• No results found

In deze paragraaf zullen we diverse suggesties voor toekomstig onderzoek bespreken. De meeste van deze suggesties zijn eveneens beschreven in de individuele studies van dit proefschrift. In de systematische review beschreven in hoofdstuk 2 concludeerden we bijvoorbeeld dat er een gebrek was aan prospectieve studies naar de rol van psychische problemen en veerkracht bij slachtoffers in het voorspellen van toekomstig herhaald slachtofferschap. Dit proefschrift probeerde bij te dragen aan het vullen van deze leemte. Angst, boosheid, hechtingsproblemen, PTSS symptomen en borderline trekken van het slachtoffer zijn allen opgenomen als studievariabelen en bestudeerd om hun relatie met het risico op herhaald slachtofferschap van partnergeweld (zie hoofdstukken 2, 4, 5, en 6). Hoewel we het verband tussen de veerkracht van het slachtoffer en risico op herhaald slachtofferschap ook onderzocht hebben, is meer onderzoek nodig om dit verband verder op te helderen. In dit proefschrift bestudeerden we kwaliteit van leven en sociale steun van het slachtoffer als aspecten van veerkracht (zie hoofdstuk 2 en 5). In de systematische review beschreven in hoofdstuk 2 kwam er enig bewijs voor de beschermende werking van veerkracht van het slachtoffer naar voren, maar dit bleef echter beperkt. In hoofdstuk 5 vonden we geen multivariaat significante resultaten die het verwachte effect van veerkracht van het slachtoffer in het voorspellen van herhaald slachtofferschap ondersteunden. We concludeerden dat verdere verkenning van veerkracht in relatie tot herhaald slachtofferschap van partnergeweld noodzakelijk is. In toekomstige empirische studies zou veerkracht van het slachtoffer uitgebreid mogen worden naar andere aspecten zoals optimisme, zelfvertrouwen, flexibiliteit en lichamelijke gezondheid (zie Foa et al., 2000).

Verder zouden de bevindingen van dit proefschrift gerepliceerd moeten worden in grotere steekproeven van onder meer niet-klinische en niet hulpzoekende slachtoffers om te zien of ze gegeneraliseerd kunnen worden naar dit soort slachtoffers. De systematische review in hoofdstuk 2 suggereerde al dat prospectief onderzoek naar slachtoffergerelateerde risicofactoren onder slachtoffers van partnergeweld die geen hulp zoeken en niet rapporteren aan de politie schaars is. Er zou onderzocht moeten worden of deze slachtoffers dezelfde risicofactoren voor herhaald slachtofferschap hebben als de slachtoffers uit onze steekproef, of dat andere of bijkomende factoren een rol spelen. Het is echter ook mogelijk dat niet hulpzoekende slachtoffers veerkrachtiger zijn en beter kunnen omgaan met hun problemen, en daardoor minder kwetsbaar zijn voor nadelige gevolgen voor de gezondheid (zoals PTSS, zie hoofdstuk 3) en een lager risico op herhaald slachtofferschap van partnergeweld hebben.

Verder hebben we voor de empirische studies beschreven in dit proefschrift alleen gebruik gemaakt van zelfrapportages van slachtoffers om informatie te verkrijgen over

177

Samen

vatting en algemene discussie

Chapt

onze studievariabelen, waaronder eerder partnergeweld (zowel gepleegd door een partner als door het slachtoffer zelf), psychische problemen van het slachtoffer, en veerkracht. In toekomstige studies bevelen we de inclusie van zowel slachtoffers als plegers van partnergeweld aan om een completer beeld te krijgen van de wederkerige processen tussen hen. In hoofdstuk 4 suggereerden we bijvoorbeeld dat frustratie in de mannelijke partner beïnvloed zou kunnen worden door het vermijdende gedrag van het slachtoffer. Onderzoek onder beide partners zou kunnen helpen bij het vinden van meer empirische ondersteuning voor deze suggestie. Verder, hoewel slachtoffers’ zelfrapportages van PTSS symptomen en borderline trekken enige indicatie geven, verschaffen ze geen basis voor een klinische PTSS of borderline diagnose. Toekomstig onderzoek zou moeten bekijken of de huidige bevindingen gerepliceerd kunnen worden als er valide klinische PTSS en borderline diagnoses gebruikt worden.

Over het algemeen was de uitgebreide studie beschreven in dit proefschrift gericht op slachtoffergerelateerde risicofactoren voor herhaald slachtofferschap van partnergeweld. Omdat we specifiek tot doel hadden om dynamische variabelen binnen de eigen invloed van slachtoffers zelf te identificeren, rapporteerden we voornamelijk over individuele risicofactoren van slachtoffers. Andere risicofactoren, zoals interpersoonlijke en, met name, systemische of omgevingskenmerken waren niet onze directe focus. Het ecologische perspectief op menselijk gedrag (Bronfenbrenner, 1977) suggereert echter dat het belangrijk kan zijn om deze kenmerken van de bredere sociale context eveneens te beschouwen, omdat ze individueel gedrag kunnen beïnvloeden (Bennett Cattaneo & Goodman, 2005). Zonder beschouwing van de bredere sociale context kunnen individuele risicofactoren niet volledig worden begrepen. Een ecologische benadering kan helpen in het benadrukken van “de manieren waarop factoren op individuele, interpersoonlijke en systemische niveaus interacteren om het voortduren en het stoppen van geweld in relaties te beïnvloeden” (Goodman et al., 2005, p. 312-313). Dus, hoewel dit proefschrift een waardevol inzicht biedt in hoe individuele slachtoffergerelateerde factoren herhaald slachtofferschap van partnergeweld beïnvloeden, zou beschouwing van factoren op het interpersoonlijke en systemische niveau een completer beeld kunnen geven van hoe risicofactoren op verschillende niveaus interacteren en kansen op herhaald slachtofferschap van partnergeweld beïnvloeden. Bovendien maakt zo’n multi-level ecologische benadering goed duidelijk dat we niet van slachtoffers kunnen verwachten dat zij hun risico volledig zelf kunnen controleren of veranderen. Slachtoffers zouden in staat kunnen zijn om individuele risicofactoren tot op zekere hoogte te veranderen, echter een deel van deze individuele factoren blijven waarschijnlijk buiten de controle van slachtoffers omdat deze factoren in voortdurende interactie zijn met andere interpersoonlijke en systemische factoren.

Samenvatting en algemene discussie Chapter 8

REFERENCES

Amaya-Jackson, L., Davidson, J.R., Hughes, D.C., Swartz, M., Reynolds, V., George, L.K., & Blazer, D.G. (1999). Functional impairment and utilization of services associated with posttraumatic stress in the community. Journal of Traumatic Stress, 12, 709–724.

American Psychiatric Association (APA) (1994). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (4th ed.). Washington, DC: Author.

Archer, J. (2000). Sex differences in aggression between heterosexual partners: A meta-analytic review. Psychological Bulletin, 126, 651–680.

Archer, J. (2002). Sex differences in physically aggressive acts between heterosexual partners: A meta-analytic review. Aggression and Violent Behavior, 7, 313–351.

Archer, J., & Ray, N. (1989). Dating violence in the United Kingdom: a preliminary study. Aggressive Behavior, 15, 337–343.

Babcock, J. C., Green, C. E., & Robie, C. (2004). Does batterers’ treatment work? A meta-analytic review of domestic violence treatment. Clinical Psychology Review, 23, 1023–1053.

Bair-Merritt, M. H., Shea Crowne, S., Thompson, D. A., Sibinga, E., Trent, M., & Campbell, J. (2010). Why do women use intimate partner violence? A systematic review of women’s motivations. Trauma, Violence, & Abuse, 11, 178–189.

Barnett, O. W., Lee, C. Y., & Thelen, R. E. (1997). Gender differences in attributions of self-defense and control in interpartner aggression. Violence Against Women, 3, 462–481.

Bartholomew, K., Henderson, A. J. Z., and Dutton, D. G. (2001). Insecure attachment and abusive intimate relationships. In C. Clulow (Ed), Adult attachment and couple work: Applying the ‘secure base’ concept in research and practice (pp. 43–61). London: Routledge.

Bennett Cattaneo, L., & Goodman, L. A. (2003). Victim-reported risk factors for continued abusive behavior: Assessing the dangerousness of arrested batterers. Journal of Community Psychology, 31, 349–369.

Bennett Cattaneo, L., & Goodman, L. A. (2005). Risk factors for reabuse in intimate partner violence: A cross-disciplinary critical review. Trauma, Violence, & Abuse, 6, 141–175.

Brewin, C. R., Rose, S., Andrews, B., Green, J., Tata, P., McEvedy, C., Turner, S., & Foa, E. B. (2002). Brief screening instrument for post-traumatic stress disorder. British Journal of Psychiatry, 181, 158–162.

Bronfenbrenner, U. (1977). Toward an experimental ecology of human development. American Psychologist, 32, 513–531.

Bybee, D., & Sullivan, C. M. (2005). Predicting re-victimization of battered women 3 years after exiting a shelter program. American Journal of Community Psychology, 36, 85–96.

Caldwell, J. E., Swan, S. C., Allen, C. T., Sullivan, T. P., & Snow, D. L. (2009). Why I hit him: Women’s reasons for intimate partner violence. Journal of Aggression, Maltreatment, & Trauma, 18, 672–697. Dutton, D. G. (1995). A scale for measuring propensity for abusiveness. Journal of Family Violence, 10,

203–221.

Dutton, D. G., & Nicholls, T. L. (2005). The gender paradigm in domestic violence research and theory: Part 1 – The conflict of theory and data. Aggression and Violent Behavior, 10, 680–714.

179

Samen

vatting en algemene discussie

Chapt

Samenvatting en algemene discussie Chapter 8

Edelstein, R. S., & Shaver, P. R. (2004). Avoidant attachment: Exploration of an oxymoron. In D. J. Mashek, & A. Aron (Eds.), Handbook of closeness and intimacy (pp. 397–412). Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum Associates.

Ehrensaft, M. K., Moffitt, T. E., & Caspi, A. (2004). Clinically abusive relationships in an unselected birth cohort: Men’s and women’s participation and developmental antecedents. Journal of Abnormal Psychology, 113, 258–271.

Feder, L., & Wilson, D. B. (2005). A meta-analytic review of court mandated batterer intervention programs: Can courts affect abusers’ behavior? Journal of Experimental Criminology, 1, 239−262. Fergusson, D. M., Horwood, L. J., & Ridder, E. M. (2005). Partner violence and mental health outcomes

in a New Zealand birth cohort. Journal of Marriage and Family, 67, 1103–1119.

Fleury, R. E., Sullivan, C. M., & Bybee, D. I. (2000). When ending the relationship does not end the violence. Violence Against Women, 6, 1363–1383.

Foa, E. B., Cascardi, M., Zoellner, L. A., & Feeny, N. C. (2000). Psychological and environmental factors associated with partner violence. Trauma, Violence, & Abuse, 1, 67–91.

Foa, E. B., Riggs, D. S., Dancu, C. V., & Rothbaum, B. O. (1993). Reliability and validity of a brief instrument for assessing post-traumatic stress disorder. Journal of Traumatic Stress, 6, 459–473.

Forbes, D., Hawthorne, G., Elliott, P., McHugh, T., Biddle, D., Craemer, M., & Novaco, R. (2004). A concise measure of anger in combat-related posttraumatic stress disorder. Journal of Traumatic Stress, 17, 249–256.

George, M. J. (2003). Invisible touch. Aggression and Violent Behavior, 8, 23–60.

Goodman, L., Dutton, M. A., Vankos, N., & Weinfurt. K. (2005). Women’s resources and use of strategies as risk and protective factors for reabuse over time. Violence Against Women, 11, 311–336. Hamberger, L. K. (2005). Men’s and women’s use of intimate partner violence in clinical samples: Toward

a gender-sensitive analysis. Violence and Victims, 20, 131–151.

Heiman, G. W. (2002). Research methods in psychology (3rd ed.). Boston, NY: Houghton Mifflin Company. Hettrich, E. L., & Daniel O’Leary, K. (2007). Females’ reasons for their physical aggression in dating

relationships. Journal of Interpersonal Violence, 22, 1131–1143.

Hilton, N. Z., Harris, G. T., Rice, M. E., Lang, C., Cormier, C. A., & Lines, K. J. (2004). A brief actuarial assessment for the prediction of wife assault recidivism: The Ontario Domestic Assault Risk Assessment. Psychological Assessment, 16, 267–275.

Johnson, M. P. (1995). Patriarchal terrorism and common couple violence: Two forms of violence against women. Journal of Marriage and the Family, 57, 283–294.

Johnson, M. P. (2006). Conflict and control: Gender symmetry and asymmetry in domestic violence. Violence Against Women, 12, 1003–1018.

Johnson, S. M. (1996). The practice of emotionally-focused marital therapy: Creating connection. New York: Brunner / Mazel.

Johnson, S. M., Hunsley, J., Greenberg, L., & Schindler, D. (1999). Emotionally focused couples therapy: Status and challenges. Clinical Psychology: Science and Practice, 6, 67–79.

Kernsmith, P. (2005). Exerting power or striking back: A gendered comparison of motivations for domestic violence perpetration. Violence and Victims, 20, 173–185.

Krause, E. D., Kaltman, S., Goodman, L., & Dutton, M. A. (2006). Role of distinct PTSD symptoms in intimate partner reabuse: A prospective study. Journal of Traumatic Stress, 19, 507–516.

Kropp, P. R., Hart, S. D., & Belfrage, H. (2005). Brief Spousal Assault Form for the Evaluation of Risk (B-SAFER): User manual. Vancouver, British Columbia: ProActive ReSolutions.

Kropp, P. R., Hart, S. D., Webster, C. D., & Eaves, D. (1994). Manual for the Spousal Assault Risk Assessment Guide. Vancouver, British Columbia: British Columbia Institute on Family Violence.

Kropp, P. R., Hart, S. D., Webster, C. D., & Eaves, D. (1995). Manual for the Spousal Assault Risk Assessment Guide (2nd ed.). Vancouver, British Columbia: British Columbia Institute on Family Violence. Krug, E. G., Dahlberg, L. L., Mercy, J. A., Zwi, A. B., & Lozano, R. (2002). World report on violence and

health. Geneva: World Health Organization.

Langhinrichsen-Rohling, J. (2010). Controversies involving gender and intimate partner violence in the United States. Sex Roles, 62, 179–193.

Makepeace, J. M. (1986). Gender differences in courtship violence. Family Relations, 35, 383–388. Moffitt, T. E., Robins, R. W., & Caspi, A. (2001). A couples analysis of partner abuse with implications

for abuse-prevention policy. Criminology and Public Policy, 1, 5–37.

Norlander, B., & Eckhardt, C. (2005). Anger, hostility, and male perpetrators of intimate partner violence: A meta-analytic review. Clinical Psychology Review, 25, 119–152.

Novaco, R. (1975). Dimensions of anger reactions. Irvine, CA: University of California.

Perez, S., & Johnson, D. M. (2008). PTSD compromises battered women’s future safety. Journal of Interpersonal Violence, 23, 635–651.

Próspero, M., & Kim, M. (2009). Mutual partner violence: Mental health symptoms among female and male victims in four racial/ethnic groups. Journal of Interpersonal Violence, 24, 2039–2056. Rennison, C. (2002). Criminal victimization 2001: Changes 2000–01 with trends 1993–2001 (NCJ 194610).

Washington, DC: U.S. Government Printing Office.

Sansone, R. A., Chu, J., & Wiederman, M. W. (2006). Domestic violence and borderline personality symptomatology among women in an inpatient psychiatric setting. Traumatology, 12, 314–319. Schnurr, P. P., & Jankowski, M. K. (1999). Physical health and post-traumatic stress disorder: Review and

synthesis. Seminars in Clinical Neuropsychiatry, 4, 295–304.

Shields, N. M., Resick, P. A., & Hanneke, C. R. (1990). Victims of marital rape. In R. Ammerman, & M. Hersen (Eds.), Treatment of family violence (pp. 165–182). New York: Wiley.

Sonis, J. (2008). Posttraumatic stress disorder does not increase recurrent intimate partner violence. Journal of Psychological Trauma, 6, 27–48.

Stets, J. E., & Straus, M. A. (1990). Gender differences in reporting marital violence and its medical and psychological consequences. In M. A. Straus & R. Gelles (Eds.), Physical violence in American families: Risk factors and adaptations to violence in 8,145 families (pp. 151–165). New Brunswick, NJ: Transaction Books.

Stith, S. M., Smith, D. B., Penn, C. E., Ward, D. B., & Tritt, D. (2004). Intimate partner physical abuse perpetration and victimization risk factors: A meta-analytic review. Aggression and Violent Behavior, 10, 65–98.

Straus, M. A., Hamby, S. L., Boney-McCoy, S., & Sugarman, D. B. (1996). The revised Conflict Tactics Scale (CTS2): Development and preliminary psychometric data. Journal of Family Issues, 17, 283–316. Sugarman, D. B., Aldarondo, E., & Boney-McCoy, S. (1996). Risk marker analysis of husband-to-wife

violence: A continuum of aggression. Journal of Applied Social Psychology, 26, 313–337.

181

Samen

vatting en algemene discussie

Chapt

Swan, S. C., Gambone, L. J., Caldwell, J. E., Sullivan, T. P., & Snow, D. L. (2008). A review of research on women’s use of violence with male intimate partners. Violence and Victims, 23, 301–314. Tjaden, P., & Thoennes, N.(2000). Full report of the prevalence, incidence, and consequences of violence

against women: Findings from the National Violence Against Women survey. U.S. Department of Justice, Office of Justice Programs.

Van der Ploeg, H. M., Defares, P. B., & Spielberger, C. D. (1980). Handleiding bij de Zelf-Beoordelings Vragenlijst. Een Nederlandstalige bewerking van de Spielberger State-Trait Anxiety Inventory STAI-DY [Manual for the Dutch State-Trait Anxiety Inventory]. Lisse, the Netherlands: Swets & Zeitlinger. Walby, S., & Allen, J. (2004). Domestic violence, sexual assault and stalking: Findings from the British Crime

Survey. Home Office Research Study 276. London: Home Office.

Wekerle, C., & Wolfe, D. A. (1998). The role of child maltreatment and attachment style in adolescent relationship violence. Development and Psychopathology, 10, 571–586.

Whitfield, C. L., Anda, R. F., Dube, S. R., Felitti, V. J. (2003). Violent childhood experiences and the risk of intimate partner violence in adults: Assessment in a large health maintenance organization. Journal of Interpersonal Violence, 18, 166–185.

Winkel, F.W. (2007). Post traumatic anger. Missing link in the wheel of misfortune. Inaugural address. Tilburg, the Netherlands: INTERVICT.

Winkel, F.W. (2008). Identifying domestic violence victims at risk of hyper-accessible traumatic memories and/or re-victimization through validated screening: The predictive performance of the Scanner and the B-Safer. In A.C. Baldry, & F.W. Winkel (Eds.), Intimate partner violence prevention and intervention: The risk assessment and management approach (pp. 61–81). New York: Nova Science Publishers.

Samenvatting en algemene discussie Chapter 8

Dankwoord

(Acknowledgments)

Dankwoord

Na vier jaar hard werken is het dan eindelijk zover: mijn proefschrift is af! Een bijzonder moment, waarop ik graag even stil wil staan bij de mensen die mij geholpen hebben deze prestatie neer te zetten.

Allereerst mijn grote dank aan Stichting Achmea Slachtoffer en Samenleving voor haar financiële steun. Deze maakte het mogelijk dit promotieonderzoek uit te voeren en dit proefschrift te schrijven. Verder wil ik alle leden die in de afgelopen vier jaar deel uit hebben gemaakt van de begeleidingscommissie van het onderzoek, te weten mr. Rein Peters en mr. Jeroen Steenbrink (Stichting Achmea Slachtoffer en Samenleving), drs. Jaap Smit en drs. Victor Jammers, M.P.A. (Slachtofferhulp Nederland), Wim Verbeeke (politie Utrecht), Sjoerd Top, M.P.A. (politie Rotterdam-Rijnmond), Mariëtte Christophe, M.P.A. (landelijk programmaleider huiselijk geweld en de politietaak), prof. dr. Renée Römkens (Universiteit van Tilburg), dr. Arnold van Emmerik (Universiteit van Amsterdam) en prof. dr. Ad Vingerhoets (Universiteit van Tilburg), hartelijk danken voor de waardevolle suggesties en opmerkingen die ze mij hebben meegegeven.

Om in contact te komen met respondenten die mee wilden werken aan mijn pro-motieonderzoek, heb ik met een groot aantal hulpverleningsorganisaties samengewerkt: Stichting Valkenhorst Breda, Bureau Slachtofferhulp Breda, Instituut voor Maatschappelijk Welzijn Breda, Veiligheidshuis Breda, Veiligheidshuis Bergen op Zoom, Traverse, GGZ Westelijk Noord-Brabant, LEVgroep Helmond, Slachtofferloketten Openbaar Ministerie Breda, Middelburg, Utrecht, Den Haag en Rotterdam, en de ‘lokale teams huiselijk geweld’ met al hun samenwerkingspartners van de GGD in Rotterdam. Ik wil alle hulpverleners en medewerkers van deze organisaties danken voor hun steun en inzet. Een woord van dank aan alle respondenten die hebben meegewerkt aan het onderzoek is hier ook zeker op zijn plaats. Ondanks de moeilijke situatie waarin sommigen van hen zich bevonden, namen zij de tijd voor dit onderzoek; iets wat ik zeer bewonder.

Verder mijn grote dank aan mijn promotiecommissie, bestaande uit prof. Mary Ann Dutton, PhD, dr. Arnold van Emmerik, prof. dr. Francien Lamers-Winkelman, prof. dr. Ad Vingerhoets en prof. dr. Judith Wolf. Jullie bereidheid om mijn proefschrift te lezen en te beoordelen stel ik zeer op prijs.

En dan Intervict, mijn thuishaven van de afgelopen vier jaar. Ik heb mijn tijd als promovenda als één grote leerschool ervaren, zowel op professioneel als persoonlijk vlak. Ik wil Intervict (Marc, Rianne, en senior staff) bedanken voor het gestelde vertrouwen in mij; ik ben blij dat ik dat heb kunnen beantwoorden door de succesvolle afronding van mijn proefschrift. Daarnaast was het een geweldige ervaring om deel te mogen uitmaken van de grote groep aio’s bij Intervict. Met veel plezier denk ik terug aan deze tijd en vooral aan de gezamenlijke lunches, uitstapjes, borrels en feestjes. Ook wil ik graag iedereen van de Intervict-projectgroep ’Risicotaxatie bij huiselijk geweld’ (Anna, Antony, Frans

Willem, Leontien, Kim, Ilse en studentassistenten) bedanken voor de begeleiding, steun en samenwerking in de verschillende fases van mijn promotieonderzoek. Jullie hebben allen op jullie persoonlijke manier bijgedragen aan mijn ontwikkeling als onderzoeker en de totstandkoming van dit proefschrift. Bedankt daarvoor!

Een speciaal woord van dank aan mijn promotor en copromotor, Frans Willem en Leontien. De manier waarop we de laatste jaren hebben samengewerkt vond ik erg prettig en inspirerend. Ik wil jullie ontzettend bedanken voor het lezen van mijn artikelen en voor alle waardevolle suggesties en opmerkingen, die het echt beter maakten. En Leontien, je hebt me het plezier in het doen van onderzoek en publiceren van artikelen laten zien en meegegeven. Als aio kun je geen groter cadeau krijgen!

Verder een speciale vermelding voor de Evil Brownies (Suzan, Renske, Nicole, Pauline en Fanny). Wat een feest (letterlijk en figuurlijk) om jullie te kennen, en wat fijn om lief en leed met jullie te delen. Op naar de volgende EB-reünie!

Naast mijn Intervict-collega’s wil ik ook zeker mijn nieuwe collega’s in Leiden niet vergeten. Wat was ik blij toen ik hoorde dat ik als universitair docent criminologie bij jullie op de afdeling mocht komen werken! Deze nieuwe uitdaging doet me goed; ik heb het erg naar mijn zin.

Dan mijn paranimfen: mijn beste vriendin Tessa en mijn zus Renske. Tessa, ik ben blij dat we al 23 jaar zo’n fijne en hechte vriendschap hebben; onze band betekent veel voor me. Bedankt voor het aanhoren van mijn proefschriftverhalen en het geruststellen waar nodig. En dan mijn lieve zus Renske. Wat fijn dat we onze ervaringen van het promoveren met elkaar kunnen delen. Ik ben ontzettend trots op je: al die ingewikkelde statistische vraagstukken die je bestudeert voor je proefschrift! Als ik je tijdens het werk of ’s avonds weer eens belde met een analyse- of SPSS-vraag, kwam er altijd wel weer een oplossing. Bedankt voor je hulp en je geduld!

Ook de rest van mijn familie heeft een plaatsje in dit dankwoord meer dan verdiend. Mijn schoonfamilie, en in het bijzonder Jan en Rieki, wil ik bedanken voor hun interesse in mijn onderzoek en hun onvoorwaardelijke steun aan mij en Mark. De bezoekjes op zondag, even bijkletsen, en samen wat eten en drinken: het zijn kleine dingen die mij ontzettend veel goed doen.

Tot slot mijn lieve, trotse papa en mama, en allerliefste Mark. Jullie behoorden samen met Renske de afgelopen vier jaar tot de ‘harde kern’ van de hulptroepen. Jullie hebben me aangemoedigd, gesteund, en het belangrijkste: altijd geloofd dat ik het kon. Ik ben een gelukkig mens met jullie om me heen. Bedankt voor alles!

Karlijn Kuijpers, oktober 2011

185

Dankw

oor