• No results found

DEEL III EEN EMPIRISCH PERSPECTIEF OP GEZAG

3. Resultaten en analyse empirisch onderzoek

3.1 Resultaten intentionele meeroudergezinnen

3.1.2 Resultaten van het kwantitatieve onderzoek

3.1.2.5 Taakverdeling

De moeders halen de kinderen altijd (57%) of meestal (19%) op van school. Voor 11% is deze vraag niet van toepassing, omdat de kinderen ouder zijn en niet meer opgehaald hoeven te worden (rapportage door alle respondenten, minus gescheiden moeders).

Als de moeders gescheiden zijn, geeft de biologische moeder (N= 19) aan dat de meemoeder in 32% van de gevallen de kinderen de helft van het aantal keren van school haalt. 21% van de gescheiden meemoeders (N= 4) doet dit nooit. Er zijn slechts 6 respondenten die rapporteren over de biologische moeder en daarom rapporteren we deze resultaten niet. Van de bekende donoren haalt 58% de kinderen nooit op van school en voor 21% is deze vraag niet van toe-passing. 13% van de donoren haalt de kinderen soms van school af.

Aanwezigheid bij belangrijke gebeurtenissen

Aan de gescheiden moeders is gevraagd hoe vaak zij aanwezig waren bij be-langrijke gebeurtenissen in het leven van de kinderen. De biologische moeder (N= 19) geeft aan dat de meemoeder in 47% van de gevallen altijd aanwezig is bij belangrijke gebeurtenissen en 16% zegt dat dit meestal het geval is. Andersom (N= 6) is de biologische moeder in 50% van de gevallen altijd aan-wezig bij belangrijke gebeurtenissen in het leven van de kinderen. De andere 3 respondenten zijn verdeeld over de opties meestal, soms en niet van toepassing.

Over de donor geeft van alle respondenten (N=270) 35% aan dat hij meestal of altijd aanwezig is, terwijl 23% soms aanwezig is en 20% nooit. In 10% wordt aangegeven dat deze vraag niet van toepassing is.

Beslissingspatronen belangrijke zaken kind

Aan alle respondenten is gevraagd hoe beslissingen over belangrijke zaken in het leven van het kind verlopen. Voor het overgrote deel geldt dat de moeders samen de beslissingen nemen (81%). In 9% nemen de moeders de beslissingen samen met de donor en 7% van de respondenten zegt dat de moeders de be-slissingen maken, geadviseerd door de bekende donor. Als gekeken wordt naar beslissingspatronen over de kinderen alleen bij de gescheiden moeders (N= 37), zien we dat in 59% de moeders samen beslissen, 19% beslist samen met de donor, 8% beslist samen met advies van de donor en bij 5% (N=2) beslist de biologische moeder alleen.

Figuur 11. Beslissingspatronen bij belangrijke zaken in het leven van de

kinderen (niet-gescheiden moeders, N= 270) Financiële bijdrage: gescheiden moeders

Aan de gescheiden moeders is gevraagd of de andere moeder financieel bijdraagt aan het levensonderhoud van de kinderen. De biologische moeder rapporteert dat de meemoeder in 37% (N= 7) alleen de kosten betaalt als de kinderen bij haar zijn en dat de andere kosten voor de biologische moeder zijn, 21% van de gescheiden meemoeders draagt nooit bij en 16% betaalt kinderalimentatie volgens de afspraken. Voor de overige 16% is deze vraag niet van toepassing.

Van de zes gescheiden meemoeders rapporteert 83% dat de biologische moeder de kosten betaalt als de kinderen bij haar zijn, de andere kosten zijn voor de meemoeder als zij de kinderen heeft.

Financiële bijdrage: bekende donor

Van alle mogelijke antwoorden (meerdere antwoorden waren mogelijk) geven de respondenten aan dat de bekende donor in de meeste gevallen financieel niet bijdraagt aan het levensonderhoud van de kinderen. Een enkele keer wordt gerapporteerd dat de donor substantiële kosten of cadeaus betaalt voor de kinderen. Zie tabel 5 voor een overzicht.

Tabel 5. Financiële bijdrage door de bekende donor

Hoe noemen de kinderen de moeders?

De meeste kinderen noemen zowel de biologische moeder (53%) als de mee-moeder (55%) mama in combinatie met de voornaam. 33% van de respondenten rapporteert dat alleen de biologische moeder mama genoemd wordt, bij de meemoeders is dit 23%. In 12% van de gevallen wordt gerapporteerd dat de meemoeder enkel bij de voornaam genoemd wordt. Bij de biologische moeder gaat dit om 5%.

Figuur 12. Benoeming van de biologische moeder en de meemoeder door de

kinderen

N %

Ja, hij betaalt een substantiële periodieke bijdrage 3 1 Ja, hij betaalt een kleine periodieke bijdrage 2 1 Ja, hij draagt bepaalde substantiële kosten (bijv. studiekosten, vakantiekosten) 14 5 Ja, hij geeft de kinderen substantiële cadeaus (bijv. fiets, computer) 14 5 De moeders betalen de kosten als ze bij hen zijn, de bekende donor als ze bij hem zijn;

andere kosten worden gedeeld 18 7

Alleen kosten als bij hen zijn, de moeders betalen de rest 13 5

Nee 218 81

Anders 5 2

Hoe noemen de kinderen de donor?

De kinderen noemen de bekende donor in 36% van de gevallen bij de voornaam. 30% noemt de donor papa in combinatie met de voornaam en 17% noemt de bekende donor papa. Voor 13% van de respondenten is deze vraag niet van toepassing, vaak omdat de kinderen te jong zijn en nog niet kunnen praten. Een enkele keer wordt de donor ook oom genoemd, omdat hij de broer is van de meemoeder.

Figuur 13. Benoeming van de bekende donor door de kinderen

Contact kinderen met de families

Met de familie van de biologische moeder is regelmatig contact (60%) en in 33% is er veel contact tussen de kinderen en de familie van de biologische moe-der. De kinderen hebben in dezelfde mate contact met de familie van de mee-moeder: 54% rapporteert regelmatig contact en 32% veel contact.

Figuur 14. Contact tussen de kinderen en de familie van de biologische moeder

en de meemoeder

Veertig procent van de respondenten rapporteert dat de kinderen weinig contact hebben met de familie van de donor, 22% heeft geen contact en 27% heeft regel-matig contact met de familie van de donor.

Relaties tussen de moeders en donor

De relatie van de niet-gescheiden moeders wordt door 95% als goed of heel goed beoordeeld (moeders zelf en door de donor). De relatie van gescheiden moeders (N=35) is over het algemeen ook goed (36%) of heel goed (14%), maar wordt door 19% als verstoord of ernstig verstoord beschouwd. Nog eens 11% noemt de relatie werkbaar of redelijk. De biologische moeder en de bekende donor gaan meestal goed (51%) of heel goed (38%) met elkaar om. Bij slechts 3% is de relatie geheel verbroken. De verhouding tussen de meemoeder met de bekende donor is ook goed (48%) of heel goed (40%) en hier rapporteert ook 3% dat het contact geheel verbroken is.

Tussen de biologische moeder en meemoeder vindt dagelijks (73%) of een paar keer per week (11%) overleg plaats over de kinderen. 6% zegt nooit te overleg-gen samen. Tussen gescheiden moeders wordt een stuk minder overlegd: 14% doet dat iedere dag, 17% een paar keer per week, 22% minder dan een keer per maand en 8% overlegt nooit over de kinderen. Als gevraagd wordt hoe vaak de biologische moeder en de meemoeder met de bekende donor overleggen over de kinderen, rapporteert ongeveer een kwart dat dit minder dan een keer per maand gebeurt en iets meer dan de helft dat er nooit overleg plaatsvindt. De overige moeders en donoren hebben regelmatig overleg met elkaar (minimaal een paar keer per maand tot een paar keer per week).

De moeders zijn het meestal met elkaar eens als het om de opvoeding van de kinderen gaat: 53% geef aan zelden onenigheid te hebben en 35% weinig.

Van de gescheiden moeders (N= 36) heeft de helft weinig ruzie, 22% zelden, 11% regelmatig en 8% vaak of zeer vaak. Bij onenigheid tussen de moeders en de bekende donor wordt door twee derde niet van toepassing gescoord, waar-schijnlijk omdat daar ook weinig overleg plaatsvindt. De biologische moeder heeft zelden (18%) of weinig (15%) onenigheid met de donor en bij de mee-moeder zijn deze percentages 24% en 11% respectievelijk.