• No results found

Hoofdstuk 5: Mogelijke verklaringen

5.4 Staring als Achterhoeks selling point

Er zijn dus verschillende algemene oorzaken aan te wijzen die als verklaring kunnen gelden voor de recente opleving van Staring als lokale held. De vraag blijft echter waarom de opleving specifiek betrekking heeft op Staring en waarom zo’n opleving nou juist in de Achterhoek heeft plaatsgevonden, aangezien er door heel Nederland vergelijkbare regionale dichters hebben geleefd. Een verklaring voor deze specifieke Achterhoekse opleving kan gevonden worden in de identiteit van de provincie Gelderland. De eerdergenoemde Dolly Verhoeven gaat in haar oratie in op de betekenis van grenzen voor het identiteitsbesef in Gelderland. Ze geeft aan dat het huidige Gelderland geen sterke eigen identiteit heeft, wat tot gevolg heeft dat Gelderlanders zich eerder met regio’s binnen de provincie identificeren dan met de provincie zelf. De meeste organisaties en de meeste activiteiten in Gelderland richten zich dan ook niet op het overkoepelend provinciale, maar eerder op het regionale niveau. Een museum waar de gehele Gelderse geschiedenis wordt getoond is er bijvoorbeeld niet. Verhoeven stelt dat de identiteit van de streken, steden en dorpen in de provincie krachtiger zijn dan die van Gelderland als geheel. Dat gevoel wordt benadrukt door de regionale ‘Cultuur- en erfgoedpacten’ die de laatste jaren zijn opgekomen. Deze pacten zijn bedoeld om de eigen identiteit van de streek onder de aandacht te brengen van bewoners en bezoekers. Maar ook de bij actuele toeristische campagne voor Gelderland wordt ingezet op de diversiteit van de provincie. Met het predicaat ‘Gelderse streken’ wordt de karakteristieke natuur en cultuur van de Veluwe, de Achterhoek, het Rivierenland en de regio Arnhem- Nijmegen aangeprezen, verklaart Verhoeven. (5)

Dat het regionalisme de laatste tientallen jaren zo’n opgang heeft gemaakt kan volgens Duijvendak als reactie worden gezien op het proces van verstedelijking in Nederland, door de migratie vanuit plattelandsgebieden naar de industriële centra. Bij de constructie van de regionale identiteit kan

een aantal algemene zaken onderscheiden worden: het gedeelde verleden in een plattelandssamenleving, de veronderstelde historische provinciale eenheid, een gevoel van geborgenheid tegenover het onbekende, en vrees voor economische verandering en werkloosheid, zo stelt Duijvendak. De provinciale overheden en de verschillende instellingen voor cultuur en erfgoed blijken bovendien belangrijke ‘identity builders’. Zelfs vanuit Europese bronnen wordt de bevordering van de verschillende regionale identiteiten ondersteund. Middels verworven fondsen proberen provincies regionale eigenheid en bedreigde streektalen door te ontwikkelen als – al dan niet toeristisch – product op de Europese binnenmarkt. Met name de zogenaamde de Leader programma’s, die een onderdeel zijn van de regionaal gerichte structuurfondsen, hebben de plattelandsprovincies sinds 1990 enorm doen versterken. Dit heeft ervoor gezorgd dat provincies als Gelderland succesvol de regionale identiteit tot

selling point hebben kunnen maken. (Duijvendak: 347-348)

Maar wat maakt Staring als persoon nou zo geschikt als selling point van de Achterhoek? Volgens Ribbens schuilt de verklaring voor het succes van bepaalde herdenkingen, naast de bekendheid en populariteit van de herdachte personen, ook in de manier waarop zij een actuele exemplarische functie krijgen toegeschreven die daadwerkelijk aanspreekt. De herdachte personen worden in die gevallen gezien als inspirerend voorbeeld voor de regio. Bij andere herdachte personen wordt tevergeefs geprobeerd hen te actualiseren tot inspirerend voorbeeld, maar hun werk wordt simpelweg gezien als gedateerd en uitgewerkt, zegt Ribbens. Uit respect voor hun aanwezigheid in een canon van gedenkwaardige leden uit het vaderlandse verleden worden zij in herinnering gehouden, maar er kan niet meer worden gesproken van enige actuele zeggingskracht. De herdachte persoon blijft vanuit een zekere lokale trots actief herdacht. (Ribbens: 229) In het geval van Staring is het zo dat er actief naar manieren gezocht blijft worden om de dichter relevant en toegankelijk te houden voor nieuwe generaties. Nog steeds wordt Starings werk gezien als gedateerd en uitgewerkt, maar doordat er zoveel om dit werk heen wordt bedacht en georganiseerd, is hij wel meer dan ooit een symbool van de regio geworden. Niet zijn dichtwerk staat centraal in de huidige Staringherinneringscultuur, maar het verhaal eromheen.

Hoofdstuk 6: Conclusie

In veel eind negentiende-eeuwse en begin twintigste-eeuwse krantenartikelen en in bijna alle publicaties die in het herdenkingsjaar in 1940 zijn uitgebracht, wordt Staring beschreven als ‘nationaal dichter’ met ‘werk van nationale waarde’. De verschillende krantenartikelen beamen de moeilijkheid van Starings gedichten, maar wijzen er ook op dat hij toch een belangrijke dichter is voor Nederland die niet onbesproken moet blijven op middelbare scholen tijdens de lessen Nederlands. Tijdens zijn leven en kort na zijn dood werd Staring dus nadrukkelijk en als vanzelfsprekend herdacht binnen een nationaal kader, maar in de loop der jaren is dit steeds meer in Achterhoekse richting verschoven. Daarbij zijn er in vergelijking met vroeger aanzienlijk meer verschillende soorten herdenkingspraktijken ontstaan rondom de dichter.

Terugkomend op de hoofdvraag van deze scriptie (‘Wat is de verklaring voor de recente framing van A.C.W. Staring als Achterhoeks dichter?’) lijkt er allereerst een verklaring te liggen in het feit dat men direct na Starings overlijden nog geen tastbaar bewijs nodig had voor het symbolische onderscheid tussen werkelijkheid en verbeelding, omdat er toen eigenlijk nog geen sprake was van een tot de verbeelding sprekend Staringverhaal. Hoewel het gebruik van een plaats uit Starings leven als materieel referentiepunt om de herinnering vorm te geven al bij de Staringavonden in 1967 leek te zijn ontstaan, wilde men toen op Landgoed de Wildenborch bovenal informatieve bijeenkomsten verzorgen voor bezoekers. Zoals Thissen en Loopmans aangeven, zorgde het veranderingsproces waaraan het Nederlandse platteland in die tijd onderhevig was voor grote veranderingen in de economische structuur. Dit heeft zeer waarschijnlijk ook gegolden voor de Achterhoek: de streek verstedelijkte en de boerencultuur liep langzaam terug. Het lijkt er echter niet per se op dat deze veranderingen een directe invloed hebben gehad op de inrichting van Starings herinneringscultuur. Enerzijds werd het Staringverhaal destijds duidelijk minder verteld vanuit een lokaal frame en stond de historische werkelijkheid meer centraal in vergelijking met het hedendaagse geromantiseerde Staringverhaal; anderzijds kan niet gesproken worden van een afname van de bereidheid om Staring op lokaal niveau te herdenken vanwege de sociale en culturele veranderingen, omdat dat voor die tijd ook nog nauwelijks gebeurde. Hypothese 1 (‘De bereidheid om Staring op lokaal niveau te herdenken is eind jaren zestig en in de jaren zeventig van de vorige eeuw aanzienlijk afgenomen, vanwege de grote sociale en culturele veranderingen waaraan het Achterhoekse platteland onderhevig was’) kan daarmee grotendeels worden ontkracht.

Een veranderend beeld is zo’n twintig jaar later te zien bij de Staringweek. Door de ingrijpende moderne veranderingen die zich in die jaren in rap tempo op het platteland voltrokken, zou er meer en meer een verlangen zijn ontstaan naar nieuwe vormen van identiteit en eigenheid op regionaal niveau. Ook in de Achterhoek lijkt hier sprake van zijn te geweest, omdat men de dichter vanaf dat moment pas echt actief begon te herdenken. Er vormden zich een stuk meer – uitsluitend – Achterhoekse plaatsen

die gebruikt werden (en nog steeds worden) als materiële referentiepunten voor herinnering, waarbij Starings landbouwkundige werkzaamheden voor de streek tevens nadrukkelijker werden belicht; dat terwijl hij buiten de Achterhoek bovenal bekendstaat als dichter. Hypothese 2 (‘Door de snelheid van die sociale en culturele veranderingen is er eind jaren zeventig juist weer een toenemend besef van lokale eigenwaarde en trots gegroeid in de Achterhoek, wat maakt dat er een hernieuwde belangstelling ontstond voor Staring’) kan dan ook worden bevestigd, omdat Starings verhaal toen in korte tijd aanzienlijk meer Achterhoeks werd geframed.

Vandaag de dag is Staring met zijn werk een belangrijk onderdeel uit gaan maken van het Achterhoekse culturele geheugen, waarmee het framingproces zich verder heeft ontwikkeld in Achterhoekse richting. Het lijkt erop dat er steeds meer behoefte is aan ijkpunten voor de herinnering aan Staring naarmate het langer geleden is dat hij is overleden. Op die manier kan Starings verhaal immers worden afgestemd op de huidige leefwereld. Het is aannemelijk dat de verklaring voor de toename van het aantal musea en monumenten met betrekking tot Staring van de laatste jaren ligt in de recente stroomversnellingen van het moderniseringsproces. De grote hoeveelheid aan veranderingen van de laatste jaren zorgt bij veel inwoners van plattelandsgebieden voor een gevoel van identiteitsverlies. Een manier waarmee dat verlies gecompenseerd kan worden is het terugvallen op vertrouwde en traditionele zaken en personen, al dan niet in museale vorm. Staring is met zijn veelzijdigheid zeer geschikt voor de invulling van deze regionale behoefte. Nostalgie speelt eveneens een rol bij de toegenomen belangstelling, omdat het (geromantiseerde) Staringverhaal een middel is geworden waarmee mensen in contact kunnen komen met het verleden, waardoor naar het heden gekeken kan worden in de onderling verbonden context van verleden, heden en toekomst. Het actief zoeken naar manieren waarop de regionale geschiedenis herinnerd kan blijven worden zorgt niet alleen voor verbondenheid met de streek, maar draagt ook bij aan een uniek en onderscheidend brand in de competitie met andere regio’s. Een belangrijke bouwsteen hierin is Stichting Museum STAAL, omdat zij van Staring sinds 2016 actief in korte tijd een selling point heeft weten te maken. Concluderend kan gesteld worden dat hypothese 3 (‘De tendens die eind jaren zeventig is ingezet heeft zich de laatste tientallen jaren verder ontwikkeld, waardoor er tegenwoordig nog meer wordt teruggegrepen op de regionale geschiedenis en er een grotere belangstelling is ontstaan voor Staring’) is bevestigd. Net als bij andere negentiende-eeuwse schrijvers, zoals Tollens en Potgieter, is te zien dat de hoeveelheid herdenkingen de laatste jaren aan de ene kant is toegenomen, maar dat de schaal waarop deze herdenkingen zich voltrekken aan de andere kant juist is verkleind. Staring staat daarmee symbool voor de algemene tendens die de laatste tientallen jaren gaande is in Nederlandse moderne herinneringsculturen, waarbij de herinnering aan ooit zo beroemde en geroemde negentiende-eeuwse schrijvers langzamerhand verschuift en versmalt naar de regio.

Gezien het feit dat Gelderland zo’n omvangrijke provincie is met een grote verscheidenheid aan streken, is het niet zo verwonderlijk dat Staring ten tijde van de regionaliseringsprocessen en de opkomende behoefte aan onderscheidende kenmerken juist door de Achterhoek is geclaimd. Staring is

uitermate geschikt als vertegenwoordiging van de streek. Met zijn veelzijdige verhaal als romantisch dichter en landbouwkundige spreekt hij vele doelgroepen aan, waardoor hij een belangrijke plek kan blijven innemen binnen het Achterhoekse culturele geheugen.

Literatuurlijst

Achterhoek Agenda. ‘Staringavonden Wildenborch.’ (2018): 1 pag. Online. Voor het laatst

geraadpleegd op 4 april 2019 van https://www.achterhoekagenda.nl/agenda/item/staringavond- wildenborch/169791.

‘Staring-collectie te Utrecht’. Algemeen Handelsblad 113, 1940.

Assmann, A. ‘Theories of cultural memory and the concept of “afterlife”’. Afterlife of events:

perspectives of mnemohistory. Ed. M. Tamm. Basingstoke: Palgrave Macmillan, 2015: 79-94.

Boogman, J.C. ‘A.C.W. Staring als mens en als ‘burger’.’ A.C.W. Staring. Dichter en landman –

Regionalist en nationalist. Eds. A. Kamperman en C. Wind. 1e druk. Zutphen: Walburg Pers,

1990: 28 80.

Bork, G.J. van, en P.J. Verkruijsse. ‘Hoofdstuk Staring, Antioni Christiaan Wijnandt.’ De Nederlandse

en Vlaamse auteurs van middeleeuwen tot heden met inbegrip van de Friese auteurs. Weesp:

De Haan, 1985: 542-543.

‘Letterkundige en wetenschappelijke nieuwstijdingen.’ Bredasche courant (jaargang onbekend), 8 september 1840.

Brockmeier, J. ‘Remembering and Forgetting: Narrative as Cultural Memory’. Culture & Psychology 8 (2002): 15-43.

Broersma, D. Het wonderland achter de horizon. Groninger regionaal besef in nationaal verband

1903-1963. Assen: Koninklijke Van Gorcum, 2005. Contact 45, 1983.

Contact 51, 1989. Contact 52, 2 aug 1990.

‘Rondom Staring seminar bij Kulturhus Vorden.’ Doetinchems Vizier (jaargang onbekend), 12 augustus 2015.

Duijvendak, M.G.J. ‘Ligamenten van de staat? Over regionale identiteit en de taaiheid van de provincie.’ Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden 123 (2008): 342-353.

Eerste Lichtenvoorts Nieuws- en Advertentieblad (ELNA). ‘De Hoofdige Boer wandelt onze tijd binnen.’ (2017): 1 pag. Online. Voor het laatst geraadpleegd op 20 mei 2019 van

https://www.elna.nl/nieuws/algemeen/179703/de-hoofdige-boer-wandelt-onze-tijd-binnen-. Entjes, H. ‘A.C.W. Staring, dichter uit Gelders bloed.’ A.C.W. Staring. Dichter en landman –

Regionalist en nationalist. Eds. A. Kamperman en C. Wind. 1e druk. Zutphen: Walburg Pers,

1990: 86-116.

het laatst geraadpleegd op 10 mei 2019 van https://www.ecal.nu/wat-we-doen/streektaal- streekcultuur.

Evers, M. De vormingsjaren van A.C.W. Staring. Brieven en documenten betreffende zijn studietijd in

Harderwijk en Göttingen, 1784-1789. 1e druk. Hilversum: Uitgeverij Verloren, 1996.

Floor, L. & I.E. Salverda.Zelforganisatie in het landelijke gebied. Signalen uit de praktijk.

Wageningen: Wageningen Universiteit en Research Centrum, 2006. Online.

Flooren, M.W.J. Verbindend verleden: Erfgoed, vrije tijd en regionale identiteit. Diss. Vrije Universiteit Amsterdam, 2015. Enschede: Ipskamp Drukkers, 2015.

Franssen, G & R. Honings. ‘Literaire fancultuur in Nederland. Bij wijze van inleiding.’ Spiegel der

Letteren 56 (2014): 243-247.

Frijhoff, W. ‘Het zelfbeeld van de Nederlander in de achttiende eeuw: een inleiding’.

Documentatieblad achttiende eeuw 24 (1992): 5-28.

Frijhoff, W. Religie en de mist van de geschiedenis. Hoe behoefte aan herinnering onze cultuur

transformeert. Inaugurele rede. Radboud Universiteit Nijmegen, 11 september 2009.

‘Wildenborch brengt “Ode aan Staring”’. De Gelderlander (jaargang onbekend), 27 mei 2017. Gorp, B. van. ‘The Constructionist Approach to Framing: Bringing Culture Back In.’ Journal of

Communication 57 (2007): 60-78.

Grootendorst, S. ‘Soms lijkt de hele Achterhoek familie van A.C.W. Staring.’ De Stentor/Gelders

Dagblad (jaargang onbekend), 13 juni 2005.

Heitling, W.H. De Achterhoek. Kris kras langs Berkel en Slinge. 4e druk. Lochem: De Tijdstroom, 1966.

Helsloot, J. ‘Omgaan met een lokale held – Kees de Tippelaar.’ Tijdschrift Historische Kring

Breukelen 16 (2001): 4-13.

‘Honderd jaar geleden stierf Staring.’ Haarlem’s dagblad 57, 2 maart 1940.

Honings, R. De dichter als idool. Literaire roem in de negentiend eeuw. 1e druk. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker, 2016. Print.

Huygens, G.W. ‘A.C.W. Staring 1767-1840’. ‘t Is vol van schatten hier. Eds. A Korteweg en M. Salverda. Amsterdam/Den Haag: De Bezige Bij/Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, 1986: 45-47.

Is Geschiedenis. ‘De geschiedenis van straatnamen.’ (Z.d.): 1 pag. Online. Voor het laatst geraadpleegd op 28 juni 2019 van https://isgeschiedenis.nl/nieuws/de-geschiedenis-van- straatnamen.

Jensen, L. De verheerlijking van het verleden. Helden, literatuur en natievorming in de negentiende

eeuw. 2e druk. Nijmegen: Uitgeverij Vantilt, 2016. Print.

Jong, A. de. De dirigenten van de herinnering. Musealisering en nationalisering van de volkscultuur

in Nederland 1815-1940. Amsterdam: SUN, 2001.

geraadpleegd op 1 juni 2019 van https://www.taylorfrancis.com/books/9781136298561. Kruit, J., I.E. Salverda & K. Hendriks. Regionale identiteit van natuur en landschap. Rapport in

opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Wageningen: Alterra,

2004. Online.

Netwerk Naamkunde. ‘Straatnamen.’ (Z.d.): 1 pag. Online. Voor het laatst geraadpleegd op 28 juni 2019 van http://www.naamkunde.net/?page_id=168.

Nijenhuis, B. De Stentor/Gelders Dagblad (jaargang onbekend), 16 juni 2008.

‘Met boek en busrit maakt de streek zich sterk voor Staring.’ NRC Handelsblad, 10 aug 1990. Omroep Gelderland. ‘Matthijs van Nieuwkerk opent museum STAAL in Almen’. (28 juni 2018): 1

pag. Online. Voor het laatst geraadpleegd op 18 april 2019 van

https://www.omroepgelderland.nl/nieuws/2318790/Matthijs-van-Nieuwkerk-opent-museum- STAAL-in-Almen.

Omroep Gelderland. ‘Staringjaar: speciale wijn, avonden en een museum. Maar wie was hij?’ (2017): 1 pag. Online. Voor het laatst geraadpleegd op 1 mei 2019 van

https://www.omroepgelderland.nl/nieuws/2139912/Staringjaar-speciale-wijn-avonden-en-een- museum-Maar-wie-was-hij.

De Openbare Ruimte. ‘Materieel versus immaterieel cultureel erfgoed.’ (2016): 1 pag. Online. Voor het laatst geraadpleegd op 9 juni 2019 van

https://www.deopenbareruimte.nu/nieuws/materieel-versus-immaterieel-cultureel-erfgoed/. Pickering, M. en E. Keightley. ‘The Modalities of Nostalgia.’ Current Sociology 54 (2006): 919-941. Poortier, R.W. Tollens’ nagalm. Het dichterschap van Hendrik Tollens (1780-1856) in de Nederlandse

herinneringscultuur. Diss. Universiteit van Amsterdam, 2014.

Reijnders, S. Plaatsen van verbeelding. Media, toerisme & fancultuur. Alphen aan de Maas: Uitgeverij Veerhuis, 2011.

Ribbens, K. ‘Hoofdstuk 5: Een stad herdenkt.’ Een eigentijds verleden. Alledaagse historische cultuur

in Nederland, 1945-2000. Hilversum: Verloren, 2002: 175-340.

Richards, G. ‘Cultural tourism trends in Europe: A context for the development of Cultural Routes.’

Impact of European Cultural Routes on SMEs’ innovation and competitiveness. Ed. K.

Khovanova-Rubicondo. Strasbourg: Council of Europe Publishing, 2011: 21-39.

Rigney, A. ‘Plenitude, Scarcity and the Circulation of Cultural Memory’. Journal of European Studies 35 (2005): 11-28.

Rigney, A. ‘The Dynamics of Remembrance: Texts Between Monumentality and Morphing.’ Media

and Cultural Memory. Eds. A. Erll en A. Nünning. Berlijn/New York: Walter de Gruyter,

2008: 345-353.

Schram, D. Stichting Lezen Reeks. Hoe maakbaar is de lezer? Delft: Eburon, 2015.

Online. Voor het laatst geraadpleegd op 6 april 2019 van

https://www.staring.nl/Organisatie/Archief%7CNieuws/tabid/113/itemid/912/amid/489/250- jaar-acw-staring-prijsuitreiking-wedstrijd.aspx.

‘Regio eert.’ De Stentor/Gelders Dagblad (jaargang onbekend), 23 april 2004.

‘Kinderboek De stenensprong speelt in 'oude' Lochem.’ De Stentor/Gelders Dagblad (jaargang onbekend), 15 december 2004.

‘Achterhoek is Staring nog niet vergeten.’ De Stentor/Veluws Dagblad (jaargang onbekend), 21 juli 2005.

De Stentor/Gelders Dagblad (jaargang onbekend), 23 juni 2008.

‘Staring-Herdenking 1840 – 18 augustus – 1940’. Het Vaderland: staat- en letterkundig nieuwsblad (jaargang onbekend), 15 augustus 1940.

Veen, F.R. van. ‘Staring en de Steen van Losser. Het begin van de geologische kartering van Nederland.’ Grondboor & Hamer 2 (1999): 28-32.

Verhoeven, D. Het Gelderse gevoel en de betekenis van grenzen in ruimte en tijd. Inaugurele rede. Radboud Universiteit Nijmegen, 15 oktober 2015.

‘Alles wat je wilde weten over Staring: Staringbeleving 5 juli Vorden.’ Vizier op Bronckhorst (jaargang onbekend), 4 juli 2018.

‘Een pleidooi voor Staring…’ Het Volk: dagblad voor de arbeiderspartij 40. 15 maart 1940. De Wildenborch. ‘Het Romantische jaar 2017: Verdieping en Verbeelding’. (Z.d.): 1 pag. Online.

Voor het laatst geraadpleegd op 8 april 2019 van http://www.wildenborch.nl/staringjaar.php. Winkel, A. ‘Winand Staring, de vader van het landbouwonderwijs in Wageningen.’ De Gelderlander.

(2018): 1 pag. Online. Voor het laatst geraadpleegd op 13 augustus 2019 van https://www.gelderlander.nl/wageningen/winand-staring-de-vader-van-het-

landbouwonderwijs-in-wageningen~a3759fed/?referrer=https://www.google.com/. Withuys, Ch.G. ‘Nederlanden.’ De avondbode 863, 25 augustus 1840.

Bijlage 1: Staringstraatnamen

Staringstraat:

- Aalten (dichterswijk) - Alblasserdam (dichterswijk) - Alphen aan den Rijn (dichterswijk) - Amsterdam (dichterswijk)

- Arnhem (dichterswijk) - Barneveld (dichterswijk) - Den Haag (schrijverswijk) - Doetinchem (dichterswijk) - Eindhoven (dichterswijk) - Enschede (dichterswijk) - Gemert (dichterswijk)

- Gendringen (dichterswijk. Maar wel de grootste/belangrijkste weg binnen de wijk, met daarnaast kleinere wegen met andere dichters)

- Goor (dichterswijk) - Gouda (dichterswijk) - Groningen (dichterswijk) - Haarlem (dichterswijk) - Harderwijk (dichterswijk) - Heemskerk (dichterswijk) - Heerlen (dichterswijk) - Hengelo (O.) (dichterswijk) - Hogezand (dichterswijk) - Lichtenvoorde (dichterswijk) - Maassluis (dichterswijk)

- Nieuw-Vennep (wijk met plantkundigen) - Nijmegen (wijk met adellijken)

- Nijverdal (dichterswijk) - Oldenzaal (dichterswijk) - Oosterhout (dichterswijk) - Oss (dichterswijk) - Putten (dichterswijk)

- San Nicolaas, Aruba (Nederlandse dichterswijk) - Son en Breugel (dichterswijk)

- Terborg (op zichzelf staande straatnaam; geen andere dichters-/schrijverswegen) - Terneuzen (dichterswijk)

- Tubbergen (dichterswijk)

- Ulft (dichterswijk. Maar wel de grootste/belangrijkste weg binnen de wijk, met daarnaast kleinere wegen met andere dichters)

- Utrecht (schrijverswijk) - Venlo (dichterswijk) - Zandvoort (dichterswijk) - Zevenaar (dichterswijk) - Zevenhuizen (dichterswijk) - Zutphen (dichterswijk) - Zwijndrecht (dichterswijk) - Zwolle (schrijverswijk) Staringlaan: - Amersfoort (dichterswijk) - Apeldoorn (dichterswijk) - Ermelo (dichterswijk) - Hilversum (dichterswijk) - Hoogeveen (dichterswijk) - Papendrecht (dichterswijk) - Ridderkerk (dichterswijk) - Roosendaal (dichterswijk) - Soest (schrijverswijk) - Uithoorn (dichterswijk) - Veenendaal (dichterswijk) - Waddinxveen (dichterswijk)

- Wageningen (wijk met landbouwkundigen)

Staringweg:

- Almen (op zichzelf staande straatnaam; geen andere dichters-/schrijverswegen)

- Egmond-Binnen (op zichzelf staande straatnaam; geen andere dichters-/schrijverswegen) - Castricum (op zichzelf staande straatnaam; geen andere dichters-/schrijverswegen) - Lochem (op zichzelf staande straatnaam; geen andere dichters-/schrijverswegen) - Schoorl (op zichzelf staande straatnaam; geen andere dichters-/schrijverswegen)

- Amsterdam (dichterswijk) - Arnhem (dichterswijk) - Heerhugowaard (schrijverswijk) - Rotterdam (dichterswijk) - Winterswijk (dichterswijk) Staringhof: - Hellevoetsluis (dichterswijk) - Kesteren (dichterswijk) - Tilburg (dichterswijk) - Zuidbroek (dichterswijk) Staringpad: - Delft (schrijverswijk) - Leiderdorp (dichterswijk) Staringplantsoen: - Spijkenisse (dichterswijk)