• No results found

Tenlastelegging van grootschalige delicten

Rechtsvergelijkende analyse

9.3 Inrichting van de tenlastelegging .1 Begrijpelijkheid van de tenlastelegging

9.3.2 Tenlastelegging van grootschalige delicten

Wanneer een verdachte veel soortgelijke strafbare feiten heeft begaan (oplichting van 100 mensen via Marktplaats) of een strafbaar feit met veel feitelijke gedragingen (bezit van 40.000 kinderpornografische afbeeldingen), kan het opnemen van alle specifieke details leiden tot enorme tenlasteleggingen. Ten aanzien van het bezit van kinderporno heeft de Hoge Raad besloten dat niet ten laste gelegde afbeeldingen onder bepaalde voorwaarden wel een rol mogen spelen bij de straftoemeting.574 Daarom wordt soms slechts een beperkt aantal afbeeldingen ten laste gelegd.575

In Duitsland mag weliswaar een tenlastelegging worden opgesteld waarin aan het begin een beschrijving wordt gegeven van de modus operandi, waaruit blijkt dat de delictsbestanddelen zijn vervuld, aangevuld met het totale aantal feiten en de totale pleegperiode, maar daarnaast moet ieder individueel feit tot op zekere hoogte worden geconcretiseerd. Bij de tenlastelegging van het bezit van kinderpornografische afbeeldingen wordt in de praktijk gewerkt met Excelbestanden met specificaties van de afbeeldingen. In Italië wordt soepeler omgegaan met de tenlastelegging van kinderporno. De tenlastelegging geeft aan hoeveel afbeeldingen in beslag zijn genomen, maar verwijst voor de details daarvan naar de processtukken.

Italië kent overigens de grootschaligheid van het bezit van kinderporno als strafverzwarende omstandigheid. De tenlastelegging hoeft slechts enkele afbeeldingen te beschrijven. Wanneer op grond van de bewijsmiddelen vaststaat dat veel afbeeldingen zijn aangetroffen, kan het feit worden bewezen en gekwalificeerd in deze strafverzwarende variant. In Nederland is het maken van een gewoonte of beroep van het bezit van kinderporno weliswaar een strafverzwarende omstandigheid, maar deze zal vermoedelijk niet kunnen worden aangenomen op grond van het enkele grootschalige bezit. Aan artikel 240b Sr zou een onderdeel kunnen worden toegevoegd dat bepaalt dat het bezit van een grote hoeveelheid afbeeldingen strafverzwarend werkt. Het is wel de vraag of dat de meest geschikte oplossing zou zijn voor het tenlasteleggingsprobleem bij grootschalig bezit van kinderporno. Ten eerste

573 De Jong 2004.

574 HR 24 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1497, NJ 2014/339 m.nt. Reijntjes; HR 17 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3322.

575 Volgens artikel 361 lid 1 sub b Sv kan ook bij voeging ad informandum de benadeelde partij overigens een schadevergoeding toegekend krijgen.

143

zou ook in dat geval uit de bewijsmiddelen moeten blijken dat sprake is van een grote hoeveelheid afbeeldingen en valt niet op voorhand in te zien waarom deze afbeeldingen niet zouden hoeven te worden gespecificeerd. Ten tweede zou een dergelijke bepaling moeten worden opgenomen bij alle delicten die op grote schaal kunnen worden begaan. Het probleem van tenlastelegging van grootschalige kinderporno lijkt bovendien te zijn opgelost met de door Nederlandse officieren van justitie gekozen tenlasteleggingstechniek, die door de Hoge Raad is goedgekeurd. Omdat bij deze techniek de grootschaligheid als strafverhogende omstandigheid wordt beschouwd in het kader van de straftoemeting, hoeven de afbeeldingen die slechts worden opgevoerd om de grootschaligheid aan te tonen, niet te worden gespecifieerd in de tenlastelegging. De techniek lijkt toepasbaar te zijn bij alle soorten delicten waarbij het feitencomplex omvangrijk is vanwege de veelheid aan soortgelijke gedragingen van de verdachte.

Bij het bezit van kinderporno kan sprake zijn van een enkelvoudige tenlastelegging. Er wordt één feit ten laste gelegd (bezit) dat betrekking heeft op een groot aantal afbeeldingen. Bij bijvoorbeeld grootschalige oplichting via Marktplaats lijkt de door de Hoge Raad goedgekeurde techniek niet te kunnen worden gebruikt. Waar bij kinderporno sprake kan zijn van één feitencomplex, is bij oplichting sprake van verschillende feitencomplexen, die cumulatief ten laste worden gelegd.576 Dat betekent dat ieder van de ten laste gelegde feiten moet voldoen aan de voorwaarden van artikel 261 Sv. De bij kinderporno toegepaste tenlasteleggingstechniek vertoont verwantschap met voeging ad informandum. Relevante verschillen daarmee zijn dat geen sprake is van strafbare feiten die ad informandum worden gevoegd maar specificaties van het ten laste gelegde feit en dat de verdachte het bezit van de afbeeldingen niet hoeft te erkennen. De officier van justitie zou bij grootschalige oplichting gebruik kunnen maken van voeging ad informandum,577 met een korte feitomschrijving, maar volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad is dat alleen toegestaan wanneer de verdachte de feiten heeft erkend. Zou de grootschaligheid van oplichting mogen worden aangenomen op grond van niet door de verdachte erkende feiten, dan zou dat neerkomen om het schrappen van de voorwaarde bij voeging ad informandum dat de desbetreffende feiten moeten zijn erkend. Dat zou problematisch kunnen zijn in het licht van het recht op een eerlijk proces, omdat de veroordeling mede zou zijn gebaseerd op grond niet ten laste gelegde feiten, zonder dat de verdachte daarmee akkoord is gegaan.578

9.4 Ingangsprocedure

In alle onderzochte buitenlanden heeft de officier van justitie normaliter weliswaar het vervolgingsmonopolie en bepaalt hij voor welke feiten en op welke wijze de verdachte wordt vervolgd, maar bestaat in bepaalde gevallen ook een vorm van toetsing van de vervolgingsbeslissing door een rechter. Hoewel de inrichting van deze ingangsprocedure niet gelijk is in de onderzochte buitenlanden, is de essentie ervan wel dezelfde: een

576 Wij laten de vraag op welke manier kan worden bepaald of sprake is van één of meer feitencomplexen, rusten.

577 Vgl. Hof ’s-Hertogenbosch 13 oktober 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:4423.

578 Hier kan een parallel worden getrokken met Duitsland, waar de tenlastelegging kan worden aangevuld met een nieuw strafbaar feit, maar alleen wanneer de verdediging daarmee instemt.

144

(onderzoeks)rechter of rechterlijk college onderzoekt of de tenlastelegging aan de wettelijke eisen voldoet en of vervolging, gezien het beschikbare bewijsmateriaal, haalbaar is.

Ook Nederland kent weliswaar een variant op de ingangsprocedure, maar deze wordt alleen op initiatief van de verdediging gevoerd. De verdachte kan immers bezwaar maken tegen de dagvaarding (art. 262 Sv). Wanneer de rechter meent dat de bewijsmiddelen onvoldoende steun geven aan de beschuldiging tegen de verdachte, dan kan de verdachte buiten vervolging worden gesteld. Er zou kunnen worden overwogen om een ingangsprocedure (her) in te voeren waarbij de toetsing van de vervolging niet afhankelijk is van de activiteit van de verdachte. Een voordeel van een dergelijke ingangsprocedure zou zijn dat in gevallen waarin de verdediging geen initiatief heeft genomen, maar de vervolging niet gerechtvaardigd is, de verdachte gespaard kan blijven van een openbare beschuldiging en terechtzitting. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan zaken waarin de verdachte geen rechtsbijstand heeft en niet goed kan inschatten of voldoende grond bestaat voor een vervolging dan wel zich, ondanks de mededeling hierover in de dagvaarding, niet bewust is van de mogelijkheid bezwaar te maken tegen de dagvaarding. Voor het herstel van fouten in de tenlastelegging zou een ingangsprocedure minder noodzakelijk zijn, omdat deze kunnen worden rechtgezet door wijziging van de tenlastelegging te vorderen.

Invoering van een algemene ingangsprocedure kent ook nadelen. Een ingangsprocedure vergt capaciteit van de rechterlijke macht, zelfs wanneer zou worden besloten tot een volledig schriftelijke procedure. Ook zal de ingangsprocedure tijd kosten en de procedure kunnen vertragen. Daarbij is het de vraag of het vaak voorkomt dat een vervolging achterwege had moeten blijven, omdat in geval van twijfel dikwijls zal worden besloten tot een technisch sepot. Van Duitse strafzaken is bijvoorbeeld bekend dat het zelden voorkomt dat een tenlastelegging de rechterlijke toetsing niet doorstaat.579 Verder zal een ingangsprocedure niet kunnen voorkomen dat tijdens het onderzoek ter terechtzitting wijzigingen in de tenlastelegging noodzakelijk zijn, in het bijzonder wanneer tijdens de zitting nieuw bewijsmateriaal beschikbaar komt, waardoor de oorspronkelijke tenlastelegging onbewijsbaar wordt of een andere delictsomschrijving van toepassing blijkt te zijn.

Een ingangsprocedure biedt de verdachte bescherming tegen een lichtvaardige vervolging. Een rechter is de meest aangewezen functionaris om deze bescherming te geven. Zelfs in de Italiaanse procedure, waarin de rol van de aanklager groot is, worden tenlasteleggingen door een onderzoeksrechter getoetst. Rechterlijke bemoeienis met de tenlastelegging kan zich echter enigszins moeizaam verhouden met het uitgangspunt dat alleen de officier van justitie bepaalt of een verdachte wordt vervolgd en, zo ja, voor welk strafbaar feit. Wanneer de ingangsrechter alleen de bevoegdheid heeft om al dan niet in te stemmen met de vervolging wegens het in de tenlastelegging genoemde feit, kan worden gesteld dat het vervolgingsmonopolie en het opportuniteitsbeginsel worden gerespecteerd, omdat alleen de officier van justitie bepaalt hoe de tenlastelegging wordt opgesteld. In enkele landen heeft de ingangsrechter echter niet alleen de bevoegdheid om de tenlastelegging te toetsen, maar ook om deze aan te passen. Wanneer de ingangsrechter de tenlastelegging aanpast, doet dit afbreuk aan het uitgangspunt dat de officier van justitie bepaalt voor welk feit wordt vervolgd.

145

In Nederland mag de rechter die een bezwaarschrift tegen de dagvaarding beoordeelt, geen wijzigingen in de tenlastelegging aanbrengen.

Toetsing van de haalbaarheid van de vervolging kan ook raken aan het recht op berechting door een onpartijdige rechter, namelijk wanneer de rechter die eerst als ingangsrechter de haalbaarheid van de vervolging heeft beoordeeld, vervolgens deelneemt aan de berechting van de verdachte. In Duitsland en Nederland is dit toegelaten.580 In beide landen ligt het argument van de efficiëntie daaraan ten grondslag. Wanneer de ingangsrechter niet mag deelnemen aan de berechting, is het immers niet noodzakelijk dat een nieuwe rechter zich inleest in het dossier. In beide landen bestaat echter ook discussie over de vraag het recht of berechting door een onpartijdige rechter voldoende wordt gerespecteerd met de genoemde praktijk. De rechter die een haalbaarheidsoordeel moet geven, heeft zich daarmee immers uitgelaten over zijn overtuiging dat de tenlastelegging voldoende steun vindt in de bewijsmiddelen. Hoewel de Hoge Raad een andere opvatting was toegedaan,581 kan worden betoogd dat de rechter hiermee de schijn van partijdigheid wekt.582 Omdat bij de bezwaarschriftprocedure niet wordt vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan een strafbaar feit, zal schending van de onschuldpresumptie overigens niet aan de orde zijn. Ook wanneer geen algemene ingangsprocedure zou worden (her)ingevoerd in Nederland, zou kunnen worden besloten om de rechter die het bezwaarschrift tegen de dagvaarding heeft beoordeeld, niet langer te laten deelnemen aan de berechting.583

9.5 Wijziging en aanvulling van de tenlastelegging tijdens het onderzoek ter terechtzitting