• No results found

2. Verhouding publiek/private inkomsten

3.7 De financiële verantwoording

In onderstaand overzicht zijn de belangrijkste kerncijfers opgenomen waarbij als vergelijking de cijfers opgenomen zijn zoals deze waren vastgelegd in de begroting voor het jaar 2014:

Werkelijk Begroot

Totaal activa (in € 1.000.000) € 280 € 231

Totale omzet (in € 1.000.000) € 249 € 219

Totale bekostiging in % van de omzet 69,5% 74,7%

Solvabiliteit 40,0% 38,1%

Totale Investeringen in boekjaar (in € 1.000.000) € 3,1 € 5,9

Totaal aantal studenten 2014 - 2015 (voorlopig) 28.657 26.771

Gemiddelde totale personeelslast intern per fte € 86.099 € 88.647

Totale ratio intern personeel/studenten 1:16,9 1: 24,3

3.8 Toelichting op de financiële cijfers t.o.v. het vorige kalenderjaar

In onderstaand overzicht is het verkorte geconsolideerde kasstroomoverzicht opgenomen.

Werkelijk 2014

Werkelijk 2013

Kasstroom uit operationele activiteiten 38.103 34.921

Kasstroom uit investeringsactiviteiten -3.079 -3.005

Kasstroom uit financieringsactiviteiten -5.479 -6.930

Mutatie liquide middelen 29.545 24.986

Beginstand liquide middelen 52.410 27.424

Mutatie liquide middelen 29.545 24.986

Eindstand liquide middelen 81.955 52.410

Werkelijk Werkelijk

toelichting 31 december 2014 31 december 2013

Activa

Vaste activa 171.552 186.690

Vorderingen (a) 26.672 27.751

Liquide middelen (b) 81.955 52.410

280.179 266.851

Passiva

Eigen vermogen (c) 112.185 83.042

Aandeel derden 485 378

Voorzieningen 38.585 46.839

Langlopende schulden 53.376 58.854

Kortlopende schulden (d) 75.548 77.738

(e) 280.179 266.851

Kerncijfers

Current ratio (a+b)/(d) 1,44 1,03

Solvabiliteit (c ) / (e) 40,0% 31,1%

Werkkapitaal (a+ b) – (d) 33.079 2.423

Current ratio:

De current ratio is gestegen van 1,03 naar 1,44 wat betekent dat de liquiditeit van Inholland verbeterd is t.o.v. vorig jaar. Hiermee wordt de mate aangegeven waarin de verschaffers van het kort vreemd vermogen uit de vlottende activa kunnen worden betaald.

Solvabiliteit:

De solvabiliteit ad 40% blijft boven de norm van het Ministerie van OCW van 30%.

Werkkapitaal:

Door het verminderen van de uitgaven en het niet plegen van investeringen is het werkkapitaal aanzienlijk verbeterd ten opzichte van 2013.

Onderstaand is de geconsolideerde staat van baten en lasten samengevat.

Werkelijk Begroot Werkelijk

2014 2014 2013

Baten

Rijksbijdragen 173.104 163.577 177.308

Collegegelden 53.482 44.848 52.226

Baten werk i.o.v. derden 4.034 3.034 3.964

Overige baten 18.552 7.481 18.244

Totaal baten 249.172 218.940 251.743

Lasten

Personele lasten 167.576 156.561 189.795

Afschrijvingen 18.216 20.706 22.143

Huisvesting 12.602 11.778 13.316

Overige instellingslasten 19.677 19.863 20.858

Totaal lasten 218.072 208.907 246.113

Saldo baten en lasten 31.101 10.033 5.630

Saldo financiële baten en lasten -1.783 -3.237 -2.152

Resultaat uit gewone bedrijfsv. 29.318 6.796 3.478

Vennnootschapsbelasting -62 0 -8

Aandeel derden -107 0 -9

Resultaat 29.149 6.796 3.461

Het resultaat ten opzichte van de begroting is ca. € 22 mln. hoger.

De Rijksbijdragen zijn lager dan in 2013 door een lager aantal studenten (t-2 effect). Ten opzichte van de begroting zijn de Rijksbijdragen 10 mln. hoger. Dit wordt verklaard door additionele bijdrage van € 11 mln. die in december 2014 is ontvangen.

Collegegelden zijn gestegen t.o.v. 2013, door toename van het aantal studenten. De collegegelden zijn ook hoger dan begroot, veroorzaakt door een grotere studentenpopulatie.

De personele lasten zijn lager dan in 2013 door de ingezette maatregelen voor reorganisatie I en II.

De personele lasten wijken af van de begrote personele lasten omdat het begrote niveau qua aantal fte nog niet bereikt is.

De huisvestingslasten zijn lager dan in 2013, in 2014 is een deel van de leegstandsvoorziening vrijgevallen aangezien er nog lesactiviteiten plaatsvinden op locatie Amstelveen.

Hieronder een overzicht van het resultaat over 2014 exclusief de incidentele baten en lasten.

Werkelijk Begroot Werkelijk

2014 2014 2013

Resultaat volgens staat van baten en lasten 29.149 6.796 3.461

vorming/dotatie reorganisatievoorziening 1.435 0 18.100

juridische geschillen 0 0 757

BTW buitenlandse crediteuren 2009-2014 1.045 0 0

teruggave WIA/WAO premies 2013 0 0 -580

Afwikkeling Suriname 0 0 90

Afwikkeling waarborgfonds -2.040 0 -2.800

vorming leegstandvoorziening 0 0 -314

voorziening MEM/CE -400 0 400

Vrijval leegstandsvoorziening ivm locatie Amstelveen -314 0 0

Resultaat exclusief incidentele baten en lasten 28.875 6.796 19.114

Vanuit de Rijksbijdrage werd pas in de 2e helft van het jaar duidelijk dat er 11 miljoen meer ontvangen zou worden. Strakke sturing op de kosten tijdens het reorganisatieproces leidde tot 6 miljoen minder kosten. Minder investeringen leverden 4 miljoen lagere afschrijvingskosten, terwijl de lagere rentestand ten opzichte van de rekenrente 1 miljoen voordeel opleverde. Gecorrigeerd voor deze posten, ligt het resultaat over 2014 (€ 6,9 mln.) in lijn met de begroting (€ 6,8 mln.).

Continuïteitsparagraaf Inleiding

In deze continuïteitsparagraaf wordt de geactualiseerde financiële meerjarenprognose (MJP) over de jaren 2015 tot en met collegejaar 2020 gepresenteerd. Dit meerjarenperspectief geeft inzicht in de te verwachte ontwikkelingen op de ontwikkeling van instroom en doorstroom van studenten de inzet van personeel, het onderwijsbeleid, financiële resultaten en de ontwikkeling van de balans en kasstroom. Deze onderdelen worden hieronder nader toegelicht.

Ontwikkeling studenten Instroom

De Referentieraming 2015 van OCW geeft de volgende groeipercentages voor de landelijke instroom in het hbo.

Tabel 1 Instroomontwikkeling

In onze raming is rekening gehouden met de korte termijn effecten van de invoering van het sociaal leenstelsel maar niet met mogelijke structurele effecten van de invoering van het leenstelsel. Naar dat effect is onderzoek gedaan door het CPB (18 januari 2013): de keuze van studenten is in-elastisch:

verhoging van kosten van deelname aan het onderwijs leidt nauwelijks tot vermindering van de instroom.

Het CPB verwacht op basis van empirische studies in het buitenland een maximale afname van de instroom met 1,5%.

Inholland verwacht voor 2015 een instroom-ontwikkeling die 3% hoger ligt dan de landellijke raming van -/- 2,5%. Die aanname is gebaseerd op het feit dat de Randstedelijke hogescholen in de regel iets meer

Instroom ontwikkeling Actual

2012

Actual 2013

Actual 2014

LE

2015 2016 2017 2018 2019 2020

Referentieraming -2,5% 3,2% 3,6% -2,0% 0,5% 0,3%

Inholland MJP -2,5% 6,4% -3,2% 0,5% 3,2% 3,6% -2,0% 0,5% 0,3%

groeien dan de hogescholen buiten de Randstad en de verwachting dat Inholland verloren marktaandeel terug zal winnen.

Vanaf 2016 gaan wij uit van de Referentieraming en na 2020 van een 0% instroom-ontwikkeling.

Bekostigde en onbekostigde inschrijvingen

Tabel 2 Bekostigde eenheden versus inschrijvingen

De Rijksbijdrage is gebaseerd op de bekostigde inschrijvingen en bekostigde graden (diploma’s).

Een bachelor inschrijving wordt slechts 4 jaar bekostigd4 vanuit de rijksbijdrage van het Ministerie van OCW. Bij het behalen van de graad (diploma) ontvangt de hogeschool een separate bekostiging.

De verhouding tussen de bekostigde eenheden (inschrijvingen en graden) is per CROHO-vorm-locatie vastgesteld in 2014 en geëxtrapoleerd voor de prognose 2015 en later.

Het aantal bekostigde inschrijvingen neemt sinds 2010 (78%) sterk af. Vanaf 2015 verbeterd het aandeel bekostigde inschrijvingen.

Ontwikkeling formatie

In de begroting van 2015 is opgenomen een aantal van 1088 fte OP, rekening houdend met een verbetering van de ratio gewogen studenten:OP van gemiddeld 1 op 19,2 voor de profielvergoeding.

In 2013 was de ratio 1 op 21,8. Met de ratioverruiming zet Inholland een goede stap in de richting van de gewenste investering in het onderwijs. In de daaropvolgende jaren neemt de OP formatie met circa 20 fte per jaar toe door stijging van het aantal gewogen studenten (maximaal 4 verblijfsjaren). Echter, er is ook een afname in 2016 van 43 fte door het wegvallen van de incidentele middelen. Hierdoor is een afname bij het OP zichtbaar in 2016 ten opzichte van 2015.Het percentueel aandeel OP blijft per saldo gelijk.

Tabel 3 Formatieontwikkeling

De formatie OOP bedraagt 676 fte, deze daalt naar 664 fte in 2016. Deze afname van 12 fte wordt veroorzaakt door de uitstroom van boventalligen. Op 1 september 2015 zullen de niet geplaatste medewerkers uit dienst gaan en tevens zullen er boventallige medewerkers uitromen in verband met pensionering.

Bekostigde eenheden Actual

2013

LE

2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020

Inschrijvingen 30.346 28.696 27.845 27.643 27.744 27.667 27.730 27.800

Bekostigde inschrijvingen 19.850 18.044 18.223 18.694 19.182 19.350 19.500 19.564

Bekostigde graden 3.638 4.000 3.698 3.448 3.405 3.364 3.380 3.430

Bekostigde eenheden 23.488 22.044 21.921 22.142 22.587 22.714 22.880 22.993

Bekostigde t.o.v. totale inschrijvingen

Bekostigde inschrijvingen 65% 63% 65% 68% 69% 70% 70% 70%

Bekostigde graden 12% 14% 13% 12% 12% 12% 12% 12%

Bekostinginschrijvingen 77% 77% 79% 80% 81% 82% 83% 83%

Formatie Actual

2013

LE

2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020

OP 1.055 1.061 1.088 1.075 1.104 1.114 1.124 1.128

OOP 753 723 676 664 659 659 659 659

Formatie totaal 1.809 1.784 1.764 1.739 1.763 1.773 1.784 1.787

Procentueel aandeel OP 58% 59% 62% 62% 63% 63% 63% 63%

Onderwijsbeleid

De verruiming van de student/docent ratio in 2014/2015 heeft het de domeinen mogelijk gemaakt steviger te investeren in het volgen en het begeleiden van de student. Dit begint al voor de poort met de StudieKeuzeCheck, waarbij studenten zoveel als mogelijk richting de meest passende studie worden begeleid. Vervolgens treedt het 100-dagen programma in werking. De studieloopbaanbegeleider zorgt ervoor dat de student nauwlettend in de gaten wordt gehouden en daar waar nodig worden BSA’s uitgereikt. Eventuele studieachterstanden worden veel sneller dan voorheen gesignaleerd en met de student besproken. De zogeheten ‘langstudeerders’ worden middels het langstudeerproject, waar 4 miljoen euro voor beschikbaar is in 2015, voortdurend gevolgd en individueel begeleid. De kwaliteit van het onderwijs zal daarnaast ook nog impulsen krijgen door de verhoging van het onderzoeksbudget met € 1,7 miljoen euro (waar onder andere de onderzoeksgroep Studiesucces door kan worden gestart) en door de extra gelden ter verbetering van de diverse curricula. Middels al deze activiteiten hoopt Inholland de rendementen de komende jaren flink te verbeteren.

Ontwikkeling exploitatie

De uitkomst van de reorganisatie tezamen met een aantal andere financiële ombuigingen en

portfoliokeuzes hebben geleid tot een financieel gezond Inholland. De start van de nieuwe opleiding Business Studies heeft met meer dan duizend aanmeldingen de verwachtingen overtroffen. In Amsterdam zijn bijna 100 nationale en internationale studenten begonnen met de nieuwe opleiding International Business Innovation Studies. De twee startende opleidingen geven een goed beeld van nieuwe initiatieven vanuit Inholland.

Tabel 4 Explotatieovericht, enkelvoudig

De meer jaren raming is eind 2014 opgemaakt en bevat voor 2014 dus nog een raming (“latest estimate, LE)”. Deze LE wijkt qua kosten nog af op de uiteindelijke personele lasten. Hierin is later onder ander een afwijking in de voorzieningensfeer gemaakt, waardoor in de raming het resultaat afwijkt van de definitieve jaarrekening.

Inholland ontvangt de rijksbijdrage op basis van de bekostigde studentaantallen van 2 jaar geleden. Een stijging van de studentenaantallen zorgt ervoor dat er meer onderwijsmiddelen worden ingezet dan dat er feitelijk binnen komen in dat zelfde jaar. Dit wordt het T-2 effect genoemd.

Exploitatie

(bedragen x € 1.000)

Actual 2013

LE

2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020

Rijksbijdragen 177.308 173.196 165.879 155.324 153.266 157.371 161.004 161.996

Collegegelden 52.226 52.364 50.993 51.399 52.172 52.607 52.723 52.860

Externe inkomsten (Holding) 2.398 2.111 2.008 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000

Externe inkomsten (niet Holding) 12.603 8.330 5.491 5.500 5.500 5.500 5.500 5.500

Baten 244.535 236.000 224.371 214.224 212.938 217.477 221.236 222.356

Personele lasten 183.661 154.847 169.272 160.885 162.937 163.810 164.774 165.117

Huisvestingslasten 13.142 12.449 13.476 15.677 15.677 15.677 15.677 15.677

Overige instellingslasten 19.772 16.755 19.673 17.698 17.858 17.911 17.969 17.990

Afschrijvingen 22.133 18.149 18.369 17.064 18.342 19.662 20.296 19.271

Saldo financiele baten en lasten 2.364 2.600 3.545 2992 2.401 2.209 2.017 1.826

Lasten 241.073 204.800 224.335 214.316 217.215 219.269 220.733 219.882

Exploitatieresultaat 3.462 31.200 36 -93 -4.277 -1.791 503 2.474

Resultaat t.o.v. de baten 0,0% 0,0% -2,0% -0,8% 0,2% 1,1%

T-2 effect 7.621 -2.773 -6.273 -5.416 -3.493 -3.316 -2.004 -1.501

De personele lasten stijgen in 2015 als gevolg van de inzet van extra incidentele beleidsgelden. De meerjarenraming laat in 2015 en 2016 een rond de nul schommelend resultaat zien en daarna een jaar met een negatief exploitatieresultaat van € 4,7 miljoen. Vervolgens wordt in 2018 nog een klein negatief resultaat van € 1,7 miljoen getoond, opgevolgd door een jaarlijks positief resultaat vanaf 2019.

Het negatieve resultaat in 2017 wordt grotendeels veroorzaakt door de daling van de rijksbijdragen.

Aangezien er voldoende cashflow en eigen vermogen aanwezig is (zie balans), kan dit negatieve resultaat eenvoudig worden geabsorbeerd in de liquide middelen en het eigen vermogen, met een minimaal effect op de kengetallen.

De Rijksbijdrage neemt af tot 2017 om vervolgens langzaam te stijgen. Van de totale baten wordt circa 73% besteed aan personele lasten. De loonkosten zijn gerelateerd aan de omvang van de formatie. In het kader van de reorganisatie is de gemiddelde personeelslast (GPL) gestegen als gevolg van de voorziening personeel voor WW en BW lasten. De huidige ontwikkelingen geven nog geen aanleiding voor een eventuele vrijval van de reorganisatie voorziening. Medio 2015 zal met meer zekerheid gezegd kunnen worden of er een vrijval mogelijk is.

Van de totale baten wordt circa 15% besteed aan overige instellingslasten. De instellingslasten bij de Domeinen zijn gerelateerd aan de ontwikkeling van de studentenaantallen. De instellingslasten bij de Staven zijn gedaald naar € 10,5 miljoen en blijven de komende jaren constant. Dit is het laagste niveau sinds 2008 (€ 19,6 miljoen).

In de afschrijvingen en rentelast is rekening gehouden met incidentele investeringen in Alkmaar en het laboratorium in de planperiode 2015-2018 van in totaal € 51 miljoen. Voor reguliere investeringen voor ICT en Facilitair wordt uitgegaan van de huidige voorzieningen. Binnen de financiële baten en lasten vallen naast de rente baten en lasten ook het resultaat deelneming van de Holding Inholland B.V.

Balans en kengetallen

De current ratio bedraagt in 2015 1,25 en loopt in de jaren daarna terug door de afname van de liquide middelen die aangewend worden voor de incidentele investeringen. Het gemiddelde in het hbo in 2012 bedroeg 1,01.

De berekende balans laat een positieve ontwikkeling van de solvabiliteit zien. De solvabiliteit (de

verhouding eigen vermogen/totaalvermogen) loopt op van 32% in 2013 tot 49% in 2020. Inholland streeft, net als het Ministerie van OCW, naar een solvabiliteit van minimaal 30%. Het gemiddelde in het hbo in 2012 bedroeg 41%. Afhankelijk van het gekozen huisvestingsbeleid, nieuwbouw of huren, zal dit de ratio beïnvloeden maar de ratio zal nog steeds binnen de doelstelling van OCW blijven.

De debt service coverage ratio blijft ruimschoots boven de ondergrens van 1,60 die Inholland hanteert voor de financieringseisen van de banken. Deze ratio wordt gebruikt om een beeld te krijgen van de betalingscapaciteit (Debt Service) van Inholland in verhouding tot de financiële verplichtingen (betalingscapaciteit / financiële verplichtingen). De betalingscapaciteit betreft de vrije geldstroom binnen de onderneming.

Tabel 5 Balans en balanskengetallen, enkelvoudig

Balans

(bedragen x € 1.000)

Actual 2013

LE

2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020

Activa

Vaste Activa 188.100 177.051 171.934 171.470 179.627 186.466 174.670 163.898

Vorderingen (a) 26.827 25.891 24.615 23.502 23.361 23.859 24.271 24.394

Liquide Middelen (b) 48.918 71.983 72.487 59.662 39.741 24.407 30.408 38.355

Totaal Activa 263.846 274.925 269.036 254.634 242.729 234.732 229.349 226.648

Passiva

Eigen vermogen (c) 83.329 114.529 114.566 114.473 110.196 108.405 108.908 111.382

Voorzieningen 46.826 36.477 28.614 21.986 17.489 14.907 12.608 10.478

Langlopende schulden 58.854 53.375 48.271 44.293 40.314 36.335 32.356 29.172

Kortlopende schulden (d) 74.837 70.544 77.585 73.882 74.730 75.085 75.476 75.616

Totaal Passiva (e) 263.846 274.925 269.036 254.634 242.729 234.732 229.349 226.648

Het balanstotaal loopt terug van € 268 miljoen in 2015 tot € 226 miljoen in 2020, door een vreemd vermogen.

De omvang van de vaste activa loopt door de extra investeringen van € 172 miljoen in 2015 tot € 186 miljoen in 2018. De reguliere investeringen bevonden zich de afgelopen jaren ruim onder het niveau van een ideaal complex wat past bij de huidige voorzieningen, maar anderzijds liep de afschrijvingstermijn voor veel activum af. Hierdoor is de vaste activa sterk gedaald in de afgelopen jaren. De vorderingen blijven op een constant niveau rond de € 24 miljoen. Dit betreffen voornamelijk studentdebiteuren door de vorderingen op collegegelden bij gespreid betalen in termijnen. De liquide middelen dalen van

€ 72 miljoen (ultimo 2015) naar € 38 miljoen (ultimo 2020), dit vanwege de extra investeringen.

In de gepresenteerde planperiode loopt het eigen vermogen in 2014 sterk op door toevoeging van het resultaat aan het eigen vermogen. Gezien het ruim aanwezige eigen vermogen biedt dit zelfs mogelijkheden om meer middelen in het onderwijs te investeren wat in de bedrijfsvoering zou leiden tot een negatief resultaat. Afspraken met stakeholders staan een negatief exploitatieresultaat echter in principe niet toe.

De langlopende schulden nemen af doordat er een tweetal langlopende leningen afgelost worden.

Deze leningen zijn in de MJP niet opgenomen als herfinanciering aangezien de resterende liquide middelen afdoende zijn.

Kasstroom

De netto kasstroom (de af/toename van de liquiditeiten) fluctueert door de incidentele investeringen.

De cashflow (het resultaat plus de afschrijvingen minus de onttrekkingen uit de voorzieningen) bedraagt over die jaren gemiddeld € 14 miljoen. Het netto werkkapitaal is in die periode aan veranderingen onderhevig, zodat de kasstroom uit operationele activiteiten gemiddeld ongeveer € 17 miljoen bedraagt.

De investeringen bedragen gemiddeld € 14 miljoen (€ 8 ten behoeve van reguliere investeringen en

€ 6 miljoen ten behoeve van incidentele investeringen in panden). De aflossing op het lang vreemd vermogen bedraagt gemiddeld € 5 miljoen.

Tabel 6 Kasstroomoverzicht

Risico’s

Het financiële resultaat over 2014 bedraagt € 29 mln. Het onderliggende resultaat van € 6,9 mln. ligt in lijn met de begroting (€ 6,8 mln.). Het verschil tussen € 29 mln. en € 6,8 mln. kan worden verklaard door de volgende factoren. Ten eerste is in de tweede helft van het jaar een extra rijksbijdrage van OCW ontvangen (circa € 11mln.) Effectieve en doelmatige besteding hiervan zal in latere jaren plaatsvinden.

Voorts zijn er lagere kosten door strakke sturing op het reorganisatieproces (€ 6 mln.) en lagere

investeringen in huisvesting en materieel (€ 4 mln.). Tenslotte heeft de lagere rentestand ten opzichte van de rekenrente € 1 mln. minder kosten met zich meegebracht.

In meerjarenperspectief helpt dit resultaat om te komen tot een solide financiële basis. In de

voorbijgaande jaren is in een jaar tijd een groot verlies genomen om de noodzakelijke reorganisatie te kunnen financieren. De totale voorziening die hiervoor is opgenomen de afgelopen jaren bedraagt

Kengetallen Actual

2013

LE

2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020

Current ratio (liquditeit) (a+b)/(d) 1,01 1,39 1,25 1,13 0,84 0,64 0,72 0,83

Solvabiliteit (c)/(e) 32% 42% 43% 45% 45% 46% 47% 49%

Debt Service Coverage 3,55 5,37 1,78 2,02 1,87 2,82 3,42 4,27

Cashflow

(bedragen x € 1.000)

Actual 2013

LE

2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020

Cashflow 40.960 39.000 10.543 10.343 9.568 15.288 18.500 19.615

Mutatie werkkapitaal -2.678 -3.460 8.306 -2.584 988 -143 -21 17

Investerings kasstroom -2.787 -7.100 -13.252 -16.600 -26.500 -26.500 -8.500 -8.500

Financierings kasstroom -10.067 -5.479 -5.104 -3.979 -3.979 -3.979 -3.979 -3.185

Netto kasstroom 25.427 22.961 494 -12.819 -19.923 -15.334 6.000 7.947

€ 51 mln. Dit heeft er toe geleid dat de solvabiliteit tegen de risicogrenswaarden van het ministerie van OCW en de banken heeft gezeten, hetgeen de financiering van de hogeschool in gevaar kan brengen. Het is goed dat in het afgelopen jaar ook dit risico is weggewerkt door het resultaat. Voorts wordt vanwege de teruglopende studentenaantallen de afgelopen jaren en de T-2 financiering voorzien dat het resultaat over de jaren 2017 en 2018 negatief zal zijn. Daarna zal het resultaat weer sluitend zijn. Het resultaat over 2014 helpt derhalve om de tekorten over de periode 2016-2018 te kunnen opvangen.

Daarnaast zal de hogeschool de komende jaren beheerst moeten gaan investeren in achterstallig onderhoud en diverse onderwijsvernieuwingen. Het resultaat over 2014 maakt dit in bescheiden maar afdoende mate mogelijk.

Tenslotte zijn er diverse risico’s waar rekening mee gehouden moet worden. Te denken valt aan de instroomontwikkeling, effecten van het studievoorschot en de sanctionering op de prestatieafspraken.

Deze risico’s zijn in beeld en worden nauwgezet gemonitord, om voldoende snel te kunnen bijsturen.

Concluderend kan worden gesteld dat deze continuïteitsparagraaf duidelijk maakt dat Inholland inmiddels weer vanuit een solide financiële basis een bijdrage levert aan onderwijs in Nederland, voor bijna

30.000 studenten, met een perspectiefvol onderwijsportfolio. De meerjarenprognose geeft tevens het financieel strategische kader van Inholland welke het uitgangspunt vormt voor de kaderbrief en de daaruit voortvloeiende begrotingen.

In de paragraaf risicomanagement wordt nader ingegaan op de wijze waarop risico’s in de P&C cyclus worden bewaakt en beheerst.

3.9 Studenten

De ontwikkeling van de studentenaantallen is als volgt:

Studentenaantal per 1 oktober 2013 (Actuals) 30.332

Studentenaantal per 1 oktober 2014 (peildatum) 28.657

Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de tabel op de volgende pagina.

Overzicht studentenaantallen

Studentenpopulatie (alle inschrijvingen per peildatum)

Peildatum Peildatum

Onderwijsdomeinen 1-10-2014 1-10-2013

Agri, Food & Life Sciences 1.179 1.073

Business, Finance & Law (2013: MFR) 7.446 5.841

Creative Business (2013: CMM+MTV) 7.977 10.977

Gezondheid, Sport en Welzijn 5.881 6.070

Onderwijs, Leren en Levensbeschouwing 2.999 3.208

Techniek, Ontwerpen en Informatica 2.516 2.487

Verloskunde 392 373

Totaal hbo 28.390 30.029

Gezondheid, Sport en Welzijn 169 207

Onderwijs, Leren en Levensbeschouwing 98 96

Totaal masters 267 303

Totaal 28.657 30.332

Peildatum Peildatum

Nieuwe inschrijvingen incl febr doorstroom 1-10-2014 1-10-2013

HBO Bac exclusief februari doorstroom 8.622 8.783

HBO Bac februari doorstroom 722 726

HBO MAS 101 129

Totaal 9.445 9.638

In bovenstaande tabel staan de aanmeldingen en herinschrijvingen voor de studiejaren 2013-2014 en 2014-2015 weergegeven.

Er is een kleine correctie op de aantallen van vorig jaar wegens een gewijzigde methode om de peildatum stand beter te benaderen.

In de afgelopen twee instroomjaren was sprake van groei. Dit jaar is er, na een aanvankelijke flinke groei in het aantal aanmeldingen, minder instroom en ook op totaalniveau loopt het studentenaantal terug. Een aantal factoren heeft dit veroorzaakt: de invoering van de Studiekeuzecheck voor eerstejaars, portfoliokeuzes waardoor het opleidingenaanbod is verminderd en strengere toelatingseisen voor herinschrijvers. Dit sluit aan bij een aantal wettelijke regelingen zoals de wet Kwaliteit in Verscheidenheid en de wet MoMi. Het totaal aantal studenten is rond de 28.650 uitgekomen.

Profileringsfonds 2014

In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de nieuwe inschrijvingen bij Hogeschool Inholland.

Er wordt aangegeven hoeveel studenten voor het eerst bij Inholland aan een studie zijn begonnen in vergelijking met studenten die zich opnieuw inschreven al dan niet bij dezelfde opleiding. Bovendien wordt gekeken naar de vooropleiding van die studenten en de provincie waar zij vandaan zijn gekomen.

Definities

Nieuwe inschrijvingen zijn inschrijvingen waarvoor geldt dat de student in het vorig studiejaar niet voor dezelfde opleiding ingeschreven stond bij Inholland. Een student is een herinschrijver als deze in het vorige studiejaar bij dezelfde opleiding stond ingeschreven. Deze twee samen vormen het totaal aantal zittende studenten. Omzwaaiers zijn de studenten die in het vorig studiejaar al bij Inholland stonden ingeschreven, maar een andere opleiding deden dan dat zij in het huidige studiejaar volgen.

Ontwikkeling instroom 2014

Op basis van het fotobestand “Bekostiging & Aanmelders PLUS” van december 2014 (met peildatum 1 oktober 2014), wordt een weergave van de nieuwe inschrijvingen per locatie gegeven. Het aantal nieuwe inschrijvingen (9.445) laat een afname zien van 2% ten aanzien van dezelfde criteria in 2013.

Tabel 1 Instroom op locatieniveau

Bij bijna alle locaties is het totaal aantal studenten afgenomen, behalve Groningen (+11,3%) en Amsterdam (gelijk 0%). De locatie met de grootste afname in het totaal aantal studenten is Rotterdam (-11,8%), gevolgd door Haarlem (-7,6%). Een van de oorzaken voor de afname van het aantal zittende studenten is de afgenomen instroom sinds cohort 2011. Hoewel de instroom zich herstelt, werkt het effect hiervan nog door in de hoofdfase. Het aantal omzwaaiers is vergelijkbaar met vorig jaar, in Den Haag en Rotterdam is een toename in het aandeel omzwaaiers te zien.

In de specifieke kenmerken van de instroom naar vooropleiding en herkomst zien we de volgende bewegingen (tabel 2);

Tabel 2 Kenmerken van de instroom: vooropleiding en herkomst

In de verdeling naar vooropleiding zijn slechts kleine veranderingen waar te nemen ten opzichte van 2013.

Zo is van de nieuwe inschrijvingen het aandeel havisten van het totaal nagenoeg gelijk gebleven (0,3%), terwijl het aandeel mbo-ers (-5.1%) en vwo-ers is afgenomen (-19,5%). Wat betreft de herkomst is de proportionele verdeling over de primaire wervingsgebieden intact. In 2014 is er sprake van een afname in de wervingsgebieden Rijnmond (-9,2%) en Haaglanden (-6,9%).

Kengetallen studiesucces

In deze paragraaf worden enkele kengetallen rond het studiesucces van Inhollandstudenten nader

In deze paragraaf worden enkele kengetallen rond het studiesucces van Inhollandstudenten nader