• No results found

Gebaseerd op de bevindingen van dit proefschrift kunnen we concluderen dat slacht-offergerelateerde factoren belangrijk zijn bij het vaststellen van het risico op herhaald slachtofferschap van partnergeweld. Kenmerken van eerder geweld binnen het koppel, waaronder het geweld gepleegd door een partner maar ook door het slachtoffer zelf, en andere slachtoffergerelateerde factoren zoals PTSS symptomen van het slachtoffer, borderline trekken en een vermijdende hechtingsstijl (met name wanneer gecombineerd met gemiddelde en hoge niveaus van boosheid in het slachtoffer) bleken het risico van het slachtoffer op toekomstig partnergeweld te beïnvloeden. Diverse eerdere studies kwamen tot vergelijkbare conclusies toen ze deze relaties onderzochten (zie de systematische review beschreven in hoofdstuk 2 en Ehrensaft, Moffitt, & Caspi, 2004; Fergusson, Horwood,

165

Samen

vatting en algemene discussie

Chapt

er 8

& Ridder, 2005; Sansone, Chu, & Wiederman, 2006; Shields, Resick, & Hanneke, 1990; Stith, Smith, Penn, Ward, & Tritt, 2004; Wekerle & Wolfe, 1998). Op deze manier gezien zijn onze resultaten niet nieuw, maar omdat onze studie longitudinaal is opgezet ligt de bijdrage aan de literatuur in het prospectieve bewijs dat we presenteren. Meer specifiek presenteert dit proefschrift bevindingen over relaties tussen psychische problemen van het slachtoffer en het risico op herhaald slachtofferschap van partnergeweld, die tot nu toe schaars waren (zie hoofdstuk 2). Daarnaast hebben we prospectief onderzocht hoe het gebruik van geweld door slachtoffers zelf hun risico op herhaald slachtofferschap beïnvloedde. Aangezien de meeste studies op dit gebied cross-sectioneel waren, draagt dit proefschrift ook op deze manier bij aan de literatuur. Bovendien is dit één van de meest uitgebreide studies naar dynamische slachtoffergerelateerde risicofactoren, aangezien een grote variëteit aan factoren binnen de invloed van het slachtoffer onderzocht worden in relatie tot herhaald slachtofferschap van partnergeweld.

Onze bevindingen geven aan dat diverse slachtoffertrekken en -kenmerken het risico op herhaald slachtofferschap van partnergeweld verhogen. Zoals hierboven beschreven hebben we gevonden dat PTSS symptomen van het slachtoffer en een vermijdende hechtingsstijl van het slachtoffer (met name wanneer gecombineerd met gemiddelde en hoge niveaus van boosheid in het slachtoffer) het risico op toekomstig partnergeweld verhogen. Voor (psychisch) partnergeweld gepleegd door het slachtoffer en borderline trekken van het slachtoffer vonden we eveneens sterke ondersteuning, aangezien deze positief bleken samen te hangen het risico op herhaald slachtofferschap en daarbij onafhankelijk bijdroegen aan het effect van eerder geweld door een partner. Bovendien werd gesuggereerd dat slachtoffergerelateerde variabelen het risico op ernstigere vormen van partnergeweld zouden verhogen (zie hoofdstuk 5). Deze resultaten zouden verklaard kunnen worden door de invloed van deze slachtofferkenmerken op de communicatiepatronen van slachtoffers met hun huidige of ex-partners. Als voorbeeld nemen we een borderline persoonlijkheidsstoornis, die wordt gedefinieerd in de DSM-IV als een diepgaand patroon van instabiliteit in intermenselijke relaties, zelfbeeld en affecten en van duidelijke impulsiviteit (American Psychiatric Association, 1994). Slachtoffers met borderline trekken zouden met name onstabiele intermenselijke relaties en zwakkere “relatievaardigheden” kunnen hebben waardoor zij vaker conflicten binnen hun relaties hebben. Verder zouden ze problemen kunnen hebben met het onder controle houden van hun boosheid, wat een andere typische borderline trek is. De uiting van ongecontroleerde boosheid en de frequentere conflicten binnen relaties bij slachtoffers met borderline trekken zou kunnen leiden tot het gebruik van ernstiger partnergeweld tegen hen.

Daarnaast zou een vermijdende hechtingsstijl van het slachtoffer bij kunnen dragen aan een hoger risico op herhaald slachtofferschap van partnergeweld door het afwijzende

Samenvatting en algemene discussie Chapter 8

en vermijdende gedrag waardoor deze stijl gekenmerkt wordt. Het uit de weg gaan van nabijheid en intimiteit door vermijdende slachtoffers zou kunnen leiden tot disfunctionele pogingen van de mannelijke partner om het slachtoffer dichtbij hem te houden, waaronder het gebruik van partnergeweld tegen het slachtoffer (zie Bartholomew, Henderson, & Dutton, 2001). Dit zou met name kunnen gebeuren als slachtoffers hoge en gemiddelde niveaus van boosheid bezitten, aangezien boosheid van het slachtoffer significant bleek te interacteren met vermijdende hechting (zie hoofdstuk 4).

Toen we het verband tussen PTSS symptomen van slachtoffers en risico op herhaald slachtofferschap van partnergeweld bestudeerden, vonden we dat PTSS herbelevingssymp-tomen het risico verhoogden. Bovendien zagen we dat psychisch partnergeweld gepleegd door het slachtoffer de relatie tussen PTSS herbelevingssymptomen en herhaald slachtof-ferschap van partnergeweld deels medieerde. Onze resultaten suggereren dat slachtoffers’ continue herbeleving van eerdere incidenten van partnergeweld frustratie en negatieve emoties zou kunnen opbouwen tot zo’n hoog niveau dat het leidt tot uitbarstingen van psychisch geweld van slachtoffers tegen hun partners. Deze uiting van psychische agres-sie door slachtoffers verhoogt op zijn beurt het risico op herhaald slachtofferschap van partnergeweld. Ook kan het zijn dat slachtoffers in onze steekproef het partnergeweld niet alleen herbeleven in hun gedachten en gevoelens, maar ook in werkelijkheid. Als we kijken naar het perspectief van wederkerig partnergeweld, waarbij beide partijen van het koppel geweld tegen hun partner gebruiken (bijvoorbeeld Archer, 2000; Próspero & Kim, 2009; Stets & Straus, 1990), zou het plegen van partnergeweld door de ene partner gevolgd kunnen worden door het plegen van partnergeweld door de andere partner binnen het koppel. Dit zou een tweede reden kunnen zijn voor de sterke relatie tussen PTSS herbele-vingssymptomen en de werkelijke ervaring van een incident van herhaald slachtofferschap van partnergeweld in deze slachtoffers.

Alle slachtofferkenmerken die hierboven beschreven zijn hebben invloed op de communicatiepatronen van slachtoffers met hun huidige of ex-partners. Ze zouden eveneens invloed kunnen hebben op de geneigdheid van slachtoffers om zelf partnergeweld te gebruiken, waarvan gesuggereerd wordt dat dit ook een belangrijke rol speelt in het bepalen van het risico op herhaald slachtofferschap (zie hoofdstuk 4, 5, en 6). Hoofdstuk 5 laat bijvoorbeeld zien dat psychisch partnergeweld gepleegd door het slachtoffer, zoals het kleineren of het uitschelden van de partner, significant bijdroeg aan de voorspelling van herhaald slachtofferschap van lichamelijk geweld, bovenop het effect van eerder lichamelijk geweld gepleegd door een partner. Gewelddadig gedrag van slachtoffers, zelfs als het verbaal of psychisch is, blijkt dus een gewelddadige reactie van hun partners op te roepen. We weten echter niet precies hoe interacties tussen partners zich ontwikkelen en elkaar vormen. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat geweld gepleegd door de mannelijke partner tegen het

167

Samen

vatting en algemene discussie

Chapt

slachtoffer leidt tot een verandering van bepaalde slachtofferkenmerken (bijvoorbeeld PTSS symptomen van het slachtoffer) en dat deze kenmerken op hun beurt het risico van slachtoffers op herhaald slachtofferschap verhogen. Echter, borderline trekken, vermijdende hechting en boosheid van het slachtoffer waren trait metingen3 in deze studie. Daarom is het onwaarschijnlijk dat deze slachtofferkenmerken het gevolg waren van eerdere partnergeweld incidenten; in plaats daarvan zijn ze mogelijk al een lange tijd aanwezig in deze slachtoffers. Aanwezigheid van dit type (karakter)trekken in slachtoffers zou hen een algemeen hoger risico op herhaald slachtofferschap van partnergeweld kunnen geven in vergelijking met andere slachtoffers zonder deze trekken. Omdat deze trekken hen vatbaarder maken voor toekomstig slachtofferschap van partnergeweld, zouden ze bovendien ook een hoger risico op slachtofferschap van geweld door een nieuwe of andere partner kunnen hebben.

Om de gesuggereerde invloed van communicatiepatronen van het slachtoffer beter te begrijpen, is het belangrijk om de voortdurende controverses op het gebied van partnergeweld en gender in gedachten te houden. Langhinrichsen-Rohling (2010) formuleerde een aantal uitdagingen op dit gebied, waaronder het debat over gender symmetry (sekse symmetrie) in plegen van partnergeweld, en motivaties van vrouwen voor hun gebruik van partnergeweld. In de literatuur bestaan twee verschillende perspectieven over partnergeweld: het gender perspectief en het perspectief van wederkerig partnergeweld. Deze perspectieven ondersteunen ieder verschillende ideeën binnen het debat over gender symmetry in het plegen van partnergeweld. Studies die het gender perspectief ondersteunen, zoals de National Crime Victimization Study (NCVS) en het National Violence Against Women Survey (NVAWS), suggereren dat mannen veel vaker partnergeweld plegen dan vrouwen (Rennison, 2002; Tjaden & Thoennes, 2000). In tegenstelling rapporteren studies die het perspectief van wederkerig partnergeweld vertegenwoordigen gelijke cijfers onder mannen en vrouwen als het gaat om het plegen van partnergeweld (bijvoorbeeld Archer, 2000). Johnson (1995, 2006) stelde dat onderzoekers verschillende methodes voor steekproeftrekking gebruiken en dat deze verschillende methodes verschillende typen partnergeweld op het spoor komen. Studies vanuit het gender perspectief worden over het algemeen uitgevoerd onder zogenoemde agency samples geworven vanuit rechtbanken, opvanghuizen, ziekenhuizen en politiebureaus. Deze manier van steekproeftrekking laat zien dat mannelijk partnergeweld overheerst (Johnson, 2006). Omgekeerd worden studies vanuit het perspectief van wederkerig partnergeweld, die gender symmetry in het plegen van geweld laten zien, vaak uitgevoerd onder algemene of bevolkingssteekproeven. Hier stelt Johnson (1995) dat partnergeweld vaak bestaat uit alledaagse conflicten die uit de hand lopen en resulteren in (vaak mildere vormen van) partnergeweld.

Samenvatting en algemene discussie Chapter 8

Het debat over gender en partnergeweld heeft “vragen opgeworpen over de mate waarin, en onder welke voorwaarden, het geweld van mannen en vrouwen tegen elkaar als gelijk of verschillend zou moeten worden beschouwd” (Langhinrichsen-Rohling, 2010, p. 179). Niet alleen in termen van frequentie van het plegen door mannen en vrouwen zoals hierboven is beschreven, maar ook in termen van motivaties voor het gebruik van partnergeweld. Onderzoekers vanuit het gender perspectief ondersteunen het idee dat partnergeweld gepleegd door vrouwen alleen gemotiveerd is vanuit zelfverdediging, terwijl onderzoekers vanuit het perspectief van wederkerig partnergeweld van mening zijn dat andere redenen een belangrijkere rol spelen. In hun review van onderzoek naar het gebruik van partnergeweld door vrouwen rapporteren Swan en collega’s (Swan, Gambone, Caldwell, Sullivan, & Snow, 2008) bijvoorbeeld diverse studies die laten zien dat geweld door vrouwen vaker gemotiveerd is door zelfverdediging dan geweld door mannen (bijvoorbeeld Barnett, Lee, & Thelen, 1997; Hamberger, 2005; Makepeace, 1986). Andere studies suggereren echter andere primaire motieven voor geweld door vrouwen, zoals zwakke communicatie, wraak, vergelding, en boosheid (Hettrich & O’Leary, 2007; Kernsmith, 2005). De mate waarin zelfverdediging een primair motief zou zijn voor plegerschap van vrouwen, maar niet voor plegerschap van mannen is daarom nog steeds een onderwerp van voortdurende discussie (zie Langhinrichsen-Rohling, 2010).

We kunnen concluderen dat slachtoffergerelateerde factoren belangrijk zijn in het vaststellen van het risico op herhaald slachtofferschap van partnergeweld. Eerder onderzoek benadrukte al het belang van het identificeren van dynamische en slachtoffergerelateerde variabelen in de preventie van toekomstig partnergeweld (Bennett Cattaneo & Goodman, 2005). Er worden echter ook enige problemen beschreven in verband met de analyse van slachtoffergerelateerde variabelen. Zoals Bennett Cattaneo en Goodman (2005) het formuleerden: “onderzoekers zouden zich zorgen kunnen maken dat het identificeren van slachtoffergedragingen die geassocieerd worden met het herhaald slachtoffer worden de verantwoordelijkheid voor het stoppen van het geweld te veel bij het slachtoffer legt” (p. 168). Deze zorg van victim blaming zou de schaarste aan prospectieve studies naar slachtoffergerelateerde risicofactoren voor partnergeweld kunnen verklaren. Met dit proefschrift bedoelen we niet te suggereren dat slachtoffers schuldig zijn aan wat hen is overkomen. We zijn echter wel van mening dat onderzoek naar slachtoffergerelateerde risicofactoren voor herhaald slachtofferschap van partnergeweld noodzakelijk is om empowerment (ofwel het sterker en weerbaarder maken) van slachtoffers te stimuleren, en de praktijk kan helpen in het ontwikkelen en optimaliseren van interventies voor slachtoffers om partnergeweld terug te dringen.

169

Samen

vatting en algemene discussie

Chapt