• No results found

Subvraag 3: Welke alternatieve fiscale maatregelen zijn er mogelijk om de vermogensongelijkheid in Nederland te verkleinen?

Hoofdstuk 5: Conclusie 5.1 Centrale vraag

5.2.3 Subvraag 3: Welke alternatieve fiscale maatregelen zijn er mogelijk om de vermogensongelijkheid in Nederland te verkleinen?

In hoofdstuk 4 zijn allerlei aanpassingen en alternatieven besproken van de

eigenwoningregeling, de vermogensrendementsheffing en de schenk- en erfbelasting. Het wordt duidelijk dat er veel goede alternatieven zijn voor de huidige wetgeving.

Voor de eigenwoningregeling is het mogelijk om de eigen woning in box 1 te blijven belasten. Het is belangrijk dat de hypotheekrenteaftrek dan wordt verlaagd, zodat de eigenwoningregeling de Rijksoverheid minder geld kost. Het verlagen van de hypotheekrenteaftrek kan op meerdere manieren gebeuren. De beïnvloeding van de vermogensongelijkheid is afhankelijk van de gekozen manier. Naast het belasten van de eigen woning in box 1, kan de eigen woning in box 3 worden belast. Ook in box 3 kan de eigen woning op verschillende wijzen in de heffing worden betrokken. Er kan

bijvoorbeeld gekozen worden voor een vrijstelling in box 3. Deze vrijstelling kan bijvoorbeeld een waarde van 300 duizend euro hebben. Indien dit alternatief wordt ingesteld, zal het leiden tot een verkleining van de vermogensongelijkheid. Een vrijstelling van 300 duizend euro zorgt er namelijk voor dat woningbezitters met een woningwaarde van minder dan 300 duizend euro vrijgesteld worden van belasting over hun huis. Dit heeft een nivellerend effect. Tot slot kan worden gekozen voor totale

42 defiscalisering van de eigen woning. Defiscalisering van de eigen woning leidt tot een verlaging van de huizenprijzen. Dit heeft een negatief effect voor alle woningbezitters, zij zullen er bij defiscalisering op achteruitgaan. Moeilijk is om te zeggen hoe de

defiscalisering de vermogensongelijkheid beïnvloedt.

Voor de vermogensrendementsheffing zijn er ook enkele alternatieven. Zo is de vermogenswinstbelasting een goed alternatief. Deze belasting belast het daadwerkelijk genoten rendement, waardoor de belasting het meest rechtvaardig is. Nadelig is dat het veel administratieve complexiteit met zich mee brengt. Voorts is het gedrag om

realisatie van de vermogenswinsten uit te stellen, zodat de belastingheffing wordt uitgesteld, komma een ander nadeel. Het uitstellen van de belastingheffing kan worden tegengegaan door middel van een vermogensaanwasbelasting. Bij deze heffing wordt de waardeaangroei jaarlijks in de belastingheffing betrokken. Voor de belastingplichtige kan dit leiden tot een liquiditeitsprobleem, aangezien er belasting moet worden betaald, maar de belastingplichtige geen inkomsten heeft ontvangen van een verkoop of iets dergelijks. Dit probleem kan door betalingsregeling worden verholpen. Het instellen van de vermogenswinstbelasting of een vermogensaanwasbelasting zal leiden tot een verkleining van de vermogensongelijkheid, omdat iedereen belasting betaalt over hetgeen men daadwerkelijk heeft verdiend. De (kleine) spaarders hoeven dan minder belasting te betalen dan de groot vermogensbezitters die veel rendement behalen. Piketty is voorstander van een progressieve wereldwijde vermogensbelasting, waarin fiscale transparantie en informatie-uitwisseling heel belangrijk zijn. Ondanks dat het de goede kant op gaat met de fiscale transparantie en informatie-uitwisseling blijft het lastig om dit idee op korte termijn te realiseren. Het is ook een mogelijkheid om box E. 1 of E. 2 als alternatief in gebruik te nemen. De heffing van box E. 1 is eenvoudig door de deels forfaitaire heffing en is daarnaast rechtvaardig. De forfaitaire heffing is laag en de normheffing is realistisch. De belastingheffing in box E. 2 geldt sluit nog beter aan op de werkelijk behaalde rendementen. De vermogensbestanddelen waar de belastingdienst al informatie over beschikt kunnen worden belast naar het werkelijk behaalde

rendement. De overige bestanddelen worden belast tegen een relatief hoog

normrendement. Om dit te bereiken moeten de belastingplichtige en de belastingdienst meer administratieve verrichtingen ondernemen.

Ook een verhoging van de belastingtarieven van de schenk- en erfbelasting hebben een positieve invloed op de verkleining van de vermogensongelijkheid. Toch wordt het moeilijk om deze verhoging door te voeren, omdat niet iedereen daar

voorstander van is. Door velen, waaronder premier Rutte van de VVD, wordt de schenk- en erfbelasting als onrechtvaardig ervaren. Er is sprake van veel maatschappelijke en politieke weerstand. Naast het aanpassen van de belastingtarieven van de erf- en schenkbelasting kan ook de bedrijfsopvolgingsregeling worden aangepast. Uit

onderzoek blijkt dat voornamelijk een kleine groep rijke Nederlanders van deze regeling profiteert, waardoor de regeling denivellerend werkt. Door het aanpassen van de

regeling naar een betalingsuitstel in plaats van een vrijstelling kan de

vermogensongelijkheid worden verkleind, doordat het denivellerende karakter van de regel wordt door het betalingsuitstel wordt ontkracht.

5.3 Conclusie

In deze scriptie is onderzocht op welke wijze fiscale wetswijziging de huidige

vermogensongelijkheid in Nederland kan verkleinen. Zoals blijkt uit de beantwoording van bovenstaande subvragen is een te grote vermogensongelijkheid niet wenselijk. Het zorgt voor allerlei verschillende sociaaleconomische problemen, zoals onderinvestering

43 in menselijk kapitaal, erfelijke ongelijkheid en een ongelijke concentratie van de

economische- en politieke macht. Daarnaast is er veel kritiek op de huidige wet- en regelgeving omtrent de eigenwoningregeling, de vermogensrendementsheffing en de schenk- en erfbelasting. Om de huidige wetgeving te vervangen moet er sprake zijn van een juist werkend en realistisch alternatief. Het alternatief zou de

vermogensongelijkheid in Nederland moeten kunnen verkleinen. Mijn conclusie is dat er wel degelijk alternatieven zijn die de

vermogensongelijkheid in Nederland kunnen verkleinen. Zo kan de eigenwoning worden overgebracht naar box 3 in combinatie met een vrijstelling. Deze regeling zorgt ervoor dat huizen met een lage woningwaarde worden vrijgesteld van belastingheffing, wat leidt tot een relatief hogere heffing voor de huizen met een hoge woningwaarde. Dit heeft een nivellerend effect op de vermogensongelijkheid. De eigen woning zou in box 1 belast kunnen blijven als het eigenwoningforfait of de eigen woningschuld zo bepaald wordt dat de lagere inkomens er voordeel van hebben. Defiscalisering van de eigen woning is geen optie, omdat dit alle eigenwoningbezitters raakt. Dit is een gemengde groep, ook de minder vermogenden in het bezit van een eigen woning zullen dan geraakt worden.

Voor de vermogensrendementsheffing lijkt de vermogenswinstbelasting het beste alternatief. Ondanks de complexiteit en de extra administratieve lasten die de vermogenswinstbelasting met zich mee brengt, zorgt deze belastingheffing voor een rechtvaardige heffing. Doordat het daadwerkelijk behaalde rendement wordt belast, wordt het voordeel van de vermogende investeerders kleiner. Bij forfaitaire heffing behalen zij meestal meer rendement dan waarvoor zij worden belast. De (kleine)

spaarders daarentegen behalen juist minder rendement dan waarvoor zij worden belast. Door de forfaitaire heffing te vervangen door een vermogenswinstbelasting zal de

vermogensongelijkheid verkleinen. Echter, is het op korte termijn nog niet mogelijk om deze vermogenswinstbelasting in te stellen. De informatievoorziening is (nog) niet goed genoeg. Naar mijn mening moet indien de informatievoorzieningen goed genoeg

werken, er serieus worden gekeken naar het alternatief van een belastingheffing op het daadwerkelijk behaalde rendement. Tot die tijd lijkt box E. 1 mij een goede korte termijn regel. De belastingheffing blijft deels forfaitair plaatsvinden, maar is een stuk

rechtvaardiger. De forfaitaire heffing is niet hoog en de normheffing die daarnaast wordt gehanteerd is realistisch. Nadelig is dat deze regeling kan leiden tot een lage

belastingopbrengst uit vermogenswinst, indien de huidige rente laag is.

Tot slot zijn er ook voor de schenk- en erfbelasting aanpassingen om de

vermogensongelijkheid te verkleinen. Het meest effectief is om de belastingtarieven te verhogen. Dit leidt tot een zwaarder belaste overgang van erfenissen en schenkingen, waardoor het overerven moeilijker wordt. Nadelig aan dit alternatief is dat er veel tegenstand is. Voorts zou in de Successiewet de bedrijfsopvolgingsregeling kunnen worden aangepast. In plaats van een vrijstelling zou dit een betalingsuitstel kunnen worden. Ook bij een betalingsregeling wordt het gevaar voor de continuïteit van de onderneming ontweken. Indien er een betalingsregeling in de plaats van een vrijstelling komt, wordt de belasting alleen uitgesteld, maar moet deze nog wel een keer worden voldaan. Dit heeft tot gevolg dat de regeling minder denivellerend werkt, waardoor de vermogensongelijkheid minder groot wordt, dus eigenlijk wordt verkleind.