’s). Ook de tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis valt onder deze sector, hoewel dit strikt genomen geen sanctie is. Omdat de tenuitvoerlegging van elektronische detentie en de penitentiaire programma’s ook onder de sector Gevangeniswezen van DJI valt, komen deze onderdelen eveneens in deze paragraaf aan bod.

In het gevangeniswezen stromen drie categorieën personen in: voorlopig gehechten,2 zelfmelders en arrestanten. Voorlopig gehechten zijn verdach-ten van (ernstige) misdrijven die door de politie zijn gearresteerd en aan de officier van justitie (OvJ) zijn voorgeleid. De rechter-commissaris kan op vordering van de OvJ beslissen tot voorlopige hechtenis als het gaat om misdrijven met een strafdreiging van 4 jaar of meer of als er sprake is van vluchtgevaar, of gevaar voor de samenleving of de verdachte zelf.3

Zelf-1 ISD staat voor inrichting voor stelselmatige daders (zie hoofdstuk 2).

2 Personen die op het politiebureau zijn ingesloten (inverzekeringstelling) vallen niet onder de categorie voorlopig gehechten.

3 Voorlopig gehechten die instromen in het gevangeniswezen kunnen al vóór de zitting ontslagen worden uit voorlopige hechtenis en/of veroordeeld worden tot een straf gelijk aan dan wel korter dan het voorar-rest, of uiteindelijk door de rechter niet schuldig worden verklaard. Ook is het mogelijk dat de rechter uiteindelijk een andere straf oplegt dan een gevangenisstraf. Dit deel van de voorlopig gehechten krijgt

melders zijn veroordeelden die een gevangenisstraf of hechtenis opgelegd hebben gekregen en vervolgens zijn opgeroepen om zich te melden bij een PI en dat ook doen. Arrestanten zijn in de meerderheid personen tegen wie nog een (deels) te executeren (vervangende) vrijheidsstraf uitstaat en die niet in aanmerking komen voor de zelfmeldprocedure.

In 2005 zijn in totaal 44.600 personen in het gevangeniswezen inge-stroomd.4 In 2010 is dit aantal gedaald tot 39.300 personen. Het aantal voorlopig gehechten dat instroomt in het gevangeniswezen daalt van 2005 tot 2010. Ging het in 2005 nog om 21.000 personen, in 2010 is dit aantal gedaald tot 17.700. Het totaal aantal arrestanten dat instroomde van 2005 tot 2010 schommelt rond de 20.000. Het aantal personen dat in de peri-ode 2005-2010 instroomde als zelfmelder, daalt van 3.700 naar 2.000 (zie figuur 7.1).

Figuur 7.1 Instroom in het gevangeniswezen naar categorie

0 5.000 10.000 15.000 20.000 25.000 30.000 35.000 40.000 45.000 50.000 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Totaal Voorlopig gehechten Arrestanten Zelfmelders

Voor de corresponderende cijfers zie tabel 7.1 in bijlage 4. Bron: DJI

Wordt de groep arrestanten nader bekeken, dan valt op te merken dat er van 2005 tot 2010 sprake is van een piek in 2007 voor het aantal arrestan-ten dat instroomde in een PI vanwege een niet-betaalde boete. In 2010 stroomden 7.900 arrestanten in in een PI vanwege een niet-betaalde boete ten opzichte van 8.900 in 2007. Het aantal arrestanten dat instroomde in een PI als gevolg van een taakstraf die (deels) was mislukt bedroeg

niet de status van veroordeelde bij DJI. Mede daarom zijn tenuitvoerleggingcijfers niet zonder meer aan straftoemetingcijfers te relateren.

4 Iemand kan meerdere keren in een jaar instromen.

165

in 2010 4.800 ten opzichte van 4.200 in 2005. Het aantal arrestanten dat instroomde vanwege een gevangenisstraf of hechtenisstraf daalde van 2005 tot 2009 van 8.300 naar 5.500, om vervolgens te stijgen in 2010 tot 5.800 (zie figuur 7.2).

Figuur 7.2 Instroom arrestanten naar aard

0 1.000 2.000 3.000 4.000 5.000 6.000 7.000 8.000 9.000 10.000 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Gevangenisstraf* Vervangende hechtenis geldboete**

Vervangende hechtenis taakstraf ISD-maatregel

Overig***

* Incl. hechtenis.

** Incl. gijzelingen, niet-betaalde verkeersboetes (Wet Mulder), niet-betaalde schadevergoedings-maatregelen (Wet Terwee) en ontnemingsmaatregel (‘Pluk ze’).

*** Incl. tbs-passanten, jeugddetentie, bewaring uitlevering, bewaring in het kader van de WOTS, overig en onbekend.

Voor de corresponderende cijfers zie tabel 7.2 in bijlage 4. Bron: DJI

Het aantal zelfmelders daalt van 2005 tot 2009 sterk van 1.430 tot 670 (zie tabel 7.2 in bijlage 4). Deze daling wordt veroorzaakt door een verminde-ring van het aantal opgelegde vrijheidsstraffen, maar is ook het gevolg van aanscherpingen in de regels met betrekking tot het zelfmeldbeleid, zoals het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) dat uitvoert in opdracht van het Openbaar Ministerie (OM). De stijging in 2010 (1.090 zelfmelders) is het gevolg van de stopzetting van de elektronische detentie (ED) halver-wege dat jaar. Het deel van de zelfmelders dat voorheen nog in aanmer-king kwam voor ED, heeft nu alleen nog maar de mogelijkheid zich te melden voor insluiting in een beperkt beveiligde inrichting (BBI) (Gevan-geniswezen in Getal, 2011). Ook bij de ED’ers is er in de periode van 2006 tot 2010 een sterke daling te zien van de personen met een lopende gevan-genisstraf (zie tabel 7.2 in bijlage 4).

De gemiddelde gerealiseerde capaciteit bestemd voor strafrechtelijk gede-tineerden is in de periode van 2005 tot 2010 gedaald van 15.600 tot 12.700 plaatsen per ultimo december (zie tabel 7.3 in bijlage 4). Wordt gekeken naar het aantal bezette plaatsen naar bestemming, dan is op te merken dat het aantal ingezette plaatsen met een Huis van Bewaring (HvB) flink daalt van 2005 tot 2010 van 11.000 naar 5.800 plaatsen (zie tabel 7.4 in bijlage 4). Deze daling is het gevolg van een wetswijziging in 2006 die inhoudt dat gedetineerden op basis van een vonnis in eerste aanleg kunnen worden doorgeplaatst naar een gevangenisregime met als doel de mogelijkheden tot re-integratie te vergroten. Tot 2006 bleven gedetineerden tot aan de onher-roepelijke veroordeling in een HvB. Een tweede reden voor deze daling is dat arrestanten die zijn aangehouden voor één of meer openstaande vonnissen (dit kunnen vrijheidsstraffen zijn, maar ook vervangende straf-fen voor niet-betaalde boetes) en voorheen in een HvB verbleven, na 2006 in toenemende mate rechtstreeks in een gevangenis worden geplaatst. Daar-naast kent het gevangeniswezen sinds 2009 Daar-naast de HvB’s en de (beperkt) gesloten PI’s ook de Penitentiaire Psychiatrische Centra (PPC’s). Deze centra zijn bedoeld voor gedetineerden die intensieve zorg behoeven. Voorheen bleven gedetineerden met deze zorg in HvB’s en PI’s, die beschikten over zorgafdelingen. In de PPC’s verblijven zowel mensen in voorlopige hechte-nis als veroordeelden (Gevangehechte-niswezen in Getal, 2011). In 2010 was de capaciteit van het aantal PPC’s 700 plaatsen (zie tabel 7.4 in bijlage 4). Op 30 september 2010 telde het gevangeniswezen 11.700 gedetineerde personen. In 2005 ging het nog om 15.200 personen. Twee derde van de gedetineerden was in 2010 tussen de 20 en 40 jaar oud en 6% was vrouw. Deze percentages zijn de afgelopen jaren nagenoeg stabiel gebleven (zie tabel 7.5 in bijlage 4).

Wanneer in meer detail wordt gekeken naar de populatie in het gevan-geniswezen, blijkt dat het aantal voorlopig gehechten licht in omvang is afgenomen, van circa 6.200 in 2005 tot 5.600 in 2010. Daarmee is dit nog wel de grootste categorie in het gevangeniswezen de laatste paar jaar. Ook het aantal personen met een gevangenisstraf daalde. Ging het in 2005 nog om 6.900 personen met een gevangenisstraf, in 2010 is dit gedaald tot bijna 4.200 personen. Het aantal personen met een ISD-maatregel5 steeg eerst van 2005 tot 2007 van 300 tot circa 700, na 2007 daalde dit aantal tot 500 personen in 2010. Het aantal gedetineerden met een vervangende hechte-nis als gevolg van een mislukte taakstraf vertoont van 2005 tot 2010 een dalende trend: zo waren er nog 600 vervangende hechtenissen in 2005, in 2010 is dit aantal gedaald tot 400. Het aantal gedetineerden vanwege het niet betalen van een geldboete schommelt de laatste paar jaar rond de 500 (zie figuur 7.3).

5 De ISD-maatregel is sinds 2004 ingevoerd en vervangt de SOV-maatregel. De ISD-maatregel kent een bredere doelgroep dan de SOV-maatregel (zie hoofdstuk 2).

167

Figuur 7.3 Populatie gevangeniswezen naar verblijfstitel* 0 1.000 2.000 3.000 4.000 5.000 6.000 7.000 8.000 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Gevangenisstraf/hechtenis Voorlopige hechtenis

Vervangende hechtenis taakstraf Vervangende hechtenis geldboete**

Overig/onbekend*** ISD maatregel

* Peilmoment 30 september.

** Incl. gijzelingen, niet-betaalde verkeersboetes (Wet Mulder), niet-betaalde schadevergoedings-maatregelen (Wet Terwee) en ontnemingsmaatregel (‘Pluk ze’).

*** Incl. tbs-passanten, plaatsing in een psychiatrische inrichting, bewaring uitlevering, bewaring in het kader van de WOTS, overig en onbekend.

Voor de corresponderende cijfers zie tabel 7.5 in bijlage 4. Bron: DJI

Ongeveer één op de vijf gedetineerden is ingesloten in een gevangenis als gevolg van een geweldsmisdrijf (zonder een seksuele component). Na een dalende trend van 2006 tot 2009 van 3.000 naar 2.500, stijgt het aantal gedetineerden met een geweldsmisdrijf tot 2.600 in 2010. Het aantal gede-tineerden dat zit vanwege een vermogensmisdrijf (zonder geweld) daalt van 2006 tot 2010 van 2.600 tot 2.000 gedetineerden. De ontwikkeling van gedetineerden die zitten als gevolg van een vermogensmisdrijf met geweld laat eerst een daling zien van 2006 tot 2008 van 1.800 tot 1.600, en stijgt vervolgens tot 1.900 gedetineerden in 2010. Het aantal gedetineerden dat zit voor een vernieling en openbare orde misdrijf daalt van 2006 tot 2010 van 700 tot 400 gedetineerden. Het aantal gedetineerden met een seksueel misdrijf op hun naam daalt van 2006 tot 2010 van 600 tot 400. Het laatste jaar vlakt deze daling echter af. Ook het aantal gedetineerden dat zit voor een drugsmisdrijf daalt, maar deze daling begint pas vanaf 2007, van 2.600 tot 2.100 in 2010. Het aantal gedetineerden met een verkeersmisdrijf schommelt tussen 2006 tot 2010 rond de 300 (zie figuur 7.4).

Het aantal gedetineerden dat in een PI zit met een strafduur korter dan een jaar daalt van 2005 tot 2010 van 3.800 tot 2.400 gedetineerden (peil-moment 30 september). Het aantal gedetineerden met een strafduur van

Figuur 7.4 Populatie gevangeniswezen naar soort misdrijf* 2006 2007 2008 2009 2010 0 500 1.000 1.500 2.000 2.500 3.000 3.500

Geweldsmisdrijven (excl. seksuele misdrijven) Vermogensmisdrijven zonder geweld Drugsmisdrijven

Vermogensmisdrijven met geweld

Vernielingen en misdrijven tegen openbare orde en gezag Seksuele misdrijven

Verkeersmisdrijven**

* Peilmoment 30 september. Het jaar 2005 ontbreekt omdat in dit jaar veel delictcodes onbekend waren.

** Verkeersmisdrijven inclusief Wet Mulder-zaken. Voor de corresponderende cijfers zie tabel 7.5 in bijlage 4. Bron: DJI

1 tot 2 jaar daalde fors van 1.000 in 2005 tot 600 in 2009; in 2010 stijgt dit aantal vervolgens weer licht tot 700 gedetineerden. Deze ontwikkeling is ook terug te zien voor gedetineerden met een strafduur van 2 tot 4 jaar. Het aantal gedetineerden met een strafduur van 4 tot 12 jaar daalt gedu-rende de hele periode van 2005 tot 2010. De ontwikkeling van gedetineer-den met een strafduur langer dan 12 jaar fluctueert van 2005 tot 2010 rond de 300 gedetineerden (zie tabel 7.5 in bijlage 4).

Het aantal gedetineerden dat uitstroomde uit een PI steeg eerst van 2005 tot 2006 van 46.000 tot 46.300, daarna is er sprake van een dalende trend tot 39.700 in 2010. Het merendeel van de personen dat uitstroomt uit een PI heeft een relatief korte detentie achter de rug. Zo stroomden in 2010 28.200 personen uit een PI met een detentieduur korter dan 3 maanden (zie tabel 7.6 in bijlage 4).

Het totale aantal gedetineerden dat zich heeft onttrokken aan detentie is van 2005 tot 2010 teruggelopen van 1.000 naar 700. Het gaat hierbij voor-namelijk om niet terugkeren van verlof. Doorgaans worden gedetineerden

169

weer aangehouden nadat zij zich hebben onttrokken aan hun detentie. Het aantal aanhoudingen vertoont een dalende trend van 2005 (900 aan-houdingen) tot 2008 (700 aanaan-houdingen), in 2009 volgt een stijging tot 800 aanhoudingen en in 2010 daalt het aantal aanhoudingen weer tot 700. Ook komt het voor dat een veroordeelde zich van het leven berooft. Van 2005 tot 2009 daalde het aantal suïcides van 20 naar 10, maar in 2010 is dit aantal weer opgelopen tot 20 (zie tabel 7.7 in bijlage 4).

Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS)

In het buitenland gevonniste Nederlandse gedetineerden kunnen hun gevan-genisstraf ook in Nederland uitzitten. Dit kan alleen als Nederland met het betreffende land een verdrag heeft gesloten. De hierop van toepassing zijnde verdragen zijn geïmplementeerd in de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS). De gedachte achter deze wet is dat het zowel uit een oogpunt van resocialisatie als op humanitaire gronden de voorkeur verdient om gedetineerden een vrijheidssanctie in het eigen land te laten ondergaan. Het aantal gedetineerden dat in het kader van de WOTS een verzoek doet om vanuit het buitenland naar Nederland te worden overgebracht, is aanzienlijk groter dan omgekeerd. In 2010 waren er 460 verzoeken om overplaatsing van het buitenland naar Nederland (zie onderstaande figuur). Deze verzoeken kwamen vooral uit Duitsland en Spanje, gevolgd door België en Groot-Brittan-nië. Omgekeerd ging het om 85 verzoeken, hoofdzakelijk van Duitsland en Turkije (zie tabel 7.9 in bijlage 4).

Figuur Verzoeken om overplaatsing in het kader van de WOTS

0 100 200 300 400 500 600 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Verzoeken om overplaatsing van het buitenland naar Nederland Verzoeken om overplaatsing van Nederland naar het buitenland

Voor de corresponderende cijfers zie tabel 7.8 in bijlage 4.

In document Criminaliteit en rechtshandhaving 2010 (pagina 164-171)