• No results found

SAMENVATTING

Partnergeweld is een van de meest voorkomende vormen van interpersoonlijk geweld (Krug, Dahlberg, Mercy, Zwi, & Lozano, 2002) en wordt in verband gebracht met een variëteit aan ernstige lichamelijke en geestelijke gezondheidsproblemen. Hoewel zowel mannen als vrouwen slachtoffer worden van partnergeweld, ondervinden vrouwen de meest ernstige vormen van mishandeling door een partner (Archer, 2000; 2002). Schattingen van het percentage vrouwen dat op enig moment in hun leven lichamelijk mishandeld wordt door een mannelijke partner lopen uiteen van 10% tot 69% (Krug et al., 2002). Verder wordt een groot deel van de slachtoffers van partnergeweld herhaaldelijk slachtoffer. Het British Crime Survey vond bijvoorbeeld dat tweederde van de vrouwelijke slachtoffers van niet-seksueel huiselijk geweld (bedreigingen of dwang) meer dan één incident had meege-maakt in het afgelopen jaar (Walby & Allen, 2004). De laatste decennia richtte een groot aantal studies zich op een uitgebreide hoeveelheid aan plegerkenmerken die het risico op (herhaald) partnergeweld beïnvloeden (zie bijvoorbeeld Dutton, 1995; Hilton et al., 2004; Norlander & Eckhardt, 2005). Onderzoek laat echter zien dat kenmerken van beide partijen binnen een koppel het risico op partnergeweld verhogen (Moffitt, Robins, & Caspi, 2001). Maar verrassend genoeg lijkt onderzoek naar slachtoffergerelateerde risicofactoren achter te blijven. Een systematische review van 64 studies1 naar zowel pleger- als slachtofferge-relateerde voorspellers voor herhaald slachtofferschap van partnergeweld, concludeerde bijvoorbeeld dat slachtoffergerelateerde variabelen de “significante minderheid” en “een grote leemte in het bestaande onderzoek” naar risicofactoren voor herhaald partnerge-weld waren (Bennett Cattaneo & Goodman, 2005, p. 168). Kennis over risicofactoren en beschermende factoren die slachtoffers zelf kunnen beïnvloeden is echter belangrijk. Ten eerste hebben interventies voor mannelijke plegers van partnergeweld gemengde resultaten laten zien met betrekking tot hun effectiviteit (zie bijvoorbeeld Babcock, Green, & Robie, 2004; Feder & Wilson, 2005). Aangezien onderzoek aantoont dat kenmerken van beide partijen binnen een koppel het risico op partnergeweld verhogen (Moffitt et al., 2001), zouden interventies om toekomstig partnergeweld te voorkomen effectiever kunnen zijn als ze zich ook richten op slachtoffers van partnergeweld. Het belangrijkste is echter dat kennis over risicofactoren en beschermende factoren binnen de invloed van slachtoffers zelf hen kan helpen de controle over de situatie te krijgen en slachtoffers op die manier sterker en weerbaarder kan maken (Goodman, Dutton, Vankos, & Weinfurt, 2005; Perez & Johnson, 2008).

Het doel van de studies die in dit proefschrift worden beschreven was om prospectief te onderzoeken hoe een grote variëteit aan slachtofferkenmerken het risico op herhaald

Samenvatting en algemene discussie Chapter 8

slachtofferschap van partnergeweld beïnvloeden. Hierdoor levert dit proefschrift een bijdrage aan de literatuur aangezien de meeste eerdere studies op dit gebied cross-sectioneel waren (bijvoorbeeld Sugarman, Aldarondo, Boney-McCoy, 1996; Whitfield, Anda, Dube, & Felitti, 2003). Bovendien is de meerderheid van de studies naar de inschatting van het risico op herhaald partnergeweld gebaseerd op officiële recidive van partnergeweld gerapporteerd in bijvoorbeeld politiedossiers (zie Hilton et al., 2004; Kropp, Hart, & Belfrage, 2005), terwijl onze studie zich richt op herhaald slachtofferschap van partnergeweld zoals gerapporteerd door slachtoffers zelf. Aangezien niet alle incidenten van partnergeweld gerapporteerd worden aan de politie, zou het gebruik van zelfrapportages van slachtoffers een completer inzicht kunnen bieden in het partnergeweld dat binnen een koppel plaatsvindt. Hoewel het aantal studies stijgt, is de hoeveelheid aan literatuur die rapportages van slachtoffers over herhaald slachtofferschap van partnergeweld beschouwt nog steeds klein. Verder bood de gelijktijdige meting van meerdere factoren in dit proefschrift de mogelijkheid om te onderzoeken welke combinatie van slachtoffergerelateerde factoren het meest sterk voorspellend was voor herhaald slachtofferschap van partnergeweld (zie bijvoorbeeld hoofdstuk 5), of de gevonden relaties tussen voorspellers en herhaald slachtofferschap gemedieerd zouden kunnen worden door andere slachtofferkenmerken (zie bijvoorbeeld hoofdstuk 6), en of bepaalde risicofactoren een interactie met elkaar lieten zien (zie bijvoorbeeld hoofdstuk 4). Bovendien hebben we ons gericht op dynamische slachtoffergerelateerde factoren, omdat deze factoren veranderd kunnen worden (in tegenstelling tot statische factoren zoals leeftijd van het slachtoffer) en dus het meest geschikt zijn voor interventies.

Om onze studie naar slachtoffergerelateerde risicofactoren voor herhaald slacht of-ferschap van partnergeweld te kunnen uitvoeren, hebben we een steekproef geworven van slachtoffers van partnergeweld afkomstig van verschillende hulpverleningsinstanties in vier grote en vier middelgrote steden in Nederland. Deze hulpverleningsinstanties bestonden uit een bureau Slachtofferhulp, een geestelijke gezondheidsorganisatie, een aantal maatschappelijk werk instanties, een vrouwenopvang, slachtoffer informatiepunten van het Openbaar Ministerie, en verschillende lokale teams huiselijk geweld van de GGD. Deelnemers werden benaderd en geïncludeerd in onze studie als 1) ze minstens eenmaal in de afgelopen twee jaar slachtoffer waren geweest van lichamelijk, seksueel of psychisch geweld gepleegd door hun huidige of ex-partner, en 2) als ze de Nederlandse taal voldoende beheersten om de Nederlandstalige vragenlijsten van het onderzoek te begrijpen. Deelnemers werden geworven door medewerkers van de hulpverleningsinstanties, die geschikte cliënten informeerden over deze studie. De meeste slachtoffers werden direct gecontacteerd door medewerkers; anderen werden via een brief geïnformeerd over de studie. Slachtoffers die aangaven interesse te hebben om deel te nemen aan de studie

161

Samen

vatting en algemene discussie

Chapt

ontvingen een aanmeldformulier. Ze werden gevraagd hierop hun contactgegevens te vermelden en dit terug te sturen naar de onderzoekers. Vervolgens werden aangemelde deelnemers gebeld door een onderzoeker om eventuele vragen over de studie te bespreken. Voor vragen tijdens het invullen van de vragenlijst konden deelnemers bellen of e-mailen naar de onderzoekers. Deelnemers werden gevraagd om op drie verschillende momenten mee te doen aan de studie: na de eerste meting (tijdstip 1), werden vervolgmetingen uitgevoerd na twee maanden (tijdstip 2) en na zes maanden (tijdstip 3). In totaal meldden 181 slachtoffers zich aan voor deelname, waarvan 166 slachtoffers de vragenlijst op tijdstip 1 invulden, 162 slachtoffers op tijdstip 2 en 159 slachtoffers op tijdstip 3. De meeste deelnemers die uitvielen voor de start van de studie (tijdstip 1) deden dit omdat zij niet voldeden aan de inclusiecriteria van de studie of omdat zij onbereikbaar waren. Tijdens de studie vielen deelnemers meestal uit omdat zij onbereikbaar waren. Op tijdstip 1 vroegen we aan deelnemers om informatie over een aantal demografische factoren van henzelf, demografische factoren van de pleger, kenmerken van de relatie, het partnergeweld dat had plaatsgevonden, diverse psychische klachten, hechtingsproblemen, en hun kwaliteit van leven. Op tijdstip 2 en 3 werden metingen over de status van de relatie, partnergeweld, diverse psychische klachten, en de kwaliteit van leven van het slachtoffer herhaald. Deelnemers ontvingen 100 euro ter compensatie van hun tijd nadat ze de vragenlijsten op alle drie de momenten van dataverzameling hadden ingevuld. Data werden verzameld tussen augustus 2008 en augustus 2010.

De studies die beschreven worden in dit proefschrift zijn gebaseerd op onderdelen van de steekproef (hoofdstuk 3 en 4) en de totale steekproef van slachtoffers van partnergeweld die we geworven hebben (hoofdstuk 5 en 6). Dit proefschrift start echter met een uitgebreide, systematische review van eerdere studies naar slachtoffergerelateerde risicofactoren en beschermende factoren voor herhaald slachtofferschap van partnergeweld (zie hoofdstuk 2). Deze review beschrijft twee modellen over de invloed van vrouwen op partnergeweld ontwikkeld door Foa en collega’s, die slachtoffergerelateerde variabelen die geassocieerd worden met het stoppen of doorgaan van partnergeweld (oftewel herhaald partnergeweld) met elkaar integreren (Foa, Cascardi, Zoellner, & Feeny, 2000). Centraal in beide modellen staan drie hoofdfactoren: partnergeweld; psychische problemen; en veerkracht. Studies die het prospectieve verband tussen deze drie hoofdfactoren en het risico op herhaald slachtofferschap van partnergeweld onderzoeken zijn systematisch bekeken om te zien in hoeverre we empirische steun konden vinden voor de modellen van Foa en collega’s. Resultaten lieten zien dat de eerste hoofdfactor partnergeweld, die de ernst en de frequentie van eerder lichamelijk en emotioneel partnergeweld alsook de eigen inschatting van toekomstig risico door het slachtoffer zelf beschouwt, een sterke voorspeller voor herhaald slachtofferschap van partnergeweld is. Het bewijs voor de tweede

Samenvatting en algemene discussie Chapter 8

hoofdfactor, psychische problemen van het slachtoffer, was meer gemengd. Voorlopige steun werd gevonden voor de ernst van symptomen van een posttraumatische stress stoornis (PTSS) en middelenmisbruik als risicofactoren voor herhaald slachtofferschap van partnergeweld. Echter, niet alle psychische problemen die beschreven worden in de modellen van Foa en collega’s leken gerelateerd te zijn aan herhaald slachtofferschap van partnergeweld (namelijk depressie), en voor sommige (namelijk angst) moeten relaties nog onderzocht worden in toekomstig prospectief onderzoek. Gebaseerd op de voor onze review geselecteerde studies moesten we de operationalisatie van veerkracht van het slachtoffer – de derde hoofdfactor – beperken tot kwaliteit van leven en sociale steun van het slachtoffer. Resultaten lieten zien dat deze aspecten leken te werken als beschermende factoren tegen toekomstig partnergeweld, hoewel het bewijs niet overtuigend was. De systematische review eindigt met de aanbeveling dat verder onderzoek naar psychische problemen en veerkracht van het slachtoffer wenselijk is. Meer gedetailleerde studie van deze aspecten is vooral noodzakelijk omdat dit de dynamische factoren in de modellen van Foa en collega’s zijn; veranderbare en intervenieerbare factoren die binnen de invloed van het slachtoffer liggen om het geweld gepleegd door hun partners te beëindigen.

In hoofdstuk 3 worden data van de eerste vragenlijst (afgenomen op tijdstip 1) van onze studie gepresenteerd. Omdat op basis van deze data nog geen uitspraken gedaan konden worden over (prospectieve) risicofactoren voor herhaald slachtofferschap van partnergeweld, besloten we ons te richten op een vaak gerapporteerd gevolg van slachtofferschap van partnergeweld: PTSS bij het slachtoffer. Vroege identificatie van slachtoffers van partnergeweld die waarschijnlijk PTSS gaan ontwikkelen is cruciaal omdat PTSS geassocieerd wordt met diverse nadelige gevolgen, zoals een slechte lichamelijke gezondheid (Schnurr & Jankowski, 1999), sociaal-economische nadelen en verslechterd functioneren in financiële, lichamelijke en psychische gebieden (Amaya-Jackson et al., 1999). Bovendien rapporteren verschillende studies associaties tussen PTSS en herhaald slachtofferschap van partnergeweld (Krause, Kaltman, Goodman, & Dutton, 2006; Perez & Johnson, 2008; Sonis, 2008; Winkel, 2007, 2008). Dus slachtoffers van partnergeweld die een hoger risico hebben op de ontwikkeling van PTSS symptomen zouden ook in groter gevaar kunnen zijn voor het herhaald slachtoffer worden van partnergeweld. In hoofdstuk 3 werd onderzocht hoe borderline trekken van het slachtoffer de relatie tussen slachtofferschap van partnergeweld en de ontwikkeling van PTSS symptomatologie beïnvloedden. Resultaten lieten zien dat borderline trekken van slachtoffers van partnergeweld significant bijdragen aan de kwetsbaarheid om PTSS te ontwikkelen, bovenop en nog meer dan het effect van de ernst van het slachtofferschap van partnergeweld. Voor een correcte verwijzing naar de juiste (psychische) hulp en slachtofferdiensten wordt een snelle en korte borderline screening voor slachtoffers van partnergeweld aanbevolen, om zo de toekomstige ontwikkeling van PTSS symptomen te voorkomen.

163

Samen

vatting en algemene discussie

Chapt

Hoofdstuk 4 is gebaseerd op data van tijdstip 1 en 2 van onze studie. In dit hoofdstuk

werden slachtoffergerelateerde psychische mechanismen die ten grondslag liggen aan het verband tussen slachtofferschap van partnergeweld en herhaald slachtofferschap onderzocht. Hypotheses over mogelijk relevante psychische mechanismen werden afgeleid van twee conflicterende benaderingen van partnergeweld: het gender perspectief en het perspectief van wederkerig partnergeweld. Meer specifiek hebben we de rol van de hechtingsstijl van het slachtoffer, boosheid van het slachtoffer, en partnergeweld gepleegd door het slachtoffer onderzocht met betrekking tot het verklaren van het risico voor herhaald slachtofferschap van partnergeweld. Resultaten geven verdere ondersteuning aan het perspectief van wederkerig partnergeweld, aangezien het uiteindelijke voorspellende model aangaf dat partnergeweld gepleegd door het slachtoffer een belangrijke risicofactor is voor herhaald slachtofferschap van lichamelijk en psychisch partnergeweld. Een vermijdende hechtingsstijl bleek eveneens een sterke voorspeller, met name voor slachtoffers met hoge en gemiddelde niveaus van boosheid. Bij elkaar genomen suggereren de bevindingen dat zowel vermijdend, boos, en agressief gedrag van slachtoffers, op een directe of indirecte manier, het risico beïnvloedt op het opnieuw slachtoffer worden van partnergeweld. Er worden strategieën besproken die kunnen helpen om dit soort gedragingen te verminderen en moeizame relaties te veranderen.

Hoofdstuk 5 presenteert data van alle drie de momenten van dataverzameling in

onze studie (tijdstip 1, 2 en 3). In overeenstemming met de modellen van Foa en collega’s, hebben we empirisch getoetst hoe de drie hoofdfactoren van hun modellen – partnergeweld, psychische problemen van het slachtoffer en veerkracht van het slachtoffer – relateerden aan het risico op herhaald slachtofferschap van partnergeweld. Resultaten boden ondersteuning voor een aantal hoofdfactoren (partnergeweld en psychische problemen van het slachtoffer) en lieten bovendien zien welke slachtoffergerelateerde factoren bijdragen aan risico op herhaald slachtofferschap bovenop de invloed van eerder geweld gepleegd door een partner tegen het slachtoffer (ofwel eerder slachtofferschap van partnergeweld). Bevindingen gaven aan dat recent psychisch partnergeweld gepleegd door het slachtoffer het risico op herhaald slachtofferschap van lichamelijk partnergeweld significant verhoogde, en daarbij onafhankelijk bijdroeg aan het effect van eerder lichamelijk geweld gepleegd door een partner. Verder bleken borderline trekken van het slachtoffer de ernst van het herhaald slachtofferschap van psychisch partnergeweld te voorspellen, en droegen daarbij onafhankelijk bij aan het effect van eerder psychisch geweld gepleegd door een partner. Er waren echter geen slachtoffergerelateerde variabelen die bijdroegen aan het risico op herhaald slachtofferschap van (enig) psychisch partnergeweld in een multivariaat model. Blijkbaar beïnvloeden slachtoffergerelateerde variabelen met name het risico op ernstigere vormen van herhaald slachtofferschap, aangezien ze lijken samen te hangen met het

Samenvatting en algemene discussie Chapter 8

plaatsvinden van herhaald slachtofferschap van enig lichamelijk geweld en de ernst van herhaald slachtofferschap van psychisch partnergeweld, maar niet met het plaatsvinden van herhaald slachtofferschap van enig psychisch partnergeweld dat beschouwd kan worden als een minder ernstige vorm van partnergeweld. Samenvattend onderstrepen de bevindingen van deze studie het belang van slachtoffergerelateerde factoren voor het inschatten van het risico op herhaald slachtofferschap van partnergeweld en het ontwikkelen en optimaliseren van interventies om toekomstig partnergeweld te voorkomen.

Net zoals hoofdstuk 5, presenteert hoofdstuk 6 data van alle drie de momenten van dataverzameling. De belangrijkste analyses werden uitgevoerd op data van tijdstip 2 en 3; van tijdstip 1 werd alleen demografische informatie gebruikt. We onderzochten hoe elk van de vier PTSS symptoomclusters (herbeleving; verhoogde prikkelbaarheid; vermijding; en numbing2) samenhing met herhaald slachtofferschap van partnergeweld. Daarbij formuleerden we de hypothese dat partnergeweld gepleegd door het slachtoffer de relatie tussen PTSS en herhaald slachtofferschap van partnergeweld medieerde. Resultaten lieten zien dat PTSS herbelevingssymptomen significant herhaald slachtofferschap van partnergeweld voorspelden, terwijl de andere drie PTSS symptoomclusters niet samenhingen met herhaald partnergeweld. Verder vonden we dat psychisch partnergeweld gepleegd door het slachtoffer de relatie tussen PTSS herbelevingssymptomen en herhaald slachtofferschap van partnergeweld deels medieerde. Dit suggereert dat slachtoffers met een hoger aantal PTSS herbelevingssymptomen meer geneigd zouden zijn om zelf psychisch partnergeweld te plegen, wat hen een groter risico kan geven om vervolgens zelf weer slachtoffer te worden van partnergeweld.