• No results found

Bij de interpretatie van de bevindingen uit dit proefschrift zijn er verschillende methodo-logische overwegingen die besproken dienen te worden. In de hoofdstukken 2 tot 6 zijn de sterke punten en beperkingen benoemd van de analyses en bevindingen beschreven in die betreffende hoofdstukken. In deze paragraaf worden echter meer algemene metho-dologische overwegingen aangehaald betreffende de opzet van onze longitudinale studie onder slachtoffers van partnergeweld, waaronder mogelijke vertekeningen in selectie en informatie binnen deze studie, en enige opmerkingen over causaliteit.

Opzet van de studie en vertekeningen in selectie

Dit proefschrift beschrijft een longitudinale, prospectieve studie onder 166 hulpzoekende slachtoffers van partnergeweld in Nederland. Vanwege de vaak hoge non-respons onder slachtoffers in het algemeen en meer specifiek onder slachtoffers van partnergeweld, hebben we besloten om een convenience sample ofwel een gemakssteekproef te gebruiken. Deelnemers werden geworven via hulpverleningsinstanties die met ons wilden samenwerken, doordat medewerkers geschikte cliënten over deze studie informeerden. Het grote voordeel van deze methode van convenience sampling was dat we hierdoor een relatief grote steekproef van slachtoffers van partnergeweld konden werven binnen het tijdspad van onze studie. Aangezien anderhalf jaar nodig was om de 166 deelnemers van onze studie bij elkaar te krijgen, zou een striktere methode van random steekproeftrekking kunnen hebben geleid tot een minder omvangrijke steekproef waarmee de verschillende kwantitatieve analyses die gebruikt zijn in de huidige studie wellicht niet mogelijk waren geweest. Hoewel een steekproef van 166 deelnemers over het algemeen beschouwd wordt als een gemiddelde steekproefgrootte, is het een zeer behoorlijke steekproefgrootte in het geval van slachtoffers van partnergeweld aangezien andere studies op dit gebied gebaseerd zijn op zelfs kleinere steekproeven (bijvoorbeeld Bennett Cattaneo & Goodman, 2003; Bybee & Sullivan, 2005; Fleury, Sullivan & Bybee, 2000). Zoals met elke methode van steekproeftrekking zijn er ook enige beperkingen aan het gebruik van convenience samples. Deze steekproeven kunnen gebrek hebben aan representativiteit en daarom is het lastiger om resultaten te generaliseren naar een algemene populatie (Heiman, 2002). De huidige steekproef bestaat bijvoorbeeld uit een specifieke groep slachtoffers van partnergeweld. Ten eerste rapporteren we over een groep vrouwelijke, hulpzoekende slachtoffers van partnergeweld. Dat betekent dat we slachtoffers van partnergeweld die geen hulp zochten voor het geweld binnen hun relatie missen en dat we geen uitspraken kunnen doen over mannelijke slachtoffers van partnergeweld. Daarnaast hebben we alleen slachtoffers geïncludeerd die de Nederlandse taal voldoende beheersten om onze Nederlandstalige

Samenvatting en algemene discussie Chapter 8

vragenlijsten te begrijpen, wat geleid zou kunnen hebben tot uitsluiting van een specifieke groep slachtoffers van partnergeweld. Tenslotte lijkt het erop dat slachtoffers van partnergeweld met hogere opleidingsniveaus en inkomens ondergerepresenteerd waren in onze steekproef. Echter, “in tenminste enige mate, zijn de meeste “random samples” ook convenience samples: Gezien de beperkingen van een onderzoeker in termen van reizen, tijd, en kosten, zullen er altijd sommige leden van de populatie zijn die geen kans hebben om geselecteerd te worden” (Heiman, 2002, p. 310).

We kozen ervoor om een klinische steekproef te gebruiken voor deze studie omdat één van onze onderzoeksdoelen ging om het verschaffen van inzichten aan hulpver-leningsinstanties over hoe slachtoffers van partnergeweld het beste geholpen kunnen worden. Verder hadden alle slachtoffers die we via de hulpverleningsinstanties hadden geworven hulp gezocht voor hun slachtofferschap van partnergeweld, wat aangeeft dat het partnergeweld van zo’n frequentie en / of ernst was dat het waarschijnlijk ernstig ingreep in hun dagelijkse levens. Met andere woorden, de conflicten binnen de relatie van deze slachtoffers gaan waarschijnlijk verder dan de conflicten die elk koppel wel eens meemaakt.

De response rate van deelnemers in onze studie is alleen bekend voor een deel van de steekproef. De meeste deelnemers werden direct benaderd door medewerkers van hulpverleningsinstanties; anderen werden via een brief geïnformeerd over de studie. Medewerkers van hulpverleningsinstanties werden gevraagd om het totaal aantal slachtoffers dat uitgenodigd werd om deel te nemen bij te houden, inclusief de slachtoffers die weigerden. Het aantal slachtoffers dat werd uitgenodigd maar hier niet op in ging werd echter niet consequent bijgehouden. Daarom weten we niet het exacte aantal slachtoffers dat is uitgenodigd voor de studie en kunnen we de response rate voor dit deel van de steekproef niet berekenen. We weten alleen dat uiteindelijk 134 slachtoffers zich hebben aangemeld voor deelname nadat zij persoonlijk benaderd waren over de studie door medewerkers. Voor de groep slachtoffers die via een brief over de studie werd geïnformeerd kunnen we echter wel de response rate berekenen. In totaal ontvingen 175 slachtoffers een brief over de studie waarin zij de mogelijkheid geboden kregen om deel te nemen. Aangezien 47 van hen zich aanmeldden voor deelname, was de response rate 26,8%.

De uitval van deelnemers tijdens onze studie was erg laag. Slachtoffers die deelnamen aan de studie werden op drie verschillende momenten in de tijd ondervraagd; na de eerste meting, werden metingen herhaald na twee en na zes maanden. De eerste vragenlijst (tijdstip 1) werd ingevuld door 166 slachtoffers, de vervolgvragenlijst na twee maanden (tijstip 2) door 162 slachtoffers en de vervolgvragenlijst na zes maanden (tijdstip 3) door 159 slachtoffers. Dit betekent dat slechts zeven slachtoffers (4,2%) uitvielen tijdens de zes maanden van deze studie.

171

Samen

vatting en algemene discussie

Chapt

Vertekeningen in informatie

Zoals de beperkingen die in de individuele studies van dit proefschrift besproken zijn aangeven, hebben we alleen zelfrapportages van slachtoffers gebruikt om informatie te verkrijgen over de aard en ernst van het partnergeweld dat plaatsvond en de (psychische) klachten die aanwezig waren. Verder rapporteerden slachtoffers niet alleen over het geweld dat gepleegd werd door hun partner, maar ook over het partnergeweld dat zij zelf pleegden. Zelfrapportages kunnen enige vertekening vertonen; vragen over bijvoorbeeld gewelddadig gedrag door de respondent of de partner kunnen gevoelig zijn voor sociaal wenselijke antwoorden. Een oplossing voor deze vertekeningen bij zelfrapportages kan het gebruik van meerdere informanten zijn. Informatie over partnergeweld zou niet alleen via één partner moeten worden verkregen; in plaats daarvan zouden rapportages van beide partners gebruikt moeten worden om te zien in welke mate deze overeenstemmen wat betreft het geweld binnen de relatie. Hoewel sommige studies laten zien dat er een goede overeenstemming is tussen partners wat betreft geweld binnen de relatie (Archer & Ray, 1989), tonen andere studies bewijs voor over- en onderrapportage bij zowel mannen als vrouwen (voor een bespreking, zie Dutton & Nicholls, 2005; George, 2003). Om informatie te verkrijgen over partnergeweld binnen een koppel kunnen ook andere bronnen worden gebruikt. Men kan denken aan politiegegevens, of het vragen van medewerkers van hulpverleningsinstanties om over hun cliënten te rapporteren. Hier is de kans op sociaal wenselijke antwoorden (het over- en / of onderrapporteren van gewelddadig gedrag) waarschijnlijk een minder groot probleem. Echter, wanneer deze bronnen van informatie worden gebruikt, zou men incidenten van partnergeweld kunnen missen omdat ze niet gerapporteerd zijn aan de politie of aan medewerkers van hulpverleningsinstanties. Toch is het gebruik van meerdere bronnen van informatie te prefereren omdat dit vaak completere informatie verschaft over een koppel en het partnergeweld dat zij meemaken.

Naast de mogelijkheid van sociaal wenselijke antwoorden, zijn er andere problemen die de informatie die we verkregen via de slachtoffers in onze steekproef vertekend kunnen hebben. Slachtoffers kunnen onwillig zijn om bepaalde informatie prijs te geven, bijvoorbeeld over het partnergeweld dat zij zelf pleegden, de ernstigere vormen van partnergeweld die plaats hebben gevonden, en de psychische klachten of stoornissen die ze zouden hebben. Verder kan informatie vertekend zijn door problemen met het zich herinneren van bepaalde incidenten van partnergeweld, of van de ernst en frequentie van bepaalde psychische klachten. Om mogelijke vertekeningen in informatie te beperken die zouden kunnen voortkomen uit onze metingen, hebben we een variëteit aan gestandaardiseerde, gevalideerde vragenlijsten gebruikt om partnergeweld en (psychische) klachten in onze slachtoffersteekproef te meten. Onze uitkomstmaat van herhaald slachtofferschap van

Samenvatting en algemene discussie Chapter 8

partnergeweld werd bijvoorbeeld gemeten met de herziene versie van de Conflict Tactics Scale (CTS2; Straus, Hamby, Boney-McCoy, & Sugarman, 1996). Om de aanwezigheid van diverse (psychische) klachten in onze slachtoffersteekproef te inventariseren hebben we gevalideerde vragenlijsten zoals de State Trait Anxiety Inventory (STAI; Van der Ploeg, Defares, & Spielberger, 1980), de Dimensions of Anger Reactions scale (DAR; Forbes et al., 2004; Novaco, 1975), de Trauma Screening Questionnaire (TSQ; Brewin et al., 2002) en de PTSD Symptom Scale – Self Report (PSS-SR; Foa, Riggs, Dancu, & Rothbaum, 1993) afgenomen. Echter, hoewel het gebruik van betrouwbare (zie hoofdstuk 3 tot 6 voor de exacte coëfficiënten) en valide vragenlijsten bijdraagt aan het verlagen van de kans op vertekende informatie, kan deze kans nooit helemaal worden uitgesloten.

Causaliteit

Onze uitgebreide prospectieve studie die in dit proefschrift beschreven wordt, maakt ge-bruik van een correlational design (ofwel een correlationele opzet). Deze opzet wordt vaak gebruikt om gedragingen te voorspellen in een natuurlijke, realistische situatie (Heiman, 2002). Over het algemeen is het moeilijk om causaliteit af te leiden uit correlationele designs; experimentele designs zijn voor dit doel het meest geschikt. Echter, vanuit ethische overwegingen konden de relaties die we wilden bestuderen niet onderzocht worden door het gebruik van een echt experimenteel design. Het zou bijvoorbeeld onethisch en zelfs onmogelijk zijn om in onze studie mensen random toe te wijzen aan een conditie waarin zij partnergeweld of PTSS ervaren. Het correlationele design van onze studie naar slachtoffergerelateerde risicofactoren voor partnergeweld was daarom het beste dat we konden bereiken. Om causaliteit vast te stellen zijn er twee belangrijke criteria die een rol spelen. Het eerste criterium is dat men de mogelijkheid moet uitsluiten dat andere variabelen de bestudeerde relatie verstoren (bijvoorbeeld door deze variabelen te controleren of ze constant te houden) (Heiman, 2002). Hoewel we een grote variëteit aan variabelen hebben gemeten, konden we natuurlijk niet alle mogelijke storende variabelen meten. Daarom zouden de relaties die in dit proefschrift beschreven zijn nog steeds beïnvloed kunnen worden door bepaalde onderliggende mechanismen die we niet gemeten hebben. Echter, bij het bestuderen van natuurlijke situaties zoals het meemaken van partnergeweld is het nooit mogelijk om te controleren voor alle mogelijke storende variabelen. Een ander belangrijk criterium van causaliteit is de assumptie van temporele volgorde. Deze assumptie houdt in dat X moet plaatsvinden voorafgaand aan Y om te kunnen zeggen dat X Y veroorzaakt (Heiman, 2002). Omdat onze studie een prospectief design met meerdere metingen had, beschikten we over informatie over de temporele volgorde van de studievariabelen. Samenvattend is het dus niet makkelijk om vast te stellen of relaties gevonden in correlationele studies causaal zijn of niet. Hoewel onze

173

Samen

vatting en algemene discussie

Chapt

uitgebreide studie naar het risico van slachtoffers op partnergeweld geen harde uitspraken over causaliteit toestaat, kunnen we op basis van het design wel conclusies trekken over factoren die een rol spelen bij het voorspellen van gedrag, zoals of slachtoffers opnieuw slachtoffer gaan worden van geweld gepleegd door hun partner.