• No results found

Stichting Samenwerkingsinstituut Verloskunde Amsterdam Groningen

2. Verhouding publiek/private inkomsten

3.12 Stichting Samenwerkingsinstituut Verloskunde Amsterdam Groningen

Per 1 september 2008 is de stichting Samenwerkingsinstituut Verloskunde Amsterdam Groningen (AVAG) opgericht. AVAG verzorgt het onderwijs en onderzoekt de komende jaren de mogelijkheden tot academisering van het curriculum. VUmc, Stichting KVV en Inholland nemen deel in het AVAG. Inholland beschikt niet over overwegende zeggenschap. Inholland ontvangt de bekostiging en is als zodanig het formele aanspreekpunt voor Ministerie van OCW (zie het Onderwijsprotocol en de Richtlijn Jaarverslag).

Verder is Inholland de formele licentiehouder en in die rol aanspreekpunt voor de NVAO als het gaat om accreditatie. Verantwoording aan ministerie van OCW en NVAO loopt formeel via Inholland, bijvoorbeeld via het jaarverslag.

Voor verdere informatie wordt verwezen naar paragraaf 3.15.

3.13 Treasurybeleid

Hogeschool Inholland is een organisatie met taken die voornamelijk met publieke gelden worden gefinancierd. De treasury-activiteiten liggen in het verlengde hiervan en dat betekent dat de insteek is te voorzien in financieringsmiddelen op korte en lange termijn, waarbij de risico’s van rente- en valutaschommelingen zoveel mogelijk worden beperkt.

Het treasurystatuut geeft richting aan en randvoorwaarden voor de uitoefening van de treasurytaken.

In het treasurystatuut zijn de uitgangspunten, de financiële- en organisatorische kaders en de doeleinden voor genoemde taken vastgelegd. Het treasurystatuut is mede gebaseerd op de aanschrijvingen van de minister van OCW “Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek”

(kenmerk: FVE 2001/57965N) van 13 juli 2001, aangevuld door de Regeling van de Minister van OCW “Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010”

(kenmerk: FEZ/CC/150185) van 16 september 2009.

Uitgaande van het treasurystatuut wordt in het treasuryplan op jaarbasis de beoogde realisatie van de treasurytaken beschreven. In 2014 is binnen de kaders van het treasurystatuut frequent overleg gevoerd tussen het College van Bestuur en de treasurer. De effecten vanuit de reorganisatie op de liquiditeitspositie, de voorfinanciering van groei na reorganisatie, investeringen in de onderwijsfaciliteiten en het renterisico zijn de belangrijkste thema’s geweest.

De opbouw van de bestaande financiering sluit aan op het te verwachten verloop van de meerjaren liquiditeitsplanning. Daarbij mag uit oogpunt van risicospreiding maximaal 15% van de financierings-instrumenten in enig jaar vervallen. In het afgelopen kalenderjaar is geheel conform deze uitgangspunten gehandeld. In het kader van de renterisico’s heeft de hogeschool een aantal producten afgesloten, waardoor structurele renterisico’s tot en met 2013 voor ruim 50% waren afgedekt. In 2014 ligt dit percentage net boven 30%. Nu de herfinanciering is afgerond en de herstructurering van de school

in gang is gezet zal komend jaar in kaart worden gebracht op welke wijze Inholland het lange termijn renterisico kan beheersen. Een belangrijk onderdeel in de lange termijn financieringsbehoefte is de wijze waarop de huisvestingssituatie is ingevuld. Concretisering van de plannen in de regio Groot Amsterdam zijn van invloed op deze financieringsbehoefte. In 2015 verwachten wij dit concreet te kunnen uitwerken.

Op basis daarvan wordt ook de beheersing van het lange termijn renterisico bepaald. Op de korte termijn is de rentestand ruim onder de gehanteerde rekenrente. Inholland heeft geen contractuele verplichtingen tot kasstortingen met de banken ter garantstelling bij negatieve waardes. De beleggingen hebben in 2014 bestaan uit het beheer van positief saldo via een direct opvraagbare spaarrekening bij de Rabobank.

Op balansdatum 31 december 2014 bedroeg de solvabiliteitsmarge 40,0% en is daarmee boven de doelstelling van het Ministerie van OCW van 30% en boven de solvabiliteitseis van de banken.

Debt service coverage ratio

2014

realisatie norm

Debt service coverage ratio Rabobank 5,6 1,5

Debt service coverage ratio BNG 5,6 1,2

De debt service coverage ratio Rabobank wordt berekend door de operationele cashflow te delen door de jaarlijkse rentelasten plus jaarlijkse aflossingsverplichtingen plus jaarlijkse leaseverplichtingen.

Met operationele cashflow wordt bedoeld het geconsolideerde nettoresultaat plus/min bijzondere lasten, jaarlijkse rentelasten/baten vermeerderd met leaseverplichtingen, afschrijvingen en dotatie voorzieningen verminderd met vrijval voorzieningen, resultaat deelnemingen verminderd met positief rentederivaat vermeerderd met negatief resultaat derivaat.

De debt service coverage ratio BNG wordt berekend door de EBITDA van het afgesloten boekjaar te delen door jaarlijkse bruto rentelasten plus aflossingen in het afgesloten boekjaar. Met EBITDA wordt bedoeld de nettowinst voor belastingen, gecorrigeerd voor het netto resultaat van de rentebasten en rentelasten, het netto buitengewoon resultaat, het netto resultaat uit deelnemingen, het netto resultaat uit hoofde van operational lease, de netto mutatie van de post voorzieningen en de afschrijvingen en afwaarderingen op de vaste activa.

De ratio’s komen boven de door de banken gehanteerde normen uit.

3.14 Risicoparagraaf

Inholland heeft het risicomanagementproces geïntegreerd in de planning- & control systematiek.

Vanuit evaluatie van de assets van Hogeschool is het framework voor risicomanagement nader uitgewerkt.

Dit framework kent zeven thema’s: Onderwijslicenties, Imago, Studenten, Medewerkers, Financiën, ICT en beveiliging. Op basis van dit framework wordt aanvullend op de planning & controlcyclus de voortgang van de jaarplannen getoetst In de jaarplannen van de domeinen en de staven is een risicoanalyse opgenomen en de directeuren rapporteren per triaal over de risico’s en beheersmaatregelen aan het College van Bestuur. Aanscherping van de verbeterinitiatieven kan dan vervolgens in de triaalgesprekken worden besproken.

De belangrijkste risicogebieden voor Inholland zijn instroom (het aantal ingeschreven studenten, de bekostiging inclusief de collegegelden), licenties en imago (de kwaliteitsborging van het onderwijs en compliance aan de wet- en regelgeving en informatietechnologie) en financiën (kostenbeheersing en de financieringspositie). Deze komen onderstaand binnen de zeven hoofdthema’s aan de orde.

Onderwijslicenties

Inholland kent een reguliere cyclus waarin alle opleidingen zich voorbereiden op een accreditatie. Indien opleidingen een hersteltraject moeten volgen wordt de voortgang extra gemonitord door het College van Bestuur. In 2014 zijn 8 opleidingen geaccrediteerd en is voor 9 opleidingen de accreditatie aangevraagd.

Voor deze laatste groep is de visitatie positief verlopen en is mondeling aangegeven dat deze zullen leiden tot een positief oordeel. Dat betekent dat alle opleidingen (opnieuw) geaccrediteerd zijn en vrij van herstel. Dat wil niet zeggen dat de basiskwaliteit geen aandacht meer behoeft. Voortdurende aandacht voor de kwaliteit, zoals ook in de continuïteitsparagraaf beschreven, is vereist om de accreditatiewaardigheid te blijven borgen.

Imago

De stijgende lijn die afgelopen jaren zichtbaar was van het imago van Inholland is ook in 2014 merkbaar positief. Externe stakeholders uiten zich over het algemeen in positieve woorden over de professionele ontwikkeling van Inholland11. De studenttevredenheid zoals gemeten in de NSE lijkt redelijk stabiel maar blijft aandacht vragen. Qua communicatiestrategie blijft Inholland de ingezette lijn van 2013 volgen. Wel heeft een drietal domeinen als gevolg van de herstructurering van ons opleidingenportfolio een nieuwe naam die beter aansluit op het werkveld waarvoor de clustering van opleidingen opleidt: Agri Food & Life Sciences, Business Finance & Law en Creative Business.

Studenten

De instroom is met slechts een kleine min net boven de 8.000 studenten gestabiliseerd. In de Randstad was de totale instroom in het hbo echter kleiner waardoor wij ons marktaandeel hebben zien stijgen.

Daarmee is de groei van 2013 niet incidenteel maar ontstaat er stabiliteit in het vertrouwen van nieuwe studenten. De studiekeuzecheck is in 2014 voor het eerst gehanteerd en geeft een eerste toets of sprake is van een goede aansluiting tussen opleiding en student. Inholland kent nog steeds een grote populatie langstudeerders. Hierop is actief ondersteunend beleid ingericht om deze groep, uiteraard zonder concessies te doen aan het basisniveau, te begeleiden aan de hand van een menukaart die de uitgangspositie van de student in kaart brengt.

Medewerkers

In 2014 is de laatste fase van de reorganisatie doorgevoerd. Met de uitloop conform sociaal plan zal dit tot eind 2015 nog aandacht vragen vanuit HRM om de medewerkers die met ontslag bedreigd zijn van werk naar werk te begeleiden. Op basis van het MJP is met de huidige student/docent ratio en verhouding OOP/OP een stabiele situatie voor de toekomst gerealiseerd. De druk die dit op de medewerkers heeft gelegd uit zich niet in een stijging van het ziekteverzuim. Geheel 2014 is volop geïnvesteerd in vergroting van de professionaliteit van de medewerkers. Zowel in individuele trainingen, maar ook in team-trajecten.

Daarin is veel gesproken over de invulling van de professionele ruimte van de docent in relatie tot het eigenaarschap van het onderwijs. Deze beweging zal de verantwoordelijkheid weer dichter bij het onderwijs leggen en de medewerkers stimuleren in hun ontwikkeling.

De behoefte om een werkomgeving te creëren waarin de professional zich continu ontwikkelt, zodanig dat we ‘fit for the future’ het onderwijs en onderzoek op een hoger plan kunnen tillen, is de basis om ook een strategisch personeelsplan op te stellen. Dit plan zal in 2015 gelijk oplopen met de ontwikkeling van een nieuw instellingsplan.

Financiën

De daling in de inkomsten in de huidige jaren heeft tot bijsturing op het kostenniveau geleid.

Het kostenbewustzijn is sterk vergroot en de financiële sturing is een belangrijke factor geweest in het financieel resultaat. Daarentegen is het gedurende het jaar lastig gebleken om op de diversiteit van aandachtsgebieden tegelijkertijd te reorganiseren én de incidenteel financieel beschikbare middelen om te zetten in activiteiten.

In de continuïteitsparagraaf is zichtbaar dat de kaders in de meer jaren prognose leidt tot een gezonde financiële uitgangspositie. In het financieel beleid wordt gestuurd op een solvabiliteit van minimaal 30%, gezien de norm van het Ministerie van OCW. De beheersing van het renterisico is voor de korte termijn naar verwachting voldoende ingevuld. Afhankelijk van de besluitvorming over huisvesting in de regio Amsterdam zal dit nader ingevuld worden in 2015.

Informatietechnologie

Eén van de meest belangrijke pijlers van het onderwijs wordt gevormd door de ondersteunende informatietechnologie in de vorm van digitaal portfolio, elektronische leeromgeving, e-mail etc.

Daarnaast is de gehele bedrijfsvoering afhankelijk van de ICT-omgeving. Het risico bestaat dat de continuïteit, betrouwbaarheid, beveiliging en de beschikbaarheid van informatietechnologie

onvoldoende is gewaarborgd, waarbij het van belang is om fraude door middel van informatietechnologie te voorkomen. Aan de beheersing van toets fraude is veel aandacht besteed. Vanaf de fase van

ontwikkelen t/m het beschikbaar stellen van de toets. Ter voorkoming van fraude is in de tweede helft van het jaar een integraal pakket aan maatregelen geïnitieerd vanuit ICT, fysieke omgeving, juridische aspecten en specifieke maatregelen rond gedrag en risicobewustzijn. Ter verdere optimalisering van deze keten is in 2014 een pilot uitgevoerd met een tentamentracking tool. Deze is met ingang van het collegejaar 14/15 verder uitgerold.

Op het gebied van informatieveiligheid is een eerste uitwerking gegeven aan dataclassificatie in samenhang met onder andere privacy aspecten van gegevens. Dit wordt in 2015 nader uitgewerkt.

Fysieke veiligheid

Inholland kent in zijn onderwijsgebouwen een grote mate van transparantie. Hiermee wordt een veilige sfeer gecreëerd. Daarnaast is onderhoud een belangrijke factor die hierin bijdraagt. In 2014 is over locatie Alkmaar met de bewoners gesproken over de beste oplossing voor een toekomstbestendige locatie.

Dit heeft geleid tot een voorstel voor de verbouwing van de locatie. Dit plan zal vanaf zomer 2015 worden gerealiseerd. Het BHV beleid is ge-update en de aanpassingen worden in 2015 geïmplementeerd.

Hoe om te gaan met radicaliseringsvraagstukken is veelvuldig besproken, evenals seksuele intimidatie en een protocol voor suïcidedreiging. Deze complexe thema’s vragen om extra zorgvuldigheid.

De veiligheidscommissie komt elke 6 weken bij elkaar, voert regie over het veiligheidsbeleid van Inholland bespreekt dan actuele thema’s, initieert actie en/of formuleert aanvullend beleid indien de veiligheidscontext van Inholland dat vraagt.