• No results found

Criteria status Status nog niet vast te stellen doordat de eerste evaluatie in 2018 uitgevoerd kan worden. Beschrijving criterium

status

Status nog niet bekend doordat een verbetering ten opzichte van de T0 (situatie in 2015) moet worden vastgesteld. Voor deze trend beoordeling zijn nu nog geen gegevens beschikbaar (het eerstvolgende jaar met benthos monitoring is 2018). Op basis van indicatieve trends lijkt het er echter erop dat in 2018 nog niet voldaan wordt aan GMT.

Gebruikte parameter Trend als GMT definitie Drempelwaarde of

gewenste trend (TV upper)

De kwaliteit van de beoordeelde gebieden en habitats op het Nederlandse deel van de Noordzee (Benthische Indicator Soorten Index) neemt toe (stijgende trend +1).

HabBenCircalitCoarSed – kwaliteit moet toenemen (+1) HabBenCircalitSand – kwaliteit moet toenemen (+1) HabBenCircalitMud – kwaliteit moet toenemen (+1) HabBenOffshCoarSed – kwaliteit moet toenemen (+1) HabBenOffshSand - kwaliteit moet toenemen (+1) HabBenOffshMud – kwaliteit moet toenemen (+1) H1110b – kwaliteit moet toenemen (+1) H1110c – kwaliteit moet toenemen (+1) H1170 - kwaliteit moet toenemen (+1) Bron van de drempelwaar-

de, limiet of trend

Nationale uitwerking Bereikte waarde of trend

(Value achieved upper)

Tot dusver onbekend omdat de eerste evaluatie in 2018 gaat plaatsvinden. Indicatieve trends op basis van incomplete datasets laten echter zien: HabBenCircalitCoarSed – kwaliteit lijkt toe te nemen (+1)

HabBenCircalitSand – kwaliteit neemt toe (+1) HabBenCircalitMud – kwaliteit onveranderd (0)

HabBenOffshCoarSed – (onduidelijk door gebrekkige informatie voor 2015) HabBenOffshSand - kwaliteit onveranderd (0)

HabBenOffshMud – kwaliteit neemt af (-1) H1110b – kwaliteit neemt toe (+1) H1110c – kwaliteit lijkt toe te nemen (+1)

H1170 - (onduidelijk door gebrekkige informatie voor 2015) Trend vergeleken met de

vorige beoordeling

Niet beschikbaar Drempelwaarde of

gewenste trend bereikt?

Nog niet bekend

Beschrijving Eerste evaluatie kan pas plaats vinden in 2018 Gerelateerde indicator D6C3, D6C5

H1

S

H2 H3 H4 H5

B

Figuur 1: De Zuidelijke Noordzee omvat de wateren van België, Denemarken, Duitsland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk.

Zwarte symbolen duiden op bodemmonsters (bodemgegevens van Denemarken ontbreken) en oranje gele arceringen op de hoeveelheid druk op bodemdieren, door bodembevissing, uitgedrukt als het aantal keren bevissing (vegen) per jaar.

©OSPAR Commission, 2017https://oap.ospar.org/en/ospar-assessments/ intermediate- assessment-2017/biodiversity-status/habitats/condition-of-benthic-habitatdefining-com- munities/subtidal-habitats-southern-north-sea/

Aanvullende Nederlandse duiding

De Margalef index is een bekende biodiversiteitsindex waarmee de benthosgemeenschap beoordeeld kan worden door het totale aantal soorten in een monster te corrigeren voor de totale abundan- tie van alle benthos individuen in het monster. De Margalef index is in OSPAR verband toegepast om inzicht te krijgen in de indexscores van verschillende mariene gebieden in de Zuidelijke Noordzee. Van de beoordeelde gebieden liggen de NL_coastalzone, de NL_off- shore, de NL_Frysianfront, de NL_Oysterbanks en de NL_ Doggersbank in het Nederlandse deel van de Noordzee. Voor de begrenzing van deze gebieden is grotendeels gebruik gemaakt van de gebiedsindeling die door Rijkswaterstaat is gebruikt. Deze gebiedsindeling wordt getoond in het achtergronddocument Van Loon en Walvoort, 2018, Figuur 11. Voor de gebiedsindeling die voor de Nederlandse benthos indicator (BISI) is gebruikt, zijn de meest recente gegevens van de officieel vastgestelde beschermde gebieden en habitatkaarten gebruikt.

1 W.M.G.M. van Loon and D.J.J. Walvoort. Trend analysis results for benthic diversity

of Dutch marine areas based on the OSPAR Margalef method. Report, Ministry of Infrastructure and Environment, Rijkswaterstaat, January 2018.)

Verschil tussen de Margalef-diversiteitsindex en Nederlandse benthos indicator (BISI)

Deze indicatoren zijn voor een verschillend doel ontwikkeld en maken gebruik van andere basisgegevens. In de Margalef-

diversiteitsindex wordt gebruik gemaakt van de universele parame- ters soortenrijkdom en abundantie om algemene biodiversiteits- waarden te berekenen. Voor de BISI worden specifieke indicator soorten met kenmerkende eigenschappen geselecteerd per gebied en beoordeeld op abundantie, om een waarde van de habitatkwali- teit te berekenen. De Margalef-diversiteitsindex is geschikt om algemene biodiversiteitswaarden te berekenen op regionale schaal, terwijl de BISI juist ontwikkeld is om specifiek ontwikkelingen in habitatkwaliteit, inclusief beoordeling van achterliggende oorzaken en mogelijke gevolgen, met grotere gevoeligheid te kunnen volgen.

Resultaten

OSPAR

Figuur 2 laat zien dat de waargenomen benthoskwaliteit in België, Duitsland en Nederland volgens de Margalef-diversiteitsindex veelal lager is in ondiepe kustzones dan in diepere offshorewateren. Uit de beoordelingsresultaten blijkt dat in de kustzones van België, Duitsland en Nederland de gestandaardiseerde Margalef- diversiteitswaarden (de indexwaarden van de monsters gedeeld door de referentiewaarde) veelal lager zijn dan in de offshoregebie- den zoals de Duits-Nederlandse Doggersbank, ondanks de lagere referentiewaarden aan de kust. Als grondslag voor de beoordeling van de onderzoeksgebieden in de Zuidelijke Noordzee (zie Figuur 1) geldt het EUNIS-classificatiesysteem voor habitats (niveau 3; zand, slib, gravel, gemengd), waarbij elk type habitat afzonderlijk wordt beoordeeld.

Hierdoor bestaat voor het eerst de mogelijkheid om op grote, internationale schaal een significant verband aan te tonen tussen de gestandaardiseerde Margalef-diversiteitswaarde van 0 tot 1 en de gemiddelde visserijdruk in de onderzoeksgebieden van de Zuidelijke Noordzee (Figuur 3). Figuur 3 toont door middel van een kromme het exponentiële kwaliteitsverlies van gemeenschappen in benthische habitats in gebieden met een visserijactiviteit van 0 tot 2,3 vegen van de bodem per jaar, gevolgd door een bestendiging van de toestand in de gemeenschap bij een hogere visserijactiviteit. Uit de kromme blijkt dat een visserijdruk van meer dan 2,3 vegen van de bodem per jaar leidt tot een veerkrachtige benthische gemeenschap van mindere kwaliteit, die ondanks toenemende visserijactiviteit dezelfde kwaliteitstoestand behoudt. NB Om de kromme te optimaliseren, wordt voor de beoordeling van de visserijactiviteit gebruikgemaakt van een gebiedsjaargemiddelde. Voor elk gegevens- punt (gebiedsjaargemiddelde) wordt het 90%-betrouwbaarheidsin- terval weergegeven. Het verband is zeer significant (p<0,0001). In het algemeen zijn visserijactiviteiten relatief weinig frequent bij de Doggersbank en relatief frequent binnen kustzones (Figuur 1). De Doggersbank strekt zich uit van de Oost-Engelse wateren tot de Noord-Nederlandse en -Duitse wateren. Figuur 2 toont duidelijke verschillen in de kwaliteitstoestand van benthische gemeenschap- pen tussen de onderzoeksgebieden van de Zuidelijke Noordzee volgens de gestandaardiseerde Margalef-diversiteitsindex.

De invloed van de visserij op benthische habitats blijkt duidelijk uit deze beoordeling. Afhankelijk van plaatselijke omstandigheden kunnen echter ook andere antropogene bedreigingen de habitats in de kustzone beïnvloeden, zoals organische en/of nutriëntverrijking, sedimentstorting en bezinking, zandsuppletie aan de kustlijn, zandwinning en verontreiniging. Hoewel de andere typische kustbedreigingen veelal plaatselijker van aard zijn, komt organische en/of nutriëntverrijking mogelijkerwijs wel op grotere schaal voor. De betrouwbaarheid van de methodiek en van de beschikbaarheid van de gegevens is matig respectievelijk hoog/matig.

Figuur 2: Beoordelingsresultaten voor onderzoeksgebieden (habitattypes) in de Zuidelijke Noordzee volgens de gemiddelde gestandaardiseerde Magalef- diversiteitsscores, 2010-2015, uitgedrukt in een fractie tussen 0 en 1

NB Een hogere kwaliteit van de benthische gemeenschap vertaalt zich in een hogere indexscore.

©OSPAR Commission, 2017https://oap.ospar.org/en/ospar-assessments/ intermediate- assessment-2017/biodiversity-status/habitats/condition-of-benthic-habitatdefining-com- munities/subtidal-habitats-southern-north-sea/

Figuur 3: Verband tussen visserijactiviteiten aan het bodemgesteente en de gestandaardiseerde Margalef-diversiteitswaarde.

Opgenomen zijn alle bodemgegevens tussen 2009 en 2013 uit onderzoeksgebieden in de Zuidelijke Noordzee met voldoende betrouwbare referentiewaarden.

©OSPAR Commission, 2017https://oap.ospar.org/en/ospar-assessments/ intermediate- assessment-2017/biodiversity-status/habitats/condition-of-benthic-habitatdefining-com- munities/subtidal-habitats-southern-north-sea/

Aanvullende Nederlandse duiding

Van een aantal gebieden in de Nederlandse Noordzee zijn voor de OSPAR assessment Magalef-diversiteitsscores berekend. Deze diversiteitsscores zijn in tabel 1 weergegeven.

OBJECTID HABITAT Period Average Margalef

normalized NL_CoastalZone Sand 0.52 NL_DoggerBank Sand 0.82 NL_FrysianFront Sand 0.67 NL_Offshore Sand 0.52 NL_OysterBanks Mud 0.75

Tabel 1: Berekende Magalef-diversiteitsscores voor gebieden in het Nederlandse deel van de Noordzee.

Op basis van beschikbare historische gegevens zijn verkennende trendanalyses uitgevoerd. In figuur 4 zijn de resultaten van deze verkenning weergegeven.

Figuur 4: trendplots van genormaliseerde Margalef indexwaarden van de vijf globale Nederlandse mariene gebieden, in de periode 1995-2015. Dit is de langste, consistent gemeten, dataperiode. De rode punten zijn de jaarmedianen. De score 1 komt overeen met de geschatte referentiewaarde.

©OSPAR Commission, 2017https://oap.ospar.org/en/ospar-assessments/ intermediate- assessment-2017/biodiversity-status/habitats/condition-of-benthic-habitatdefining-com- munities/subtidal-habitats-southern-north-sea/

In de periode 1995-2015 worden in de NL_coastalzone en de NL_off- shore (licht) dalende trends waargenomen, waarbij de trend in de offshore zeer significant is. In de NL_Frysianfront, de NL_ Oysterbanks en NL_Doggersbank wordt een licht stijgende trend waargenomen; waarbij de trend in de NL_Doggersbank significant is.

0.0 0.6 0.3 0.9 1.2 D* YEAR NL_CoastalZone NL_DoggerBank 1995 2000 2005 2010 2015 NL_DoggerBank 0.0 0.6 0.3 0.9 1.2 1995 2000 2005 2010 2015 NL_Offshore 1995 2000 2005 2010 2015 NL_OysterBanks 1.0 1.2 0.8 0.6 0.4 0.2 0.0 0 1 2 3 4

Fishing activity (subsurface sweep/year)

Margalef diversity (normalized)

5 6

H1

S

H2 H3 H4 H5

B

Conclusie

OSPAR

Bij deze beoordeling ligt de nadruk op de Toestand van gemeen- schappen in benthische habitats: subtidale habitats in de Zuidelijke Noordzee als onderdeel van een overkoepelende indicator voor representatieve gemeenschappen in benthische habitats (Toestand van Gemeenschappen in Benthische Habitats).

De beoordeling op basis van de gebruikte Margalef diversiteitsindex voor de kwaliteitstoestand van benthische gemeenschappen geeft blijkt van duidelijke verschillen tussen onderzoeksgebieden. Deels als gevolg van relatief intensieve visserijactiviteiten was de benthi- sche toestand in kustzones veelal slechter (afgenomen

Margalefdiversiteit in vergelijking met referentiewaarden). Vergeleken met de referentiewaarden was deze Margalef diversiteits- score relatief hoger tot hoog voor monsters uit offshoregebieden, vooral als zij diepe wateren herbergen.

Deze diversiteitsindex lijkt het gevoeligst van alle benthische indexen om de verschillende mate van invloed door visserijactivitei- ten op de toestand van benthische gemeenschappen binnen onderzoeksgebieden aan te tonen. Van alle benthische indexen is deze index ook het gevoeligst voor het aantonen van antropogene organische en/of nutriëntverrijking, bezinking en bedreiging door zware metalen binnen onderzoeksgebieden.

Het toepassen van een internationale diversiteitsindex op een dergelijke geografische schaal (verspreid over vier landen) was nog niet eerder geprobeerd. De positieve bevindingen over de metho- diek en de bijbehorende op maat gemaakte software maken een toepassing mogelijk in andere OSPAR-subregio’s tijdens de eerstvolgende beoordelingsronde.

Methode

OSPAR

Zie https://oap.ospar.org/en/ospar-assessments/intermediate-assess- ment-2017/biodiversity-status/habitats/condition-of-benthic-habitat-defining- communities/subtidal-habitats-southern-north-sea/, ‘Assessment Methods’. Van Loon, W.M.G.M., Ecological Indicators (2017),

https://doi.org/10.1016/j.ecolind.2017.09.029

Aanvullende Nederlandse duiding

In aanvulling op de OSPAR methode zijn er verkennende trendana- lyses uitgevoerd voor een aantal Nederlandse gebied-habitats.

Kennishiaten

OSPAR

Er is een duidelijk verband gebleken tussen referentiewaarden voor Margalefdiversiteit binnen onderzoeksgebieden en de belangrijke omgevingsvariabele diepte, een voorname indicator voor een reeks van habitatvariabelen waaronder sedimentsamenstelling.

Verbetering van het referentiewaardenmodel is wellicht nog mogelijk door de expliciete toevoeging van sedimenttype aan het model.

Er bestaat behoefte aan de ontwikkeling van een drempelwaarde voor de indexscore van Margalefdiversiteit. Een specifieke streef- waarde per onderzoeksgebied is hierbij wellicht ook nuttig. De bredere toepassing van de indicator in de toekomst vereist ook een verdere evaluatie van de beschikbaarheid van gegevens over de zeebodem binnen het OSPAR-zeegebied.

Aanvullende Nederlandse duiding

Het wordt geadviseerd om de methodiek voor het stellen van de GMT (drempelwaarde) voor de genormaliseerde Margalef index score verder te gaan ontwikkelen in de OSPAR Benthic Habitats Expert Group, eventueel aanvullend geadviseerd door de ICES benthic Ecology Working Group. Het resulterende voorstel kan dan in COBAM en BDC worden beoordeeld en indien geschikt bevonden geaccepteerd.

Het is aan te bevelen om Margalef waarden in relatief onberoerde Engelse gebieden in de Noordelijke Noordzee te berekenen, om het referentie-waardenmodel uit te breiden voor grotere dieptes.

Milieudoelen (Art 10)

Gerelateerde doelen

• D6T1: 10-15%van het oppervlak van het Nederlandse deel van de Noordzee wordt niet noemenswaardig beroerd door menselijke activiteiten.

• D6T2: Verbetering kwaliteit van de beoordeelde gebieden en habitats

• D6T4: Verder ontwikkelen en testen van regionale beoordelings- methoden (OSPAR en ICES) die in de toekomst gebruikt kunnen worden voor een beoordeling van benthische en pelagische habitats.

• D6T5: terugkeer en herstel van biogene riffen, waaronder platteoesterbanken.

• D1T3: realiseren instandhoudingsdoelstellingen voor habitatty- pen en soorten in de Natura 2000-gebieden op zee (VHR).

Beoordeling Art 8 versus de goede milieutoestand (Art 9)

Overall Status D6

Conclusie MS deel I 2018 Goede milieutoestand nog niet gehaald (deels ook onbekend).

GMT gehaald Niet bekend

Beoordeelde periode 2010-2015

Gerelateerde drukfactoren Physical disturbance to seabed (temporary or reversible)

Status Criterium D6C5

Criteria status Niet bekend Beschrijving criterium

status

In OSPAR verband zijn Margalef index score’s berekend voor diverse gebieden binnen de Zuidelijke Noordzee. Op basis van deze score’s is een vergelijking tussen gebieden mogelijk, maar kunnen nog geen uitspraken worden gedaan over de status van de betreffende gebieden en de Zuidelijke Noordzee als geheel. Hiervoor zijn drempelwaarden noodzake- lijk die in OSPAR verband nog niet zijn ontwikkeld.

Gebruikte parameter Margelef index (soortenrijkdom gecorrigeerd voor totale abundantie) Drempelwaarde of

gewenste trend (TV upper)

Nog niet vastgesteld Bereikte waarde of trend

(Value achieved upper) OBJECTID HABITAT Period Average Margalef normalized

BE_NorthSea Coarse 0.46 BE_NorthSea Sand 0.50 DE_BorkumReefGround Sand 0.53 DE_Coastal Sand 0.47 DE_Doggersbank Sand 0.60 DE_ElbeUrstromValley Mud 0.80 DE_ElbeUrstromValley Sand 0.63 DE_SyltOuterReef Coarse 0.67 DE_SyltOuterReef sand 0.66 NL_CoastalZone Sand 0.52 NL_DoggerBank Sand 0.82 NL_FrysianFront Sand 0.67 NL_Offshore Sand 0.52 NL_OysterBanks Mud 0.75 UK_FarnesEast Mixed 0.84 UK_FarnesEast Sand 0.85 UK_HoldernessOffshore Mixed 0.78 UK_MarkhamsTriangle Coarse 0.67 UK_NEFarnesDeep Mixed 0.77 UK_NNorfolkSandbanks Coarse 0.65 UK_NNorfolkSandbanks Sand 0.42 UK_SwallowSand Sand 0.90

Trend vergeleken met de vorige beoordeling

Het betreft een nieuwe indicator waardoor een vergelijking met de beoordeling in de vorige planperiode niet mogelijk is.

Drempelwaarde of gewenste trend bereikt?

Niet bekend

H1

S

H2 H3 H4 H5

B

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN