• No results found

T E NIET GAAN VAN HET VOORKEURRECHT

In document MEDEDEELING N£. IV. (pagina 115-129)

§ i. Atjèh.

2 2 0 . [Gaat de a a n s t a a n d e ontginner niet] binnen een bepaalden ter-mijn tot ontginning over , dan kan het landschapshoofd anderen a a n v r a g e r s toestemming v e r k e n e n om die gronden te exploiteeren.

[Adatrb. X 54]

2 2 1 . De in het gebergte gelegen gronden, worden na drie j a r e n ge-acht w e d e r tot den staat van woestheid te zijn teruggekeerd. Althans na dien tijd is de oelèëbalang bevoegd ze aan anderen ter ontginning te geven. *) [Résumé Atjèh 60]

§ 2. Gajo-, Alas- en Bataklanden.

2 2 2 . H e t recht van preferentie 2) dat men [in K o t a P i n a n g ] door het plaatsen van een „ t o t o " k r i j g t3) , d u u r t drie maanden ; gaat men dan niet

tot de ontginning over, dan verliest men zijne rechten.

[Nota Kota Pinang 230—231]

§ 3. Het Minangkabausehe gebied.

2 2 3 . Gewoonlijk omheint de a a n v r a g e r het terrein, of wel kapt hij in het bosch eenige boomen om I n het a l g e m e e n : er moet een

') Na die drie jaren vervalt dus het voorkeurrecht van den voormaligen recht-hebbende.

a) Liever : het voorkeurrecht.

3) Zie boven, plaats 81.

— 99 —

H S T . I V T E NIET GAAN VOORKEURR.

teeken bestaan, om zijne regten op den grond verzekerd te zien Gaat dat teeken verloren en zet men de ontginning niet v o o r t1) , dan w o r d t de g r o n d geacht weder ter beschikking' te zijn van het algemeen, tenzij de eerste a a n v r a g e r zijn voornemen, om den g r o n d nog in cultuur te brengen, zou kenbaar maken. [Résumé Sumatra 18]

§ 4. Zuid-Suniatra.

224. T e n bewijze van de voorgenomen ontginning [in DjambiJ zul-len de gebruikelijke m e r k e n en andere teekenen moeten worden aan-gebracht of gebezigd.

Een ieder, die, onvoorziene omstandigheden uitgesloten, een m a a n d na den a a n v a n g der w e r k z a a m h e d e n aan de droge rijstvelden met de ontginning van het terrein tot den aanleg van die velden nog geen aan-v a n g heeft gemaakt, aan-verliest zijne rechten daarop, aan-voor het geaan-val althans een ander districtsgenoot zich tot dat doel bij het betrokken hoofd aanmeldt. [Oend. Djambi 202]

2 2 5 . W a n n e e r het geval zich [in Djambi] voordoet, dat een streek met voor ontginning reeds geveld bosch door omstandigheden niet verder bewerkt kan worden, dan blijft dat terrein eigendom 2) van den oor-spronkelijken kapper t o t d a t d a a r o p wederom rimbo is ontstaan.

[v. d. B o r 187—188]

2 2 6 . Bij den afstand [door het m a r g a b e s t u u r in P a l e m b a n g ] van onontgonnen g r o n d w o r d t slechts op enkele plaatsen een termijn gesteld, binnen welken de ontginning moet plaats hebben. Zoo w o r d t in [sommige afdeelingen] die termijn gesteld op één jaar, doch behoudt degeen die voornemens was een terrein te ontginnen d a a r o p toch de preferentie 3), terwijl [elders] zes m a a n d e n tijd w o r d t gegund

[ R é s u m é S u m a t r a 121]

227. In de Pasemahlanden mag niemand voor [het verstrijken van twee tot drie j a r e n na de eerste ontginning pas ontgonnen] gronden

') Liever : en g a a t m e n n i e t tot feitelijke o n t g i n n i n g over.

z) Zie de noot bij p l a a t s 146.

3) Liever : zijn v o o r k e u r r e c h t .

— 100 —

MINANGKABAU-ZSUMATRA 2 2 3 2 3 1

bewerken zonder toestemming van den eersten ontginner I n de af-deeling L e m a t a n g Oeloe, in de m a r g a ' s boven L a h a t , houden de regten van den eersten ontginner op, zoodra hij de gronden verlaten heeft, ter-wijl in de benedenmarga's de regten 1) van den eersten ontginner nog drie j a r e n blijven bestaan [Résumé Sumatra 119]

228. O p enkele plaatsen [in P a l e m b a n g ] geeft hij, die een stuk on-bebouwden grond, wil laten b r a a k l i g g e n2) d a a r v a n kennis aan het margahoofd, teneinde dezen in staat te stellen anderen te beletten d a a r v a n gebruik te maken.

H e t regt om er dan weder over te beschikken 3), vervalt evenwel na 3 j a r e n . [Résumé Sumatra 121]

229. In het algemeen is overal in [het gewest] Benkoelen als be-ginsel aangenomen, dat degene die een stuk grond in exploitatie neemt gehouden is hetzelve binnen een, twee of drie j a r e n — n a a r gelang van de a d a t der landstreek — in exploitatie te brengen ; hieraan niet vol-doende kan elk ander, mits het margahoofd en den eersten ontginner d a a r v a n kennis gevende, over die gronden beschikken.

[ R é s u m é S u m a t r a 87]

230. L a a t de [aanstaande ontginner in Benkoelen] evenwel een geruimen tijd voorbijgaan, zonder het aangevraagde stuk te ontginnen, dan is het margahoofd, na kennisgeving aan dien persoon, gerechtigd om den grond aan een anderen persoon, die d a a r v o o r a a n v r a a g doet, ter ontginning af te staan [Helfrich 598]

2 3 1 . Hij [,die in de L a m p o n g s vergunning bekomen heeft om woesten grond te gaan ontginnen,] is verplicht den door hem uitgekozen g r o n d te ontginnen binnen den tijd van één j a a r o.f één o o g s t ; doet hij dit niet, dan verliest hij zijn r e g t ; zelfs moet hij bij het aanleggen van ladangs of eenjarige aanplantingen, reeds dadelijk het bewijs leveren dat hij dien grond daartoe wil gebruiken, door het omkappen van het kreupelhout. Doet hij dit niet binnen den tijd van 14 dagen of eene

') D i e n s v o o r k e u r r e c h t als voormalig b e z i t t e r .

a) I m m e r s : n a zich d a a r o p een v o o r k e u r r e c h t te h e b b e n verzekerd ?

3) L i e v e r : d a a r v a n eenig voordeel te t r e k k e n .

— 101 —

a

H S T . IV T E NIET GAAN VOORKEURR.

maand, dan kan een ander die plek benutten, echter na den eersten inbezitnemer gehoord te hebben. [Résumé Sumatra 105]

232. Meestal verliest de ontginner [in de Lampongs] na 25 à 30 jaren zijn recht [van voorkeur]. [Adatrb. X 216]

§ 5. H e t M a l e i s e h e g e b i e d .

233. [De aanstaande ontginners ter Oostkust] zijn alleen ver-pligt om het gekozen terrein binnen het jaar te ontginnen

Gebeurt dit niet dan komt de grond na het jaar weder ter beschik-king van het publiek. [Résumé Oostkust 239]

§ 6. B a n k a en Billiton.

§ 7. B o r n e o .

234. Vooraf is [de aanstaande ontginner] verplicht merkteekens te stellen — tadjang geheeten — om de uitgestrektheid der gronden, die hij begeert, aan te wijzen, gewoonlijk bestaande uit omgekapte boomen, sta-ken, steenen enz.

Hij is verplicht binnen zekeren tijd [den grond] te ont-ginnen, afhankelijk van de werkzaamheden der overige personen, met wie hij samen een ladang aanlegt. Doet hij dat niet, dan vervalt zijn recht en kan een ander van die gronden gebruik maken, tenzij de eerste aan-toont door omstandigheden van zijnen wil onafhankelijk, b.v. : ziekten van hem of zijn gezin, daarin te zijn verhinderd.

[ E n g e l h a r d D o e s s o n 203]

235. In de Zuider-afdeeling (Sampit) kan de eerste ontginner op den ontgonnen doch verlaten grond nog circa drie jaren na het ver-laten, zijne vorige regten doen gelden.1)

') D e n k e l i j k slechts een uit afstervend bezit- of g e n o t r e c h t o v e r g e h o u d e n voor-k e u r r e c h t .

— 102 —

ZSUMATRA-MINAHASA 2 3 1 2 3 7

B e w e r k t hij na dien tijd den grond niet, dan mag dien door anderen w o r d e n in bezit genomen, doch behoudt hij het vruchtgebruik van zijn eigen aanplant d a a r o p r) en het regt van vergoeding te eischen voor de beschadiging van zijn a a n p l a n t1) , door den nieuwen bezitter eventueel a a n g e b r a g t . [Résumé Z.O.-Borneo 13]

2 3 6 . Ontgonnen, doch weder verlaten gronden [in de Doesoon-landen van Z.O.-Borneo] w o r d e n geacht tot den staat van woestheid te zijn teruggekeerd als zij door den ontginner verlaten en wederom be-groeid zijn met alang-alang, gras en struikgewas of met j o n g opgaand hout bedekt, kortom als er geen sporen van vroegeren aanplant meer aanwezig zijn.

Dit het geval zijnde, kan de eerste ontginner d a a r o p altijd nog zijne rechten 2) doen gelden.

Als maatstaf neemt men veelal de sirihplant en de cassave (betella pohon) w a a r v a n na circa twee j a r e n doorgaans niets meer te vinden is, en in de onderafdeeling Boentok de paggars rondom de ladangs. Zijn deze niet m e e r te vinden, vergaan of daaruit boomen gegroeid, dan w o r d t de grond geacht tot den vroegeren staat van woestheid te zijn teruggekeerd, wat gewoonlijk tusschen 5 tot 8 j a r e n het geval is. D a a r n a keeren die gronden t e r u g tot het communaal bezit van 3) de k a m p o n g

— in de onderafdeeling Boentok, van het district — w a a r t o e zij behooren.

[Engelhard Doesson 199—200]

§ 8, De Minahasa.

237. De vergunning [om woeste gronden te ontginnen] verkregen hebbende, moet met de ontginning dadelijk een a a n v a n g w o r d e n ge-m a a k t 4) . daar de vergunning hoegenaamd geen rechten op den grond schept [Wilken II 357]

') Het recht op het gewas is overal in Indonesië los van het recht op den grond zelf. Het hier vermelde is dus niets bijzonders.

2) Denkelijk slechts een uit afstervend bezit- of genotrecht overgehouden voorkeur-recht.

3) Liever : onder het volle beschikkingsrecht van.

4) Op straffe van verlies van het voorkeurrecht?

— 103 —

É

H S T . IV TE NIET GAAN

VOORKEURS-§ 9. De Gorontalosehe kring.

§ 10. Het Toradja-gebied.

§ 11. Zuid-Celebes.

238. Zoolang [anderen hun voornemen om hetzelfde stuk grond te ontginnen niet hebben te kennen gegeven,] behoudt de aangever zijn recht van voorkeur; daagt er echter een tweede op, dan moet de eerste of dadelijk met de ontginning een begin maken, óf wordt hem een korte termijn van een of twee weken gesteld. [Kooreman Celebes 149]

239. Is [in de afdeelingen Makassar en de Zuider-districten. wan-neer zich een tweede aanvrager opdoet, de aan den eersten aanvrager ge-stelde ontginningstermijn] reeds verstreken zonder dat de ontginning heeft plaats gehad, dan wordt de grond aan den tweeden aanvrager afge-staan

In de onderafdeelingen Balang-Nipa en Kadjang van de afdeeling Ooster-districten kan, indien de ontginning niet binnen de drie jaren plaats heeft, de afgestane grond aan een ander worden gegeven

Heeft de ontginning gedurende [den daartoe gebruikelijken tijd in de onderafdeeling Bikeroe] niet plaats gehad, dan worden de gronden weder gerekend te behooren tot de algemeene domeingronden.

[Résumé Celebes 21]

240. Doet er zich evenwel [, wanneer iemand door het maken van grensteekens te kennen heeft gegeven een stuk onbebouwden grond tot sawahs te willen ontginnen,] een andere liefhebber voor hetzelfde stuk grond op, en wenscht de eerste aanvrager of degeen, die het eerst op zichtbare wijze zijn voornemen tot ontginning heeft kenbaar gemaakt, dien grond nog te bewerken, dan wordt hem een termijn gesteld, binnen welken de ontginning moet worden ondernomen. Is die termijn ver-streken zonder dat die ontginning heeft plaats gehad, dan wordt de grond aan den tweeden aanvrager afgestaan. Omtrent den duur van dien termijn bestaan nergens vaste voorschriften; het vaststellen

daar-— 104 daar-—

ZCELEBES 23&—244 van berustte vroeger geheel bij het bestuur van het betrokken aroe-schap r)

[ R é s u m é B o n i 215—216]

241 bewerkt [de voormalige sawahbezitter in het Bonische district Tjenrana] gedurende dat jaar [, waarin hij zich een recht van voorkeur heeft voorbehouden, omdat een ander de door hem verlaten sawah ter ontginning aanvroeg,] zijn sawah niet, dan heeft hij na ver-loop van dien termijn zijn recht daarop geheel en al verloren.

[ R é s u m é B o n i 208]

242. In de districten waar bepaald gebrek aan tuingrond is, worden verlaten en weder woest geworden gronden aan anderen ter ontginning-gegeven, i°. .."...., 2°. als de rechthebbende verklaart dien grond niet meer te willen bewerken, 30. als de rechthebbende in gebreke blijft binnen een door het kampongbestuur gestelden termijn met de bewer-king een begin te maken. 2) [Kooreman Celebes 160]

243. In Sidenreng, Soeppa en Rappang worden tot sawahs ont-gonnen gronden geacht tot den staat van woestheid te zijn teruggekeerd, zoodra de dijkjes geheel verdwenen zijn of in zoodanigen staat zijn komen te verkeeren dat zij het water niet meer op de velden kunnen houden. Dergelijke gronden worden in Sidenreng en Soeppa „watarang", in Rappang „amoeng" geheeten.

De eerste ontginner kan daarop nog drie jaren lang zijn recht doen gelden, d. w. z. hem moet drie jaren tijd gegeven worden om die gronden opnieuw te ontginnen; laat hij dien tijd verloren gaan, dan kan de watarang of amoeng aan anderen ter herontginning worden afgestaan.

In Maloesetasi wordt nagenoeg dezelfde toestand aangetroffen.

[ R é s u m é B o n i 205]

244. Het vorenstaande résumeerende, blijkt daaruit dat met uitzondering van de afdeeling Saleijer en de onderafdeelingen Binamoe en Bankala (afdeeling Zuider-districten), alsmede van de onderafdeeling

') O r n a m e n t s c h a p .

2) U i t deze p l a a t s valt alweer niet op te m a k e n , of h e t bezit- r e s p . g e n o t r e c h t op d e n g r o n d n o g v o o r t b e s t a a t d a n of de voormalige bezitter slechts een voorkeur-recht heeft.

— 105 —

H S T . IV

T E NIET GAAN VOORKEURR.

Tello (afdeeling Makassar) en van enkele streken der onderafdeeling Bikeroe (afdeeling Ooster-districten) — deze laatste alleen voor zooveel de tot padivelden (sawahs) ontgonnen gronden betreft) zijn regtJ) daar-op verliest als die grond meer dan drie jaren heeft braak gelegen, geen omheining meer bestaat of dat die weder is begroeid met jong opgaand hout, alangalang en ander onkruid, en voor zooveel tot padivelden (sawahs) ontgonnen gronden betreft, zoodra die van 5 tot 30 jaren hebben braak gelegen en de galangans (dijkjes) niet meer zigtbaar zijn.

[ R é s u m é C e l e b e s 17]

245. Behalve in [de onderafdeeling Boelekamba] is mij alleen in Bangkala het geval voorgekomen, dat velden, die jarenlang hadden braak gelegen ter ontginning werden aangevraagd. De gevraagde vergunning werd verleend, maar daar men er niet zeker van was, dat er geen recht-hebbenden =) meer bestonden, werd de voorwaarde gesteld, dat als even-tueel een reclame gegrond bevonden werd, de nieuwe bewerker tot terug-gave verplicht zou zijn. Aan laatstgenoemde werd echter de bewerking gedurende minstens drie jaren verzekerd.

Volgens bekomen inlichtingen op verschillende standplaatsen in Noord- Zuider- en Oosterdistricten bestaat dit gebruik overal, en heb-ben de hoofden op enkele plaatsen ook het recht om padivelden, die geruimen tijd braak hebben gelegen — in de Noorderdistricten drie jaar — voor minstens drie jaar in bruikleen te geven, als de vrucht-gebruiker verklaart, ze vooreerst niet te zullen bewerken, of op aan-zegging van de hoofden om ze te bewerken, ze toch braak laat liggen.

[ K o o r e m a n C e l e b e s i 6 i ]

§12. De T e r n a t e - a r c h i p e l .

§ 13- De A m b o n s e h e M o l u k k e n .

246. Zoo [de negorijman, aan wien vergunning is verleend tot ontginning van een stuk woesten grond,] hem braak laat liggen

[gedu-') O o k zijn v o o r k e u r r e c h t ?

2) I s ook v o o r k e u r r e c h t b e d o e l d ?

— 106 —

Z C E L E B E S - B A L I 244 248 rende één à twee j a a r ] , vervalt de verleende vergunning, na vooraf-gaande w a a r s c h u w i n g . [Résumé Amboina 16]

§ 14. Nieuw-Guinea.

§15. De T i m o r s e h e k r i n g .

§ 16. B a l i en L o m b o k .

247. [De toestemming der desavereeniging om een stuk g r o n d te occupeeren in desa's met een beperkten v o o r r a a d bebouwbaren g r o n d ] eenmaal verleend zijnde, moet er ook gebruik van gemaakt wor-den door binnen een behoorlijken tijd tot de bebouwing van wor-den g r o n d over te gaan, anders vervalt de vergunning. I n enkele desaregle-menten w o r d t d a a r v o o r een termijn gesteld van drie jaren, doch over het algemeen is aan de desavereeniging of het desabestuur overgelaten over den d u u r d a a r v a n te beslissen, waarbij rekening gehouden w o r d t met de bijzondere omstandigheden van ieder geval.

[Liefrinck Bali 415]

248. I n het algemeen gaat eene verleende concessie tot grondont-ginning te niet door het n i e t n a k o m e n van eene of meerdere der aan den ontginner opgelegde verplichtingen

M a a k t hij door onvoorziene omstandigheden van de verleende ver-g u n n i n ver-g ver-geen ver-gebruik, dan zal hij uit zich zelven al spoediver-g overver-gaan tot de t e r u g g a v e der gronden, in het geval d a a r v o o r het betalen eener zekere h u u r s o m1) bedongen is. Is dit niet het geval, of behoeft eerst h u u r 1) van den grond betaald te w o r d e n zoodra deze vruchten afwerpt, zoo zal, w a n n e e r de ontginning niet tot stand komt, over de zaak niet verder gesproken worden, totdat een a n d e r het oog op dien grond w e r p t en zich tot het verkrijgen d a a r v a n tot het desabestuur wendt, dat, na

') L i e v e r : recognitie (zie P a n d e c t e n I p l a a t s e n 1287—1300).

— 107 —

H S T . I V T E NIET GAAX VOORKEURR.

den eersten a a n v r a g e r gehoord te hebben en met inachtneming van den c. q. gestelden termijn, de zaak zoodanig beslist, dat van den grond het meeste profijt getrokken wordt. [Résumé Bali 25—26]

249. De verplichtingen die op den concessionaris rusten zijn de volgende :

i°. den grond binnen een zekeren termijn in ontginning te brengen.

E r bestaat geen algemeen bindende regel ten aanzien van den d u u r van dien termijn, hij kan langer of korter gesteld worden, n a a r m a t e der uitgestrektheid van het te ontginnen terrein, de meerdere of mindere moeielijkheid aan de ontginning verbonden en a n d e r e omstandigheden, welke ter beoordeeling staan van dengene die de concessie verleent. I n een der oudste desareglementen, behoorende aan een Boelèlèngsche desa, vonden wij dien termijn gesteld op drie j a r e n en dit is ook de meest gebruikelijke in het landschap D j a m b r a n a [Résumé Bali 24]

2 5 0 . Is die vergunning [om onbebouwden grond in cultuur te bren-gen, verleend aan inwoners van naburige bevriende desa's,] eenmaal ge-geven, dan w o r d t ze in den regel niet ingetrokken zoolang de bebouwer aan zijn verplichtingen voldoet.x) I n sommige desa's echter, w o r d t de vergunning tot bebouwing aan niet-inwoners nooit langer verleend dan voor een j a a r te gelijk [Résumé Bali 27]

§ 17. Middel- e n O o s t - J a v a m e t M a d o e r a .

2 5 1 . H e t recht van dengene [in Banjoewangi,] die den grond heeft afgepaald en d a a r d o o r van zijn plan tot ontginning doen blijken, kan verloren gaan, als de ontginner vóór de voltooiing komt te overlijden.

I n twee desa's w e r d verklaard, dat de ontginner beschouwd werd van de voortzetting van zijn w e r k te hebben afgezien, als hij dat geduren-de een j a a r aan zijn lot h a d overgelaten. E l d e r s n a m men geen termijn a a n ; het moest uit bepaalde verklaringen of daadzaken blijken, dat de grond, die aanvankelijk ontgonnen werd, was geabandonneerd.

[ER. II 273]

') Hoe, als de aanvrager niet ontgint?

— 108 —

BALI-MJAVA 24& 25 7

2 5 2 . Voor den d u u r van het recht, dat men [in P a s o e r o e a n ] op den grond kreeg door verlof tot ontginning, was in eenige desa's een termijn gesteld van twee j a r e n ; elders van één j a a r ; van één m a a n d ; en van vijftien dagen. [ER. II 250]

253. Die termijn [, binnen welken in Probolinggo geen ander de ontginning kon ondernemen,] was in de meeste desa's drie j a r e n : in enkele desa's was bij korter b.v. één jaar, of twee, dan wel één of twee maanden. E l d e r s was geen termijn bekend, en moest men zich altijd met den eersten ontginner verstaan. [üR. II 260]

254. Van een termijn, binnen welken [in R e m b a n g ] de ontginning voltooid moest zijn, w e r d alleen in eenige desa's van de regentschappen R e m b a n g en Blora gewag gemaakt.

jtfoot : De termijn is één jaar. Die termijn is twee jaar, maar ook vóór die termijn is verstreken, kan een ander in zijn plaats vergunning bekomen, als de eerste verklaart van zijn plan tot ontginning af te zien.

[ER. II 188]

255. Zoodat [in J a p a r a ] , wanneer iemand gronden gedeeltelijk ont-gonnen heeft, en die in dien toestand eenigen tijd laat liggen, zoodat zij weder een woest aanzien krijgen, een a n d e r het recht heeft om die gronden weder te ontginnen. [ER. 171 noot b]

256. In één desa [in J a p a r a ] is gewaagd van een termijn, binnen welken van de vergunning gebruik gemaakt moet worden.

Noot: Wanneer na 10 dagen van het bekomen verlof geen gebruik gemaakt is, kan een ander dezelfde gronden ontginnen ; [elders] wordt niet bepaald hoelang, na het bekomen verlof, het recht om de gronden te ontginnen blijft voortduren; maar wanneer eenigen tijd na het verlof geen begin gemaakt is, en de belanghebbende daarmede nog wachten wil, dan kan het desahoofd het verlof weder intrekken () en aan een ander, die dezelfde gronden dadelijk ontginnen wil, de vergunning verleenen. [ER. II 168—169]

257. Volgens de afgelegde verklaringen moet [in S e m a r a n g ] in vele desa's de ontginning binnen een bepaalden termijn zijn afgeloopen.

W a n n e e r binnen dien termijn met de ontginning nog geen begin is ge-maakt, kan een ander daar gaan ontginnen, in één desa behoudt de

') Uiting van het beschikkingsrecht?

— 109 —

H S T . IV TE NIET GAAN VOORKEUKR.

ontginner, na verloop van den termijn, alleen wat hij reeds ontgon-nen had.

Noot : Binnen i jaar voor i bouw binnen 2 jaar binnen 3 jaar binnen 6 jaar.

In eenige desa's wordt geen tijd bepaald, wanneer de ontginning zal voltooid moeten zijn, maar beslist het hoofd, in hoeverre de ontginner diligent is geweest. [ER. II 145]

258. Het verlof tot ontginning gaf [in Madioen] in drie desa's een uitsluitend recht op den grond, mits er binnen het jaar gebruik van werd gemaakt.

Noot : Heeft iemand kruizen opgericht ter aanduiding van de grenzen zijner ontginning, dan geldt dat voor één jaar, is hij na verloop van dien tijd niet gereed, dan maakt hij op nieuw teekens, en dat geeft hem weder een jaar uit-sluitend recht tot ontginnen '). [ER. II 204]

259 in één desa [in Bagelen] werd het tijdstip waarop de ontginning moest voltooid zijn, vrijgelaten, elders duurde het, totdat een ander dezelfde plek aanvroeg, tenzij degeen die het eerst vergunning verkregen had alsnog den grond wilde ontginnen, maar dan dadelijk ; in één desa moest binnen één jaar, in twee desa's binnen drie jaren van de vergunning gebruik gemaakt zijn. [ER. I I 130]

260. Voor het geval dat iemand [in Banjoemas] vergunning tot ontginning heeft gekregen en er geen gebruik van maakt, gaat in twee desa's van Banjoemas na één jaar, in één desa in Bandjarnegara na zes maanden zijn prioriteitsrecht*) verloren ; in eene andere desa van hetzelfde regentschap wordt hij die de vergunning kreeg, als hij na twee maanden nog geen begin heeft gemaakt, gewaarschuwd ; is hij eene maand daarna nog niet begonnen, dan is hij zijn recht kwijt.

[ER. II 106]

261. De vergunning tot ontginning geeft [in Pekalongan] een uit-sluitend recht tot het ontginnen van den aangeduiden grond : binnen welken termijn echter van dat recht moet worden gebruik gemaakt, wordt nergens vermeld. [ER. II 85]

) Liever : voorkeurrecht.

— 110 —

JAVA 2 5 7 —2 65 2 6 2 . Dit [uitsluitend] recht vervalt [in T e g a l ] niet, zoolang in billijkheid v e r w a c h t kan w o r d e n dat de belanghebbende van de vergun-ning zal gebruik m a k e n : er w e r d dan ook gewoonlijk geen bepaalde termijn gesteld, binnen welken van dat recht gebruik gemaakt moest w o r d e n .

In één desa is verklaard dat voor gronden, begroeid met klein hout en van geringe uitgestrektheid, gewoonlijk een ontginningstermijn van drie j a r e n w o r d t gesteld, dat echter, wanneer na de verstrijking van dien termijn, de a a n v r a g e r zijn ernstig voornemen te kennen geeft om spoedig tot de ontginning over te gaan, het desahoofd h e m geen uitstel weigeren mag.

Bij wel geconstateerde nalatigheid echter komt het recht te vervallen.

[ER. I I 74]

§ 18. De Vorstenlanden.

§ 19. West-Java.

2 6 3 . [Van het recht om te gaan ontginnen moet in Cheribon ge-bruik worden g e m a a k t ] onmiddelijk; vijf of zes dagen na het verkregen

2 6 3 . [Van het recht om te gaan ontginnen moet in Cheribon ge-bruik worden g e m a a k t ] onmiddelijk; vijf of zes dagen na het verkregen

In document MEDEDEELING N£. IV. (pagina 115-129)