• No results found

Ontstaan en inhoud van het voorkeurrecht. l )

In document MEDEDEELING N£. IV. (pagina 63-105)

') Ontstaan en inhoud zijn in dit hoofdstuk bijeengevat, omdat schier alle aan-halingen op beide punten te gelijk betrekking hebben.

STUK I.

V O O R K E U R R E C H T V A N D E N A A N S T A A N D E N ONTGIN N E R . i )

A l l e r e e h t s k r i n g e n .

78 elk gemeentelid [had] het recht om woesten grond te ontginnen. Van zijn voornemen was hij verplicht aan zijn hoofd kennis te geven ; ook moest hij met staken aangeven, hoeveel grond hij voor-nemens was te ontginnen, want volgens de adat mocht hem niet meer grond worden afgestaan, dan hij al of niet met bijstand van anderen

o n t g i n n e n k o n [Kooreman Boschproducten 487]

§ 1. Atjèh.

79 de rechten op de ladangs [ontstaan] door het aan-brengen van teekenen der voorgenomen ontginning.

[Snouck I 308]

§ 2. Gajo-, A l a s - e n B a t a k l a n d e n .

80. De regten op den grond [in Tapanoeli] worden eerst geboren door het feit der ontginning. Is aan die voorwaarde niet voldaan, dan behoudt het kamponghoofd het regt, om over den aangevraagden grond ten behoeve van anderen te beschikken, echter altijd na den eersten aanvrager te hebben aangemaand

Is de aanvrager om de eene of andere reden verhinderd, om dadelijk aan zijn plan tot ontginning uitvoering te geven, en wil hij zijne regten op dien grond doen gelden, dan zuivert hij een klein

ge-') Bij de §§ van dit stuk raadplege men ook hoofdstuk I.

— 49 —

i

H S T . I I , I ONTST.-INH. VOORKEURR. : I AAXST. ONTG.

deelte van het terrein, ter oppervlakte van een paar vademen, en plant d a a r o p een s t o k ; zulke grond w o r d t totoh genoemd.

[ R é s u m é S u m a t r a 55]

8 1 . Heeft men [in K o t a P i n a n g ] een stuk g r o n d voor zijn ladang uitgekozen, dan plaatst men er ten teeken, dat men zich dien g r o n d voorbehoudt, een „toto", dat zijn twee in den grond gestoken stokken door een d w a r s h o u t verbonden, w a a r a a n takken worden opgehangen.

H e t o n t g i n n i n g s r e c h tl) w o r d t nu door een ieder erkend en geëerbiedigd.

A a n het aantal aan het d w a r s h o u t hangende takken (pengiat) onderkent met het aantal leden van het gezin (saprioek) - ) , dat de ladang zal be-werken. De ontginning hangt n u af van eene goede of slechte d r o o m ; men neemt een handvol a a r d e mede n a a r huis en legt dit naast het h o o f d k u s s e n ; ingeval van eene slechte droom kiest men zich een ander terrein. D r o o m t men niet, dan is dat ook een goed teeken.

[ H e t is een] recht van preferentie, dat men door het plaatsen van een „ t o t o " krijgt [Nota Kota Pinang 229—230]

8 2 . [In K o t a P i n a n g ] is het p a n t a n g3) om een ladang te bewer-ken, zoo men bij het plaatsen van den „ t o t o " (teeken van inbezitneming) door eene bij w o r d t gestoken, of door een vallenden tak w o r d t getroffen, of zoo men zijn zakmes kapot s l a a t ; men verlaat de plaats en zoekt een a n d e r t e r r e i n ; zoo ook als de eerste boom, dien men velt, bij het vallen blijft haken. [Nota Kota Pinang 221]

§ 3. Het Minangkabausehe gebied.

4

)

8 3 . O m een stuk negrigrond in ontginning te mogen brengen, w o r d e n geen andere formaliteiten in acht genomen, dan het vragen van vergunning daartoe aan de panghoeloe's. [Résumé Sumatra 17]

') L i e v e r : het uitsluitende o n t g i n n i n g s r e c h t , d . i . een v o o r k e u r r e c h t .

2) D e z e M i n a n g k a b a u s e h e b e n a m i n g o n d e r een B a t a k s c h e b e v o l k i n g wordt ver-k l a a r d door h e t feit, d a t de oudste b e w o n e r s des l a n d s M i n a n g ver-k a b a u e r s w a r e n ; zie N o t a K o t a P i n a n g 2 r 2 .

3) V e r b o d e n op straffe v a n g o d e n w r a a k .

*) H e t is d e v r a a g , of m e n in dezen r e c h t s k r i n g een van g e n o t - en bezitrecht onder-scheiden voorkeurrecht v a n den a a n s t a a n d e n o n t g i n n e r wel k e n t . D e g e g e v e n s zijn in elk geval verrassend schaarsch. Vergelijk blz. 80 noot 2.

— 50 —

BATAKS-ZSUMATRA 80—87

8 4 . Gewoonlijk omheint de a a n v r a g e r het terrein, of wel kapt hij in het bosch eenige boomen om In het algemeen: er moet een teeken bestaan, om zijne regten op den g r o n d verzekerd te zien.

[ R é s u m é S u m a t r a 18]

8 5 . Bepalingen, welke den a a n v r a g e r zouden verplichten om bin-nen zekeren termijn den grond te ontginbin-nen, bestaan niet.

In I n d r a p o e r a en Aijer Bangies zou men verpligt zijn binnen een j a a r den aangevraagden g r o n d te ontginnen, en in P r i a m a n zou d a a r m e d e binnen 1 of 2 maanden na de vergunning een begin moeten gemaakt zijn.

Men heeft d a a r voorgesteld het zeer onwaarschijnlijke, doch mogelijke geval, dat een ander den aangevraagden grond zou willen ontginnen.

Alsdan zou toch nog de eerste a a n v r a g e r n a d e r moeten verklaren of hij van de ontginning afziet. Doch bij de groote uitgestrektheid onbebouwde gronden, welke voor het algemeen beschikbaar zijn, is zulk een geval bijna ondenkbaar. De zaak is eenvoudig deze, dat des noodig een termijn door de hoofden zou kunnen gesteld w o r d e n

[ R é s u m é S u m a t r a 18]

§ 4. Zuid-Sumatra.

8 6 . T e n bewijze van de voorgenomen ontginning zullen [in Djambi] de gebruikelijke merken en andere teekenen moeten worden aangebracht of gebezigd.

E e n ieder, die, onvoorziene omstandigheden uitgesloten, een maand na den a a n v a n g der werkzaamheden aan de droge rijstvelden met de ontginning van het terrein tot den aanleg van die velden n o g geen aan-v a n g heeft gemaakt, aan-verliest zijne rechten daarop, aan-voor het geaan-val althans een a n d e r districtsgenoot zich tot dat doel bij het betrokken hoofd aanmeldt. [Oend. Djambi 202]

87 H i j , die [in P a l e m b a n g ] een stuk g r o n d wil bebouwen, [voorziet] het ten bewijze d a a r v a n van merkteekenen, door hier en d a a r eenige boomen te vellen of van een merkteeken te voorzien

Bij den afstand [door het m a r g a b e s t u u r ] van onontgonnen grond w o r d t slechts op enkele plaatsen een termijn gesteld, binnen welken de ontginning moet plaats hebben. [Résumé Sumatra 120—121]

— 51 —

H S T . I I , I ONTST.-INH. VOORKEURR. : I AANST. ONTG.

88. Wanneer iemand [in Rawas] een terrein heeft uitgezocht dat hij wil ontginnen, dan doet hij daarvan blijken door het maken van een merkteeken, dat tawasan heet Zulk een tawasan bestaat uit een open plek van eenige vierkante meters oppervlakte, waarop een hekje van takken gemaakt is, aan welke zes of meer als haken gesneden stokken zijn opgehangen. Het recht tot ontginning1), door deze merktee-kens verzekerd, sluit ook de verplichting in, daartoe in het eerstvolgend seizoen over te gaan. [v. Hasselt 349]

89. In de onderafdeeling Lematang Ilir plaatst men bij het uit-gezochte terrein een duidelijk zichtbaar merkteeken, bestaande uit een bamboe of wildhouten staak, die van boven in vieren is gespleten en waarin twee stokjes kruiselings worden aangebracht. Het beste is dit merkteeken te plaatsen aan den kant, waar een weg of voetpad langs den aanstaanden tuin loopt. [Adatrb. X 215]

90. In het algemeen is overal in [het gewest] Benkoelen als be-ginsel aangenomen, dat degene die een stuk grond in exploitatie neemt, gehouden is hetzelve binnen een, twee of drie jaren — naar gelang van de hadat der landstreek — in exploitatie te brengen; hieraan niet vol-doende kan elk ander, mits het margahoofd en den eersten ontginner daarvan bericht gevende, over die gronden beschikken.

[Résumé Sumatra 87]

91. Is de vergunning [tot ontginning van onbebouwden grond in Benkoelen] verkregen, dan moet [de ontginning] zoo spoedig moge-lijk plaats hebben. Is de aanstaande ontginner, b.v. door ziekte, daartoe

niet in de gelegenheid, dan is hij gehouden ten bewijze, dat hij den grond na zijne ziekte exploiteeren zal, een rotantouw, voorzien van eenige boomtakjes, aan eenige boomen op het terrein te spannen. Laat de persoon evenwel een geruimen tijd voorbijgaan, zonder het aange-vraagde stuk te ontginnen, dan is het margahoofd, na kennisgeving aan

dien persoon, gerechtigd om den grond aan een anderen persoon, die daarvoor aanvraag doet, ter ontginning af te staan ; ook mag zulks door het margahoofd plaats hebben, indien het rotantouw verdwenen is of

') Zie blz. 50 noot 1.

— 52 —

Z SUM ATRA-B ORNEO

88—95

op den grond ligt, zonder dat de ontginner een ander rotantouw in de plaats heeft gehangen. [Helfrich 598]

§ 5. Het M a l e i s e h e g e b i e d

92. W a n n e e r [de inwoners des lands ter O o s t k u s t ] een gedeelte d a a r v a n in gebruik wenschen te nemen, hebben zij geene andere for-maliteit in acht te nemen dan alleen het aanbrengen van een tanda op het gekozen terrein, ten einde tot teeken te strekken, dat de g r o n d reeds door iemand in gebruik is genomen. [Résumé Oostkust 239]

9 3 . [De a a n s t a a n d e ontginners ter O o s t k u s t ] zijn alleen verpligt om het gekozen terrein binnen het j a a r te ontginnen

[ R é s u m é O o s t k u s t 239]

§ 6. B a n k a en Billiton.

94. Degenen, die h u n verlangen hebben te kennen gegeven om zekere onbebouwde gronden te ontginnen, moeten d a a r m e d e in hetzelfde j a a r , minstens een a a n v a n g maken, willen zij de kans ontgaan, dat het volgend j a a r een ander persoon n a a r het Kampongshoofd of den Batin r) gaat, kennis gevende van het verlangen om den grond in ontginning te nemen. De eerste aangever kan nogtans ook dan weder de eerste zijn.

De personen, die kennis hebben gegeven dat zij zeker stuk onbe-bouwden grond wenschen te ontginnen, kunnen hetzelve b r a a k laten liggen, m a a r zijn dan niet verzekerd dat zij h u n g e b r u i k s r e g t2) ook voor het volgend j a a r behouden, dewijl een ander inwoner of andere inwoners hen dan vóór kunnen wezen. [Résumé Banka 12]

§ 7. Borneo.

3

)

9 5 . O m t r e n t den termijn, binnen welken men verpligt is met de ontginning van een stuk grond een begin te maken, bestaat nog al v e r s c h i l4)

') H e t districtshoofd.

2) E e n later g e n o t r e c h t , n u n o g p a s in k i e m aanwezig, nl. als voorkeurrecht.

3) D e g e g e v e n s voor B o r n e o betreffen dikwijls de k u s t b e v o l k i n g .

4) Hij loopt u i t e e n van één m a a n d tot eenige m a a n d e n .

53 —

H H ^ H »

H S T . II, i ONTST.-INH. VOORKEURR. : I AANST, QNTG.

In de af deeling Amoenthaij , waar eerst het betrokken kam-pongshoofd kennis moet worden gegeven van de voorgenomen ontgin-ning, wordt voor het geval een tweede persoon zich aanmeldt aan den

eersten een bepaalden termijn van 8 dagen tot 2 maanden toegestaan, binnen welken hij met de ontginning moet aanvangen, wil hij zijn regt daarop niet verliezen

In de afdeeling Kween is het veel gebruikelijk dat, bijaldien iemand geen gebruik maakt van de door hem verkregen vergunning en inmiddels een ander persoon zijn verlangen tot ontginning van dien grond te kennen geeft, dan den règthebbende wordt afgevraagd of hij van de hem ver-leende vergunning alsnog wenscht gebruik te maken of niet.

In het eerste geval wordt alsdan nog eenig uitstel verleend, in het laatste geval gaat het verkregen regt op den tweeden persoon over.

[ R é s u m é Z . O . - B o r n e o 16]

96. Formaliteiten worden bij occupatie [ter ontginning] niet in acht genomen, dan alleen dat, indien iemand over een stuk onbebouw-den grond zijner kampong wenscht te beschikken, hij daarvan aan het kamponghoofd kennis geeft Vooraf is hij verplicht merkteekens te stellen — tedjang geheeten — om de uitgestrektheid der gronden, die hij begeert, aan te wijzen, gewoonlijk bestaande uit omgekapte boo-men, staken, steenen enz. [Engelhard Doesson 203]

§ 8. De Minahasa.

97. Gesteld dat een burger van oordeel is, dat hij te weinig grond bezit om behoorlijk in de behoeften voor zich en de zijnen te voor-zien en het voornemen opvat om buiten de bebouwde terreinen van zijn dorp een nieuw veld te ontginnen. Welnu, dan heeft hij slechts een plek daartoe uit te kiezen en zich met zijn verzoek tot den districtsraad te wenden, die hem, als zich daartegen geen bezwaren opdoen, kosteloos het recht van ontginning1) verleent en verplicht is hem het erfelijk vruchtgebruik2) van den ontgonnen grond te verzekeren.

[v. E e k S c h e t s e n 930]

') Zie blz. 50 noot 1.

2) L i e v e r : i n l a n d s c h b e z i t i e c h t . Bij tijdelijke cultuur is h e t g e n o t r e c h t .

— 54 —

BORNEO-MINAHASA 95—99 98. Indien [van de onbebouwde gronden van een district de be-woners van dat district] een gedeelte in gebruik wenschen te nemen, wenden zij zich tot het dorps- en door dezen tot het districtshoofd, om de vergunning daartoe te bekomen.

De vergunning wordt alleen dan geweigerd, wanneer algemeene belangen zich daartegen verzetten, b.v. wanneer de uitgekozen grond grooten voorraad timmerhout, bamboe of andere nuttige zaken bevat.

Voor de vergunning wordt niets betaald; evenmin behoeft de afgestane onbebouwde grond binnen een bepaald tijdvak ontgonnen te worden;

maar zoolang die in denzelfden woesten staat is gebleven, gaat de eigen-dom niet over op den aanvrager en blijft het district de eigenaar1) tot dat de ontginner door gebruikmaking van de verkregen vergunning zich den grond feitelijk toeeigent. 2) [Résumé Menado 6—7]

99. Ieder individu heeft het recht om van de gronden die nog nimmer geoccupeerd zijn, tot zijn district behoorende, overal en te allen tijde een gedeelte te ontginnen, zooveel hij in staat is te bearbeiden.

Tot deze ontginning was vroeger alleen de kennisgeving aan het districtshoofd een vereischte, zonder dat deze het recht had die ontgin-ning te weigeren. Van bestuurswege is echter hierin eene verandering gebracht, ten gevolge van de roekeloosheid, waarmede men voortging steeds nieuwe woeste gronden te ontginnen, zonder dat dikwijls de nood-zakelijkheid daarvoor bestond, zoodat zulks op den langen duur tot alge-heele ontwouding zou geleid hebben. Daarom werd aan de hoofden de bevoegdheid toegekend, om hunne toestemming tot het ontginnen te weigeren, zoo de noodzakelijkheid daarvoor niet gebleken was. Voor de vergunning om woeste gronden te ontginnen, wordt aan de hoofden niets betaald, en de ontginning gaat ook met geene formaliteiten gepaard. De vergunning verkregen hebbende, moet met de ontginning dadelijk een aanvang worden gemaakt, daar de vergunning hoegenaamd geen rech-ten op den grond schept2), en deze alleen door het feit van ontginning verkregen worden. Over de ontgonnen gronden namelijk verkrijgt de

',) Liever : houdt het district het volle beschikkingsrecht.

2) Dit klinkt, alsof voorkeurrecht hier ontbreekt.

— 55 —

H S T . I I , I ONTST.-INH. VOORKEURR. : I AANST. ONTG.

ontginner het wettig bezitrecht of het uitsluitend recht van vruchtgebruik, welk recht op zijne erfgenamen overgaat.x)

[ W i l k e n I I 356—357]

100 Had men eenmaal de vergunning [tot ontginning van woesten grond] bekomen, dan werden er de noodige grensteekens ge-plaatst, opdat iedereen kon weten, dat de grond niet meer vrij, in bezit genomen, ge-apard was, edoch met de verplichting om dien grond dan ook ten spoedigste te ontginnen, daar de vergunning zelve hoe-genaamd geen rechten op den grond schiep.2) De grond, van de noodige grensteekens voorzien, was dan palau, verboden terrein, voor anderen.

Zoo was de oude adat.

Langzamerhand ontstond echter het misbruik van de zijde der machthebbenden , dat men groote uitgestrektheden aparde en ver-volgens voor palau verklaarde, zonder dat men in staat was die te be-arbeiden en zonder dat men dadelijk een aanvang maakte met de ont-ginning, geheel in strijd met de adat dus. Men nam die gronden eenvoudig in bezit voor zijn nakomelingen, wat volgens de adat niet mocht Door artikel 1 van de ordinantie van 1 Maart 1877 kunnen alleen reeds ontgonnen gronden door de Inlanders bezeten wor-den, zoodat daardoor van zelf de zoogenaamde Apar- en Palaurechten

N o o t der commissie voor h e t a d a t r e c h t : B e d o e l d wordt misschien : de, m strijd m e t de a d a t door de m a c h t h e b b e n d e n g e ü s u r p e e r d e , apar- en palow-r e c h t e n .

afgeschaft zijn. [Jellesma 186-187]

101. Het bosch achter ieders oe'oeman 3) daarentegen werd zeker door het betrokken huisgezin in beter hoede genomen 4), voor de ontgin-ning in de volgende jaren, waarom het voortaan apar of palou (d. w. z.

hinder- of beletgronden) heette. [Adatrb. i n i57] 102. In vroegere tijden, vóór het bewind der Oost Indische Com-pagnie, scheen iedere bewoner van het land het recht te hebben, om het bosch, dat kalakéran of algemeen bezit was, open te kappen. Plaatste

'') O n t g i n n i n g van tij delijken a a r d echter leidt slechts tot g e n o t r e c h t .

MIN A H A S A - T O R A D J A ' S 99—106 hij op het terrein bepaalde grensteekens, dan was dat reeds voldoende, dat de grond apar, d. w. z. in bezit genomen en voor anderen verboden terrein was (palau).

Zoo had een ieder zijn apar-palau-rechten. Het spreekt van zelf dat langzamerhand het ontstaan van een groot misbruik daarvan het gevolg was. De hoofden gingen daarin nog verder dan de bevolking, en ook al waren zij niet in staat, om de uitgestrekte terreinen, welke zij „palau" maakten, te ontginnen tot hun pahasini of erfelijk individueel bezit, deze rechten bleven zij zich toeëigenen met de bedoeling, om de gronden later te kunnen verkoopen, verkwanselen.

[Jasper Minahassa 87]

103. Degenen, die indertijd woeste gronden in bezit namen, „palau"

maakten, doch ze niet konden ontginnen, begonnen de wouden maar al vast wat uit te dunnen, waardoor hun apar-palau-rechten vaster waren.

Zulke uitgedunde wouden noemde men rokrok of rambe.

[Jasper Minahassa 88—89]

104. Door de domeinverklaring moet dit [apar- of palaoerecht] in elk geval geacht worden vervallen te zijn. Ware dit niet zoo, dan zou het in elk geval door den rechter niet kunnen worden erkend, als in strijd met algemeen erkende beginselen van billijkheid en rechtvaardigheid.

[Adatrb. IX 86]

105. Vóór de domein verklaring maakte bijna iedere familie of negorij aanspraak op een bepaald gedeelte van de oerwouden dicht bij de plaats har er vestiging gelegen (men noemde dit recht palow of apar), waaruit zij boschproducten konden halen.1)

[Adatrb. I I I 153]

§ 9. De Gorontalosehe kring.

§ 10. Het Toradja-gebied.

106. Heeft iemand het oog laten vallen op een stuk boschgrond, dat hij in het volgende jaar denkt te ontginnen, dan geeft hij in een

') Het is ongeloofwaardig, dat het recht van voorkeur deze bevoegdheden zou geven.

— 57 —

j jS T I J j ONTST.-INH. VOORKEURR. : X AANST. ONTG.

boom op dat terrein een hak, en bevestigt in die spleet een bos lang gras of een stuk hout. Dit is voor ieder ander het teeken, dat iemand de voorkeur heeft op dat stuk grond; deze mag hij dan ook ontginnen, wanneer hiertegen geen overwegende bezwaren bestaan bij het hoofd of bij de andere bewoners van het dorp.

[Adriani—Kruyt II 233]

§ 11. Zuid-Celebes.

107. In streken waar een overvloed is van woesten grond, behoeft [de aanstaande ontginner] aan het districtshoofd of diens gemachtigde het kamponghoofd geen vergunning tot de ontginning te vragen, zelfs van zijn voornemen geen kennis te geven. Zoodra die gronden echter in het een of andere district schaars beginnen te worden, is het gebruike-lijk, dat van het voornemen tot ontginning aan het districtshoofd of het'kamponghoofd kennis gegeven wordt. Die kennisgeving heeft geen andere bedoeling, dan dat men daarmede het hoofd tot getuige neemt van zijn voornemen tot ontginning van een bepaald stuk grond, en zulks om te voorkomen dat door anderen over dien grond wordt be-schikt. Door die aangifte verkrijgt men dus een recht van voorkeur, aan welk recht echter de verplichting is verbonden om dat stuk grond af te bakenen, wat gewoonlijk geschiedt door het plaatsen van eenige staken, waaraan takken zijn vastgebonden, en om zoo spoedig mogelijk met de ontginning een begin te maken.

[Kooreman Celebes 148—149]

108. De praktijk leert, dat tot het ontginnen van onbebouwde gron-den, welke nog nimmer ontgonnen zijn geweest, en die niet ten behoeve van bepaalde personen of tot bepaalde doeleinden zijn afgezonderd, door bewoners van de kampong, waartoe die gronden gerekend worden te behooren, nergens vooraf toestemming gevraagd wordt. Alleen de tanah

liempo in Belawa maken daarop eene uitzondering, aangezien voor de ontginning daarvan steeds de vergunning van het betrokken kampong-hoofd vereischt is

Daarentegen is in alle landschappen die vergunning noodig ten aanzien van de andere hoofdcategorie van onbebouwde gronden,

— 58 —

TORADJA'S-ZCELEBES I 0 6 — n o de zg. tanah kabo [d. i. ontgonnen, doch weer verlaten, gronden, uit welker] herontginning [immers] zeer vaak kwesties ontstaan

Die vergunning kan worden geweigerd, en ofschoon de aanvrager zich in den regel bij die weigering zal nederleggen, heeft hij de

bevoegd-heid om zich ter zake te wenden tot het betrokken onderdistricts- of districtsbestuur ; weigeren ook deze de vergunning te verkenen, dan kan hij zijne zaak brengen voor het zelfbestuur in hoogste ressort.

Voorts is het in de meeste landschappen gebruikelijk dat degene, die een onbebouwden grond tot sawahs wenscht te ontginnen, grens-teekens maakt om de uitgestrektheid der verlangde gronden aan te wijzen.

[ R é s u m é B o n i 213—214]

109. In de afdeeling Makassar, Zuider-districten en de Ooster-districten, uitgezonderd de onderafdeeling daarvan Balang-Nipa alsmede in de afdeeling Saleijer, zijn bij het in gebruik nemen van onbebouwde gronden geen andere formaliteiten gebruikelijk dan het vragen van toe-stemming daartoe aan de respectieve hoofden.

In de afdeeling Noorder-districten en in de onderafdeeling Balang-Nipa van de afdeeling Ooster-districten is het gebruikelijk, dat degene die een gedeelte bosch of andere onbebouwden grond wenscht te ont-ginnen, grensteekens maakt om de uitgestrektheid der verlangde gron-den aantewijzen

Van die handeling moet hij kennis geven aan zijn kampongshoofd, die daarvan in sommige gevallen aan zijn regent berigt geeft.

[ R é s u m é C e l e b e s 20]

110. Die kennisgeving [van het voornemen tot ontginning aan het districtshoofd of aan het kamponghoofd] heeft geen andere bedoeling, dan dat men daarmede het hoofd tot getuige neemt van zijn voornemen tot ontginning van een bepaald stuk grond, en zulks om te voorkomen dat door anderen over dien grond wordt beschikt. Door die aangifte verkrijgt men dus een recht van voorkeur, aan welk recht echter de verplichting is verbonden om dat stuk grond af te bakenen, wat gewoonlijk geschiedt door het plaatsen van eenige staken, waaraan takken zijn vastgebonden, en om zoo spoedig mogelijk met de ontginning een begin te maken.

110. Die kennisgeving [van het voornemen tot ontginning aan het districtshoofd of aan het kamponghoofd] heeft geen andere bedoeling, dan dat men daarmede het hoofd tot getuige neemt van zijn voornemen tot ontginning van een bepaald stuk grond, en zulks om te voorkomen dat door anderen over dien grond wordt beschikt. Door die aangifte verkrijgt men dus een recht van voorkeur, aan welk recht echter de verplichting is verbonden om dat stuk grond af te bakenen, wat gewoonlijk geschiedt door het plaatsen van eenige staken, waaraan takken zijn vastgebonden, en om zoo spoedig mogelijk met de ontginning een begin te maken.

In document MEDEDEELING N£. IV. (pagina 63-105)