• No results found

Grootteverdeling in visgemeenschappen (D4C3)

GES Component/Criteria D4C3

Goede Milieutoestand (Art 9)

Nederlandse omschrijving van de GMT De groottestructuur (lengte) van de visgemeenschap blijft boven de historische minimumwaarde. Geüpdate sinds de vorige MS Ja, nieuwe GMT omschrijving vergeleken met de vorige rapportage van art 9 (2012)

Indicatoren (Art 8)

Titel Grootteverdeling in visgemeenschappen

Reporting unit OSPAR Greater North Sea

Bron OSPAR

URL https://oap.ospar.org/en/ospar-assessments/intermediate-assessment-2017/biodiversity-status/fish-and-food-

webs/size-fish-composition/ /

H1

S

H2 H3 H4 H5

B

Resultaten

OSPAR

De resultaten van deze beoordeling (Figuur 2) hebben betrekking op het niveau van een gemeenschap en mogen niet worden vereenzel- vigd met een bepaalde soort.

Internationale Noordzee

De beoordeelde gemeenschap van vissen die op de bodem leven is zich op de schaal van de gehele Noordzee aan het herstellen. Dit is te danken aan de recente groei van de typische lengte in enkele subregio’s: Orkney/Shetland, Kattegat/Skagerrak en de Engelse kust van Het Kanaal. Toch is de huidige groottestructuur nog altijd laag in vergelijking met het begin van de jaren tachtig. Gebieden die nog altijd zorgen baren en waar al tijdenlang afnames tot de laagst waargenomen niveaus gaande zijn, zijn het zuidoostelijk en het centraal-westelijk deel van de Noordzee.

De pelagische visgemeenschap vertoont over het algemeen schommelingen, maar er kan niet van een trend worden gesproken. Een uitzondering vormt de langdurige afname tot een minimumni- veau in het zuidoostelijk deel van de Noordzee.

Keltische Zee

Voor de Keltische Zee geven de surveys gemengde signalen over de typische lengte van de bodemvisgemeenschappen, maar in het noorden tonen surveys enig herstel aan ten opzichte van de vorige lage status en meer naar het westen van Schotland zelfs verbeterin- gen. Ook zijn er duidelijke afnames waar te nemen en wel in het westen, op de helling van het continentaal plat. Elders is het beeld al even gemengd: afnames in de buurt van de Ierse kust van de Ierse Zee en in het gebied van de Clyde, maar juist verbeteringen verder naar het zuiden van Ierland, bij de Isle of Man, de wateren rond de Hebriden en The Minch.

In het algemeen vertoont de pelagische visgemeenschap geen langetermijnveranderingen op subregionaal niveau. En toch, verder naar het zuiden van Ierland doen zich verbeteringen voor, terwijl in de noordelijke delen afnames te zien zijn. Daartoe horen de wateren rond de Hebriden, de kustzones van de Ierse Zee en die ten westen van Ierland.

Golf van Biskaje en de Iberische Kust

De typische lengte van de visgemeenschappen die op de bodem leven, is in deze regio toegenomen. Dat is te danken aan langdurige verbeteringen in de noordelijke subregio’s, zoals de wateren van het continentaal plat ten westen van Frankrijk en de kustzone van de Zee van Cadiz. Ook veel subregio’s westelijk van Portugal vertonen toenames; dit in tegenstelling tot sommige zuidelijke delen die afnames laten zien.

Atlantische Oceaan

De typische lengte van de visgemeenschappen die op de bodem leven, is toegenomen bij de Porcupine Bank en de Rockall Bank. Terwijl de groottestructuur van pelagische visgemeenschappen weliswaar schommelingen vertoonde, maar geen langetermijnver- anderingen, is in de laatste zes jaar voor de Porcupine Bank toch een lineaire toename waargenomen.

De betrouwbaarheid van de methodiek is matig tot laag en die van de beschikbaarheid van gegevens hoog.

Figuur 2: Ruimtelijke verspreiding van de Typische Lengte indicator en tijdreeksen voor belangrijke surveys

©OSPAR Commission, 2017 https://oap.ospar.org/en/ospar-assessments/intermediate- assessment-2017/biodiversity-status/fish-and-food-webs/size-fish-composition/

Voor belangrijke surveys naar de typische lengte van vissen en kraakbeenvissen, is het onderzoeksgebied onderverdeeld in subgebieden met bodemvisgemeenschappen (links) en pelagische visgemeenschappen (rechts) waarover data beschikbaar zijn. De lengte van de periode waarvoor langdurige verandering is vastgesteld, hangt af van de beschikbare onderzoeksgegevens. Alle tijdreeksen die in de beschouwing zijn opgenomen, beslaan meer dan tien jaar.

Conclusie

OSPAR

De langdurige veranderingen in typische lengte die zich vanaf de jaren tachtig tot na 2000 hebben voorgedaan in de internationale Noordzee en vanaf de jaren negentig tot 2005 in de Keltische Zee, houden in dat de groottestructuur van visgemeenschappen is verslechterd. Kleine vissen maken nu de hoofdmoot uit van die gemeenschappen. In de Atlantische Oceaan en de Golf van Biskaje en de Iberische Kust valt sinds 2010 een groei waar te nemen. De indicator voor de bodemvisgemeenschappen geeft nog altijd vaak relatief lage waarden aan. Toch lijkt zich sinds 2010 een verbetering voor te doen in de typische lengte van vissen die op de bodem leven en van kraakbeenvissen. Dit geldt zowel voor de

Aanvullende Nederlandse duiding

Het Nederlandse deel van de Noordzee laat voor bodemvissen (demersaal) een sterke achteruitgang zien van de typische lengte tot de laagste gemeten waarden sinds de jaren 1980. Voor vissen in de waterkolom zijn fluctuaties te zien, maar geen trend. Dit betekent dat de lengtestructuur van bodemvisgemeenschappen in vergelij- king tot de jaren 1980 sterk achteruit gegaan is en dat kleinere vissoorten nu domineren.

Methode

OSPAR

Zie https://oap.ospar.org/en/ospar-assessments/

intermediate-assessment-2017/biodiversity-status/fish-and-food-webs/size-fish- composition/ ‘Assessment Method’

Kennishiaten

OSPAR

Wat deze indicator nodig heeft, is een gedegen evaluatie van de uitgangsjaren en de streefwaarden. Dat is nodig omdat welk uitgangsjaar voor gemeenschappen van vissen en kraakbeenvissen ook wordt aangehouden, het waarschijnlijk beschadigde bestanden zal betreffen. Streefwaarden zouden bij voorkeur tot stand moeten komen aan de hand van modellen op het niveau van

leefgemeenschappen.

Milieudoelen (Art 10)

Gerelateerde doelen

− D1T5: Kennisdoel voor haaien en roggen in combinatie met het nemen van mitigerende maatregelen zoals vastgelegd in Haaien en roggen Actie Plan:

− communicatie en educatie

− vermindering ongewenste bijvangsten − verhogen overleving

− D3T1: Het beheer van alle commercieel beviste bestanden voldoet aan F≤Fmsy en een paaibiomassa boven het voorzorgniveau MSY Btrigger.

− D1T3: realiseren instandhoudingsdoelstellingen voor habitattypen en soorten in de Natura 2000-gebieden op zee (VHR).

- D4T1: ontwikkelen en testen van regionale beoordelingsmetho- den die in de toekomst gebruikt kunnen worden voor een beoordeling van de status van voedselwebben.

- D1T6: aanpakken van de resterende vismigratieknelpunten in Nederland om de connectiviteit tussen watersystemen te herstellen (KRW).

- D1T8: onderzoek naar de noodzaak van visserijvrije zones rondom kunstwerken ter bevordering van de migratie-mogelijkheden voor trekvissen.

H1

S

H2 H3 H4 H5

B

Beoordeling Art 8 versus de goede milieutoestand (Art 9)

Overall Status D4

Conclusie MS deel I 2018 Goede milieutoestand nog niet gehaald (deels ook onbekend).

GMT gehaald Niet beoordeeld

Gerelateerde drukfactoren Onttrekking van of sterfte/letsel van in het wild levende soorten; Wijzigingen van hydrologische omstandigheden; Verstoring van soorten door menselijke aanwezigheid; Toevoer van andere stoffen (olie: operationele lozingen en incidenten); Toevoer van antropogeen geluid; Introductie of verspreiding van niet-inheemse soorten; Toevoer van nutriënten ; Toevoer van organisch materiaal; Temperatuurstijging door klimaatverandering; Fysieke verstoring van de zeebodem; Fysieke vernietiging; Toevoer van zwerfvuil

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN