• No results found

Strafzaken tegen minderjarige verdachten

In document Criminaliteit en rechtshandhaving 2010 (pagina 131-136)

Criminaliteit en slachtofferschap

5.2 Strafzaken tegen minderjarige verdachten

Deze paragraaf gaat in op de vervolging van strafrechtelijk minderjarige verdachten. Dit zijn personen die op het moment dat zij een strafbaar feit pleegden tussen de 12 en 18 jaar oud waren.

De opbouw van paragraaf 5.2 is gelijk aan die van paragraaf 5.1. Behan-deld worden achtereenvolgens de aard, omvang en ontwikkeling van de ingeschreven en afgedane strafzaken en de wijzen van afdoening van strafzaken door het OM.

5.2.1 Ingeschreven strafzaken

Het aantal bij het OM ingeschreven strafzaken tegen minderjarige ver-dachten is in 2007 gestegen tot bijna 39.000. Daarna daalde dit aantal tot 28.000 in 2010 (zie figuur 5.7).4

Figuur 5.7 Bij het OM ingeschreven en afgedane strafzaken tegen minderjarige verdachten, x 1.000

Ingeschreven zaken OM Dagvaardingen

Afdoeningen door het OM Afdoeningen door de rechter 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Voor corresponderende cijfers zie tabel 5.12 in bijlage 4. Bron: CBS

4 Zie ook paragraaf 5.1 en noot 1.

131

De verhouding mannen en vrouwen blijft bij de minderjarigen in de periode 2005-2010 gelijk (zie tabel 5.2 in bijlage 4).

Ruim 40% van de in 2010 ingeschreven strafzaken tegen minderjarigen betreft een vermogensmisdrijf. Het aandeel vernielingen is afgenomen tot iets minder dan een kwart en het aandeel gewelds- en seksuele misdrijven nam licht toe tot ruim een vijfde (zie tabel 5.13 in bijlage 4).

5.2.2 Afgedane strafzaken

In tegenstelling tot de afdoening van strafzaken van meerderjarigen wor-den de strafzaken van minderjarigen vaker afgedaan door het OM zelf. In 2010 was het aantal afdoeningen door het OM in strafzaken tegen min-derjarigen 18.000. Het aantal uitgebrachte dagvaardingen was 13.000. Dit is ongeveer 10% van het totale aantal dagvaardingen in dat jaar. Het per-centage dagvaardingen van alle door het OM behandelde strafzaken tegen minderjarige verdachten ligt in de periode 2005-2010 steeds rond de 40%. Dit is veel minder dan het percentage dagvaardingen tegen alle verdach-ten, dat in 2010 60% is (zie paragraaf 5.1).

Figuur 5.8 Percentage dagvaardingen door het OM tegen minder-jarige verdachten 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Voor corresponderende cijfers zie tabel 5.12 in bijlage 4. Bron: CBS

Van de 18.000 strafzaken die door het OM zelf zijn afgedaan in 2010 betrof het in 20% een zaak met een vrouwelijke verdachte. Dit aandeel verdachte meisjes is iets lager dan de 23% in 2005 (zie tabel 5.4 in bijlage 4).

Ruim een derde (38%) van de OM-afdoeningen had te maken met vermo-gensmisdrijven, een kwart met vernielingen en een vijfde met gewelds- en seksuele misdrijven. Het aandeel vernielingen is afgenomen van 30% naar 24%, het aandeel geweldsmisdrijven en verkeersmisdrijven nam toe (zie figuur 5.9).

Figuur 5.9 Percentage door het OM afgedane strafzaken tegen minderjarige verdachten naar soort misdrijf

2005 2010

Gewelds- en seksuele misdrijven Vermogensmisdrijven Vernielingen en misdrijven tegen openbare orde en gezag Verkeersmisdrijven Economische misdrijven Drugsmisdrijven Vuurwapenmisdrijven Overige misdrijven 0 5 10 15 20 25 30 35 40

Voor corresponderende cijfers zie tabel 5.14 in bijlage 4. Bron: CBS

Ruim de helft (55%) van alle strafzaken tegen minderjarigen die het OM in 2010 zelf afdeed betrof een transactie, vaak met een leer- of werkproject als gestelde voorwaarde. Ongeveer een kwart was een sepot. Het aandeel voegingen ad informandum en ter berechting in 2010 was 13%. In de peri-ode 2005-2010 nam het aandeel transacties in het totaal van de door het OM afgedane strafzaken af, terwijl het aandeel van de afdoeningen door sepot is gestegen (zie figuur 5.10).

De invoering van de strafbeschikking vindt gefaseerd plaats. Per 1 maart 2011 kan de strafbeschikking ook aan jeugdigen worden opgelegd. In de hier gepresenteerde cijfers komt de strafbeschikking daarom nog niet voor.

133

Figuur 5.10 Percentage door het OM afgedane strafzaken tegen minderjarige verdachten naar wijze van afdoening

0 20 40 60 80 100 2005 2006 2007 2008 2009 2010 Overige afdoeningen Voeging* Sepot Transactie

* Ter berechting en ad informandum.

Voor corresponderende cijfers zie tabel 5.15 in bijlage 4. Bron: CBS

Afdoening door transactie

Ook in strafzaken tegen minderjarigen is de transactie de meest voorko-mende OM-afdoening die wordt toegepast. Het aantal transacties in straf-zaken tegen minderjarigen is in de periode 2005-2010 met 33% afgenomen: van 15.000 naar 10.000 (zie tabel 5.15 in bijlage 4). De transactie met als voorwaarde het uitvoeren van een taakstraf komt het meest voor. Deze transacties zijn in dezelfde periode met 36% afgenomen.

Naar verhouding hebben strafzaken met vermogensmisdrijven (36%) en vernielingen (24%) het hoogste percentage afdoeningen door transactie. Strafzaken met gewelds- en seksuele misdrijven worden relatief minder vaak afgedaan met een transactie (18%). Vergeleken met 2005 is het percentage transacties in strafzaken met vernielingen afgenomen. Het percentage in 2005 was 32 (zie tabel 5.16 in bijlage 4). Bij de transacties met een taakstraf gaat het wat vaker om een misdrijf uit het Wetboek van Strafrecht en iets minder vaak om een verkeersmisdrijf of een econo-misch misdrijf, maar de verschillen zijn niet groot. Ook hier is het aandeel vernielingen afgenomen (zie tabel 5.17 in bijlage 4).

Het aandeel transacties met een taakstraf was 67% in 2010. Transacties met als voorwaarde betaling geldsom (11%) en schadevergoeding (9%) worden bij minderjarigen veel minder vaak toegepast. Het aandeel trans-acties met een taakstraf is sinds 2005 licht gedaald (zie figuur 5.11).

Figuur 5.11 Soort transactie OM in percentages van het totaal aantal transacties minderjarigen 0 20 40 60 80 100 2005 2006 2007 2008 2009 2010 Overige transacties Schadevergoeding Betaling geldsom Taakstraf

Voor de corresponderende cijfers zie tabel 5.15 in bijlage 4. Bron: CBS

Afdoening door sepot

Van alle in 2010 geseponeerde strafzaken tegen minderjarigen werd 61% met een beleidssepot en 39% met een technisch sepot afgedaan. Was in 2005 nog 16% van alle sepots kaal, in 2010 is dit aandeel gehalveerd (zie figuur 5.12).

Figuur 5.12 Soort sepot OM in percentages van het totaal aantal sepots minderjarigen 0 20 40 60 80 100 2005 2006 2007 2008 2009 2010 Kaal sepot Onvoorwaardelijk beleidssepot Voorwaardelijk beleidssepot Technisch sepot

Voor corresponderende cijfers zie tabel 5.15 in bijlage 4. Bron: CBS

135

Een derde van alle strafzaken tegen minderjarigen die het OM in 2009 met een beleidssepot afdeed, zijn strafzaken wegens gewelds- en seksuele misdrijven. Ruim een kwart betrof vernielingen en eveneens ruim een kwart betrof zaken met vermogensmisdrijven (zie tabel 5.18 in bijlage 4). In 2005 hadden de vernielingen het hoogste aandeel van alle met een beleidssepot afgedane strafzaken (31%), gevolgd door vermogensmis-drijven (29%) en gewelds- en seksuele misvermogensmis-drijven (25%).

In document Criminaliteit en rechtshandhaving 2010 (pagina 131-136)