• No results found

Statistische technieken Belastingdienst: de steekproef

In document Horizontaal toezicht (pagina 37-40)

De Belastingdienst gebruikt voor de controle van de juistheid van posten vaak de statistische steekproef. Het intergraal controleren is namelijk zeer arbeidsintensief en vanuit toezicht bekeken duur. Omdat de statistische steekproef een belangrijk element is binnen de controle zal deze worden besproken om deze vervolgens toe te passen op het MKB.

De belastingplichtige ondertekent de aangifte. Door middel van deze digitale ondertekening van de aangifte beweert de belastingplichtige dat hij de gevraagde

aangiftegegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud heeft verstrekt. De aangifte zou dus geen fouten, laat staan fouten die materieel zijn, mogen bevatten. De

controlemedewerker controleert de aanvaardbaarheid van deze bewering. Om de controle zo doelmatig mogelijk uit te voeren gaat de controlemedewerker uit van een nul-verwachting.

38 Hij gaat er dus vanuit dat álle aselect uit de populatie20 getrokken elementen

goedgekeurd moeten kunnen worden. Als dat zo is dan is de gecontroleerde populatie aanvaardbaar (Snippe en Jonker 2009).

De externe accountant maakt soms ook gebruik van de statistische steekproef als het gaat om een controleopdracht. Dit kan soms tot overeenkomstige werkzaamheden leiden. De Belastingdienst zou dan kunnen steunen op de steekproef van de accountant. Alvorens een steekproef kan worden uitgevoerd moet eerst beoordeeld worden of

gegevensgerichte controle mogelijk is. Dit gebeurt middels systeemgerichte controles en de beoordeling van de AO/IB. Hierbij worden de volgende vragen beantwoord:

 zijn alle transacties vastgelegd?

 zijn alle gegevens van de transactie vastgelegd?

 zijn de gegevens bewaard gebleven en beschikbaar voor controle? (Belastingdienst 2013)

Als deze vragen met “ja” beantwoord kunnen worden kan er een steekproef worden uitgevoerd.

4.6.1 Soorten steekproeven

Er zijn twee soorten steekproeven, de postensteekproef en de geldsteekproef. Bij een postensteekproef wordt een verantwoording als hoeveelheid posten of boekingen gezien, waaruit willekeurig een aantal boekingen voor controle wordt aangewezen. Elke boeking heeft dezelfde kans om getrokken te worden. Bij een geldsteekproef wordt de

verantwoording als een hoeveelheid geld gezien, waaruit willekeurig een aantal euro’s voor controle wordt aangewezen. Elke geldeenheid heeft dezelfde kans om getrokken te worden.

De Belastingdienst toetst middels de geldsteekproef. Een verschil is dat de uitkomsten van een postensteekproef in aantallen luiden en bij een geldsteekproef in geld. Bij een postensteekproef is de vertaalslag naar geld lastig en ingewikkeld. De Belastingdienst geeft daarom de voorkeur aan de geldsteekproef (Snippe en Jonker 2009).

4.6.2 Omvang van de geldsteekproef

Een populatie transacties kan worden goedgekeurd nadat voldoende getrokken

geldeenheden zijn goedgekeurd. Wanneer is hier sprake van? Dit heeft te maken met de steekproefomvang. De omvang van de steekproef hangt direct samen met de te

hanteren betrouwbaarheid en nauwkeurigheid. Hoe groter de omvang van de steekproef hoe betrouwbaarder en nauwkeuriger deze is (Snippe en Jonker 2009).

Betrouwbaarheid heeft betrekking op de kans dat een uitspraak, die op basis van de steekproefuitkomsten wordt gedaan, juist is. Er wordt uitgegaan van een

betrouwbaarheid van 95%, dit is een redelijke mate van zekerheid. Dit houdt in dat de controlemedewerker een controlerisico accepteert van 5%. Het controlerisico is het risico dat de controlemedewerker loopt dat het controleobject (de aangifte) materiële fouten bevat zonder dat hij deze fouten ontdekt.

Deze zekerheid maakt deel uit van de algemeen aanvaarde controlegrondslagen. De Belastingdienst sluit zich hierbij aan.

De nauwkeurigheid waarmee de toetsing wordt uitgevoerd, wordt uitgedrukt door middel van de controletolerantie. De controletolerantie geeft aan welk totaalbedrag aan fouten maximaal nog in de populatie aanwezig is als alle getrokken geldeenheden worden

20 De populatie is de verzameling geldeenheden waaruit de steekproef genomen is en waarover op basis van de steekproefuitkomsten een uitspraak dient te worden gedaan. Meestal bestaat de populatie uit de kosten of uitgaven van de onderneming die de controlemedewerker op juistheid onderzoekt (Snippe en Jonker B 2009).

39 goedgekeurd. Deze nauwkeurigheid wordt uitgedrukt in materialiteit waarvoor de

Belastingdienst een eigen materialiteitstabel gebruikt, waarbij materialiteit afhankelijk is van de omvang van de organisatie gemeten naar omzet of de totale loonsom (Snippe en Jonker 2009).

4.6.3 Uitvoering van de steekproef

De controlemedewerker controleert de steekproefposten. De belastingplichtige dient voor de steekproefposten toelichtingen te geven en bewijsstukken aan te leveren, zoals

facturen. De controlemedewerker beoordeelt deze bewijsmiddelen (Snippe en Jonker 2009).

De aangifte is aanvaardbaar als er geen fouten in de steekproef zijn geconstateerd. Stel dat er wel fouten zijn geconstateerd, wat dan? De administratie die als bewijsmiddel dient voor belastingplichtige is hiermee aangetast. De belastingplichtige moet op basis van de redelijke verdeling van de bewijslast onderzoek doen naar het totaalbedrag aan fouten binnen de populatie, zijn administratie. Doet de belastingplichtige dit niet, dan wordt de populatie, de administratie, gecorrigeerd op basis van een op de steekproef gebaseerde schatting (Snippe en Jonker 2009).

4.6.4 De geldsteekproef in het MKB

In het MKB worden minder steekproeven uitgevoerd dan bij grotere ondernemingen. De steekproef in het MKB tijdens de accountantscontrole wordt wel steeds meer gebruikt meldt de SRA21. Ook Snippe en Jonker (2009) vinden dat er meer steekproeven in het MKB moeten plaats vinden. Een steekproef is vaktechnisch gezien altijd mogelijk,

ongeacht de omvang van de populatie. De controlemedewerker zal moeten beoordelen of het zinvol is om een steekproef toe te passen. Voor zeer kleine ondernemingen volstaat soms de integrale controle22. In het MKB kunnen steekproeven dus worden toegepast op volledige onderzoeken en deelcontroles.

De reden waarom geen steekproef wordt toegepast binnen het MKB is dat de omvang van een MKB bedrijf in geld te klein zou zijn voor een steekproef. Bij een geldsteekproef houdt de controlemedewerker van de Belastingdienst rekening met de minimale

steekproef omvang van 60 elementen. Als deze minder is moet de controlemedewerker de steekproefomvang uitbreiden. Hierbij deelt hij de populatie door 60 en werkt hierdoor met kleinere intervallen (Snippe en Jonker 2009). Bij het uitbreiden van de populatie wegens te weinig elementen wordt de toevalsfactor van de geldsteekproef in het geding gebracht. De toevalsfactor zorgt ervoor dat de geldsteekproef onafhankelijk en random is. In een kleine populatie waarbij 60 elementen worden trokken heeft elke euro meer kans om getrokken te worden dan dat er 60 elementen uit een grote populatie worden getrokken.

Daarnaast ligt de materialiteit bij het MKB hoog, zie voorgaande figuur 3:

Materialiteitstabel Belastingdienst. Dit betekent dat de controlemedewerker vaak bij meer dan één fout in de steekproef de populatie alsnog accepteert, omdat de fout veelal

kleiner is dan de materialiteit (Snippe en Jonker 2009). Gesteld zou kunnen worden is dat een steekproef in het MKB altijd moet worden goedgekeurd, omdat de fouten onder de materialiteit blijven. Dit fenomeen komt bij grotere bedrijven niet voor. Hierdoor wordt de werkelijke fout (ook wel bekende fout) uit de steekproef gecorrigeerd en niet het bedrag (ook wel geprojecteerde fout) waarvoor één fout in de geldsteekproef staat. Deze is vaak hoger dan de werkelijke fout.

21 https://www.sra.nl/vaktechniek/controle/praktijkhandreikingen/gegevensgerichte-steekproeven 22 Het controleren van alle elementen uit de gegevensverzameling.

In document Horizontaal toezicht (pagina 37-40)