• No results found

Synthese en beantwoording deelvragen en hoofdvraag

Vanuit de voorgaande hoofdstukken is het mogelijk om de benoemde theoretische concepten aan elkaar te verbinden en deze in een bredere Europese context te plaatsen. Bij het Congres van Wenen in 1815 zijn de Europese grenzen ingesteld, maar zijn er ook sociale rituelen ontwikkeld zoals volksliederen en nationale feesten. De theorie van Hofstede ondersteund dat culturen gevormd kunnen worden door het instellen van landsgrenzen. Het Congres van Wenen heeft daarbij een significante rol gespeeld in het

52 schapen van de Europese landsgrenzen zoals wij deze heden ten daags kennen. Het vormen van cultuur, zoals beargumenteerd door Foucault, draagt mede bij aan de vorming van het vertoog. Er bestaan diverse vertogen en voor het inrichten, beheren en behouden van deze vertogen worden verschillende machtstechnieken gebruikt, zoals de machtstechniek van inclusie, exclusie en de sociale rituelen. De theorie van Foucault maakt begrijpelijk dat sociale rituelen zijn gebruikt voor het inrichten van het vertoog vanaf 1815 en daarna voor het beheer van het vertoog.

Anderzijds blijkt dat uit het opdelen van Duitsland dat grenzen ook opnieuw ingesteld kunnen worden en dat dezelfde methodes die eerst hebben bijgedragen aan het creëren van een nationale eenheid, ook gebruikt kunnen worden om een volk met een gemeenschappelijk achtergrond uit elkaar te drijven. Daarbij dienen grenzen als een afbakening van het vertoog en is het mogelijk om nieuwe vertogen te creëren, met nieuwe sociale rituelen en eigen voorwaarden en verboden, om op deze manier de eigen cultuur te bevorderen. Hierbij ontwikkelen de vertogen een eigen doctrine, met nieuwe gemeenschappelijke achtergronden en een gemeenschappelijke gedachtegoed en gaan de deelnemers aan dit vertoog dezelfde overtuigingen delen. Hierdoor creëren ze een eigen werkelijkheid, die gevormd wordt aan de hand van festiviteiten, taal, volksliederen en andere sociale rituelen. Foucault beargumenteerde dat de vertogen een middel zijn voor de mens om zichzelf bestaansrecht te geven en tevens ook een manier is om de wereld te ordenen.262

Echter bij de hereniging van Duitsland werd tevens duidelijk dat er ook mogelijkheden zijn om de ingestelde landsgrenzen ongedaan te maken. Dat grenzen weggehaald kunnen worden en er een nieuw en breder vertoog gecreëerd kan worden. Het aanpassen van de regels van het vertoog en het instellen van nieuwe sociale rituelen (zoals 3 oktober, dag van de Duitse eenheid) behoeft daarbij niet altijd zonder slag of stoot te gaan. Uiteindelijk blijkt er wel uit dat het mogelijk is om een oud vertoog op te heffen en een nieuw vertoog te creëren. Hierbij valt op dat de oudere generaties nog wel de neiging hebben om vast te blijven houden aan het oude vertoog, maar de nieuwe generaties zich sneller aanpassen en zich voegen in het vernieuwde vertoog.

Vanuit de context van de Europese Unie zouden we daarom kunnen overwegen om de grenzen zoals deze zijn ingesteld in 1815 terug te draaien en een breder vertoog met gemeenschappelijke Europese waarden, een Europees volkslied, een Europese vlag, Europese feestdagen en een Europese verzorgingsstaat op te leggen. Met de juiste toepassing van de machtstechnieken blijkt naar het voorbeeld van Duitsland dat het mogelijk is om verschillende culturen en verschillende verzorgingsmodellen weer naar elkaar te trekken, hiervoor is echter wel tijd en druk nodig. Net als in Duitsland zijn de Europese burgers niet bereid om afstand te nemen van hun sociale modellen en de beschermingen die ze hieruit ontvangen. Tevens zijn de Europese burgers niet bereid om meer belastingen te betalen voor een harmonisatie naar één Europees Sociaal Model (zie hoofdstuk 4). Dit zal

262 M. Huizer, ‘Taalspanningen in het Uniform Europees Recht; Volt en Ampère of Foucault en Saussure’,

53 naar alle waarschijnlijkheid net als in Duitsland stuiten op vele protesten, maar inmiddels zo’n 25 jaar later is er al veel veranderd in Duitsland en hoe meer tijd er over heen gaat, des de meer men went aan de nieuwe situatie. Zoals de toenmalige Oost-Duitsers in een periode van 40 jaar ook gewend waren geraakt aan het communisme.

De Duitse scheiding en hereniging geeft blijk dat het niet onmogelijk is om twee landen met totaal andere verzorgingsmodellen te harmoniseren. Echter is het Europees gezien geen één-twee- drietje, er zijn verschillende technieken die gezamenlijk toegepast dienen te worden. Deze technieken kunnen een positieve bijdrage leveren aan het creëren van een gemeenschappelijk vertoog en het overbruggen van de culturele verschillen.

6.2

Beantwoording deelvragen

Onder leiding van Jacques Delors die in 1985 kwam met een White paper on the completing of the intern

market, werden de interne grenzen voor goederen, kapitaal, diensten en werknemers in 1992 verwijderd

en werd er één Europese markt gecreëerd voor deze goederen, diensten, kapitaal en werknemers. Dit maakte het voor arbeiders een stuk gemakkelijker om in andere lidstaten van de Europese Unie te gaan werken. Sinds de Oostelijke uitbreiding van de Europese Unie in 2004 is het aantal arbeidsmigranten die zich om economische reden binnen de Europese Unie verplaatsen sterk gestegen.263 Voor deze EU-

werknemers geldt dat zij dezelfde sociale en fiscale voordelen hebben als de nationale werknemers (art. 7 richtlijn 2004/38). Echter blijkt uit paragraaf 2.3 dat de sociale en fiscale voordelen binnen de Europese verzorgingsstaten nogal anders geregeld zijn en dat welvaartsstaten binnen de Europese Unie verschillende functies hebben, maar ook verschillend presteren en andere doelen voor ogen hebben. Daarnaast bestaan er verschillende opvattingen over het idee van rechtvaardigheid. Toch kunnen deze EU werknemers aanspraak maken op bijvoorbeeld kinderbijslag, bijstandsuitkeringen en kortingen op het openbaar vervoer.264 Dit vrije werknemersverkeer en de verschillen in prestatie, functie en doelen

van de verschillende verzorgingsstaten zouden effecten kunnen hebben op het behoud van de nationale verzorgingsstaten.

Dit brengt ons bij de beantwoording van de eerste deelvraag, namelijk: Wat zijn de gevolgen van het vrije arbeidersverkeer op de nationale verzorgingsstaten? De gevolgen van het openstellen van de grenzen voor Europese arbeiders voor de nationale verzorgingsstaten zijn niet eenduidig vast te stellen. Deze kunnen verschillen naar opleidingsniveau, maar ook naar inrichting van de nationale verzorgingsstaten. In gunstige gevallen, waarbij de arbeidsmigrant succes heeft en dus direct een goede baan heeft, levert deze arbeidsmigrant een positieve bijdrage aan de nationale verzorgingsstaat. Als deze arbeidsmigrant een EU lidstaat binnenkomt wanneer hij begin twintig is, heeft hij de meeste kosten (aan

263 I. Dzambo, De nieuwe gastarbeider: een welkome gast?, Erasmus University 2011, p. 5

264 Europese Commissie, ‘Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie’, http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=462&langId=nl, geraadpleegd op 13-12-14

54 onderwijs en verzorging) al gemaakt in het thuisland en draagt men door middel van belastingen bij aan de collectieve lasten en is het netto resultaat positief. Echter uit het rapport van het CPB blijkt ook dat één derde van de EU-arbeidsmigranten er niet in slaagt om binnen twee jaar economische actief te zijn. In dat geval valt deze arbeidsmigrant ten laste van de verzorgingsstaat en heeft hij of zij dezelfde rechten op sociale en fiscale voordelen als de nationale werknemers. Daarbij dient echter wel opgemerkt te worden dat de arbeidsmigrant wel eerst economisch actief moet zijn geweest in die EU lidstaat alvorens hij of zij wordt aangemerkt als EU-werknemer (zie paragraaf 3.1). Wanneer deze arbeidsmigrant vervolgens werkloos raakt kan het netto resultaat van deze EU-werknemer negatief zijn en een negatief effect hebben op het behoud van de nationale verzorgingsstaat.

De tweede deelvraag heeft betrekking op de gevolgen voor de nationale verzorgingsstaten wanneer we niet harmoniseren naar één Europees Sociaal Model. Ook op deze vraag valt geen eenduidig antwoord te formuleren. Wat echter wel blijkt uit onderzoek van De Beer is dat voornamelijk de verzorgingsstaten die een starre arbeidsmarkt hebben en veel collectieve voorzieningen, negatieve effecten zullen ervaren van het vrije werknemersverkeer. Dit wordt door De Beer verklaart doordat het toetreden tot deze arbeidsmarkten moeilijk is, maar deze arbeidsmarkten wel erg aantrekkelijk zijn vanwege de sociale voorzieningen. Vanuit deze benadering zullen vooral de landen die een continentaal verzorgingsmodel hebben, het moeilijk hebben. Daarnaast is ook het Scandinavische verzorgingsmodel erg aantrekkelijk voor arbeidsmigranten (zie paragraaf 3.3). Om de druk voor deze verzorgingsstaten te verlichten zijn er volgens De Swaan twee mogelijkheden. Een van die mogelijkheden is dat er onderling afspraken gemaakt worden over de verstrekking van uitkeringen tussen lidstaten waar veel arbeidsmigratie onderling plaats vindt. Hiervoor zal er een Europees sociaal beleid ontwikkeld moeten worden. Een andere mogelijkheid is dat wanneer sociale afspraken niet mogelijk blijken onderling, dat er individualisering plaats gaat vinden in de uitkeringen en particuliere verzekeringen. Deze individualisering van de uitkeringen betekent een afruil met het solidariteitsprincipe (zie paragraaf 2.2) en dat degene die minder verdienen en dus minder kunnen bijdragen aan de verzekeringen, dus ook minder recht hebben op de sociale voorzieningen. Daarbij kan de vraag worden gesteld of het dan nog mogelijk is om te spreken voer een verzorgingsstaat, als degene die de verzorging het hardste nodig hebben hier niet meer op kunnen rekenen omdat ze niet financieel draagkrachtig genoeg zijn. Daarmee lijkt het erop te duiden dat wanneer we willen blijven spreken over een interne markt, maar ook over een daadwerkelijke verzorgingsstaat, waarbij er sprake is van solidariteit met degene die het nodig hebben, dat het maken van onderlinge afspraken en een Europees sociaal beleid noodzakelijk is.

Dat brengt ons bij de derde deelvraag, namelijk zijn er mogelijkheden tot harmonisatie naar één Europees sociaal model? Vanuit de geschiedenis van Duitsland blijkt dat het mogelijk is om twee verschillende landen die een andere cultuur hebben en een andere verzorgingsmodel met andere uitgangspunten en andere prestaties te harmoniseren naar één model. Daarbij blijkt uit de geschiedenis van de Bondsrepubliek Duitsland en die van de Duitse Democratische Republiek dat het mogelijk is om een Oost-Europees model te harmoniseren naar een continentaal verzorgingsmodel. Vanuit deze casus

55 zou het kunnen betekenen dat het voor de Europese Unie ook niet geheel onmogelijk zou moeten zijn om te harmoniseren naar één Europees Sociaal Model.

6.3

Beantwoording hoofdvraag

De hoofdvraag die gesteld werd aan het begin van deze scriptie was: Creëren culturele verschillen, die onder andere resulteren in verschillen van verzorgingsstaten, een onmogelijkheid om te kunnen harmoniseren naar één Europees sociaal model? Deze vraag kan negatief beantwoordt worden. Zoals al uit de beantwoording van de laatste deelvraag blijkt, is de harmonisatie van twee verschillende verzorgingsmodellen die aanwezig waren in het huidige Duitsland, illustratief voor de mogelijkheid om culturele verschillen te overbruggen. Vanuit de ontwikkeling die Europa heeft doorgemaakt vanaf 1815, waarbij bij het Congres van Wenen de landsgrenzen zijn getrokken van de Europese Staten, die vandaag de dag nog in grote mate van toepassing zijn, is onder andere duidelijk geworden dat de nationale culturen hier ook ontwikkeld zijn. De nationale culturen werden gevoed door middel van machtsmechanismes zoals beschreven door Foucault in zijn inaugurele rede L’ordre du discours. Waar dit onder andere op wijst is dat culturen geschapen kunnen worden binnen een de grenzen van een staat, zoals gecreëerd bij het Congres van Wenen in 1815 en ondersteund door het onderzoek en theorie over de vorming van cultuur zoals geformuleerd door Hofstede. Door het creëren van sociale rituelen, een gemeenschappelijke achtergrond of overtuigingen en het stellen van verboden en voorwaarden, kan uiteindelijk een nationale eenheid gecreëerd worden. Echter blijkt ook uit het Duitse voorbeeld dat dezelfde machtsmechanismes gebruikt kunnen worden om nieuwe vertogen te creëren wanneer bijvoorbeeld de grenzen van een staat veranderen. Vanuit de creatie van de nationale culturen bij het Congres van Wenen en de casus van Duitsland valt te stellen dat culturele verschillen geen onmogelijkheid creëren om te komen tot één Europees Sociaal Model, maar om dit resultaat te bereiken moeten de machtstechnieken van Foucault wel op de juiste manier gebruikt worden. Dit betekent dat er een nieuw vertoog gecreëerd dient te worden, waarbij opnieuw de machtstechnieken zoals die van inclusie en exclusie toegepast dienen te worden en nieuwe sociale rituele ontwikkeld moeten worden. Dit zou een gemeenschappelijke achtergrond moeten creëren die uiteindelijk ervoor zorgt dat de Europese burgers een gemeenschappelijke overtuiging gaan dragen en zich verbonden voelen met de andere Europeanen.

Antwoord op de vraag of een Europese verzorgingsstaat dus mogelijk is, moet luiden: “it could to be”, maar daar is wel een zware taak aan verbonden aan de hoeders van het vertoog, namelijk om een nieuw vertoog te creëren, met gemeenschappelijke Europese waarden, dienen de oude hoeders afstand te doen van zijn of haar positie in het vertoog en dienen de nieuwe hoeders posities in te nemen in het te creëren vertoog. Dit proces dient lang genoeg volgehouden te worden, totdat de nieuwe generaties niet beter weten. Om te zorgen dat dit vertoog een kans van slagen heeft, dienen er nieuwe sociale

56 rituelen te worden ontwikkeld. Deze sociale rituelen kunnen bijdragen aan een gemeenschappelijke Europese visie, zodat het vertoog van binnenuit versterkt kan worden.