• No results found

3. Het stadsbeeld in het Kunstboek Van Wijnendale Les lieux sont la mémoire, et bien plus: les lieux survivent à la mémoire.

3.4. De stad als kroniek

Als we moeten omschrijven wat een kroniek is, dan krijgen we een vrij literaire definitie, die wijst op een verhaal.

‘Verhaal van historische gebeurtenissen, accuraat weergegeven en in chronologische volgorde gerangschikt.’139

Niets in deze definitie wijst op tekenkunst. In de grond is een kroniek dus een verhaal, een op schrift gesteld relaas van chronologisch geordende feiten over een bepaalde stad of een bepaald gebied. Goetghebuer zelf was geen historicus, maar hij schreef twee historische kronieken, getiteld ‘Biographie Gantoise’ en ‘Voorvallen te Gent’, waarin hij volgens jaartal de belangrijkste historische feiten over zijn stad op een rijtje zette.140 Geen kronieken in de echte zin van het woord,

138 Onder meer gebaseerd op volgend artikel op Onroerend Erfgoed ‘Gent - middeleeuwse stadskern’, laatst

geraadpleegd op 8 mei 2020, https://inventaris.onroerenderfgoed.be/themas/13961.

139 Van Gorp, Lexicon van literaire termen, p. 259.

58

want ze zijn niet opgetekend op het moment zelf, maar breed gezien vermoedelijk met hetzelfde opzet. Deze documenten zijn zeker met de nodige omzichtigheid te behandelen: doordat ze na de feiten werden geschreven kunnen ze de neiging hebben om teleologisch te zijn, en in de 19de eeuw was dat vaak het geval. De geschiedenis diende het hogere doel van het zoeken naar een nationale identiteit.141 Het zijn interessante documenten, want ze vertellen ons onder meer ook hoe de schrijver bij het classificeren van zijn verzameling te werk moet zijn gegaan. Deze handgeschreven overzichten moeten hem het historische kader gegeven hebben om zijn inventarissen goed te kunnen invullen. En zo maken zij ook deel uit van dit verhaal.

Als vierde mogelijke stadsbeeld wordt hier dus de stad als kroniek naar voren geschoven en dat om welbepaalde redenen. We stellen ons vragen over de geschiedenis van de stad Gent, die zich soms vaker door beeld blootgeeft dan door tekst. Voor het gros van de bevolking is een aquarel van Lieven Vander Schelden (afb. 15) veel directer dan een handgeschreven kroniek uit de middeleeuwen. Hier komen we dus in het paragonedebat terecht, waarbij men al van in de oudheid een discussie voert over het overwicht van bijvoorbeeld de schilderkunst ten opzichte van literaire teksten.142 Vermoedelijk is een kunstboek geen kroniek in de letterlijke zin van het woord. En toch kunnen beelden net zo goed het verhaal vertellen. Hier gaan we op zoek naar waar de geschiedenis van de stad komt bovendrijven. We werpen een licht op de verhouding tussen beeld en woord. We bekijken twee genres: portretten en wapens. Daarnaast werpen we een licht op de inscripties en de historische commentaar van Goetghebuer, die eerder in dit betoog al even aangeraakt werden.

Laten we starten met de mensen in het verhaal. In het Kunstboek Van Wijnendale komen veel portretten voor. We zagen in de tabellen in de inleiding dat er maar liefst tien menselijke figuren worden voorgesteld. Het zijn natuurlijk niet zomaar doordeweekse figuren. In dit kunstboek stelt Van Wijnendale enkel de elite voor – reden te meer om te vermoeden dat hij in de hogere kringen van Gent vertoefde. Dit overzicht biedt een lijst van de portretten:

Tabel 10: Portretten

15 Boudewijn de Kale, Graaf van Vlaanderen en zijn echtgenote Elfrida van Wessex (9de eeuw)

16 Arnulf I de Grote, Graaf van Vlaanderen en zijn echtgenote Aleidis van Vermandois. (9de eeuw)

17 Lutgard van Vlaanderen, dochter van Arnulf de eerste. 18 Dagobert I, Koning van Frankrijk, stichter van de Sint-

Pietersabdij. (7de eeuw)

19 Mathilde, dochter van Arnulf I.

20 Arnulf II, Graaf van Vlaanderen, en zijn echtgenote Suzanna van Lombardije.

21 Gisela van Luxemburg, zus van Otgiva van Luxemburg.

141 M. Boone, Historici en hun métier. Een inleiding tot de historische kritiek (Gent: Academia Press, 2015), p. 8. 142 Van Gorp, Lexicon van Literaire termen, p. 342.

59

22 Boudewijn IV met de baard, Graaf van Vlaanderen, en zijn echtgenote Otgiva van Luxemburg

25 Filips II, als grootmeester van het Gulden Vlies, gekleed in het wit/ rood op de derde dag van het kapittel te Gent in 1559. 26 Filips II, als grootmeester van het Gulden Vlies, gekleed in het

zwart op de tweede dag van het kapittel te Gent in 1559

In de dubbelportretten valt op dat de man steevast links wordt afgebeeld en de vrouw rechts. Zij staan naar elkaar toe gericht, maar kijken wel in de richting van de kijker – alsof ze voor dit portret geposeerd hebben. Boven elke figuur staan één of twee wapenschilden en ook een inscriptie. Soms staat er bij het wapenschild een datum in een erg klein cursief handschrift, dat is er vermoedelijk naderhand bij geplaatst. Een voorbeeld, van Boudewijn de Kale en zijn vrouw Elfriede, dochter van Engeland, van nader bekeken (deel II, tek. 15):

De inscriptie vermeldt de namen, de wapenschilden en een onderschrift, waarin wordt verteld waar de schilder de portretten nageschilderd heeft:

Dese vijf personen hinghen aldus gheconterfeyt in de voornoemde abdije achter in onse Vrauwe capelle ende laghen aldaer begraeven elc onder eenen blauwen saerck syde an syde.

Ook het Latijnse grafschrift werd onderaan mee gekopieerd. Deze combinatie van woord en beeld vertelt een heel verhaal waarin de personen en hun waarde voorop staan. Er wordt ook verteld waar

Afb. 22, Arent Van Wijnendale, Boudewijn II, graaf van Vlaanderen en zijn echtgenote. Archief Gent.

60

ze zich bevonden: in de O.L.V.-kerk van de Sint-Pietersabdij. In de 16de eeuw heeft zo’n beeld dus weer veel belang als commemoratief beeld, maar ook als het verhaal achter de stenen van de stad. Goetghebuer verzamelt deze beelden in zijn collectie in 1840, maar hij heeft ze ook zelf gekopieerd en aan zijn verzameling toegevoegd.143 Er zijn twee mogelijkheden. Ofwel zag Goetghebuer het Kunstboek Van Wijnendale bij de vorige eigenaar Delbecq en tekende hij ze daarvan over, ofwel

tekende hij ze nadien uit zijn eigen collectie over. Beide pistes getuigen van een gegronde poging van historisering en documentering van de geschiedenis van zijn stad. Ook hier leeft weer een beeld uit de 16de eeuw – en vroeger – in de 19de eeuw door. Hier ligt de bedoeling grotendeels parallel: het is een getuigenis van een heroïsch verleden, dat niet vergeten mag worden.

Het portret van Dagobert wijkt een beetje af van de rest (deel II, tek. 18). Het is de enige figuur die zittend wordt afgebeeld. Hij draagt een rode koningsmantel en houdt een zwaard en een schild in de handen en zowel boven als onder staan een inscriptie.

Onder de figuur worden nog eens alle andere begraven personen vernoemd. Dat het Kunstboek Van

Wijnendale naam en faam had, wordt door volgend opmerkelijk feit verduidelijkt. Anthonio De

Succa (voor 1567-1620), werd in Antwerpen geboren en reisde in dienst van Albrecht en Isabella

143 Atlas Goetghebuer, L25/3a, 3b, 4a, 4b.

Afb. 24, Anthonia de Succa, Memoriën, 62r. Koninklijke Bibliotheek Brussel.

61

doorheen de Lage Landen op zoek naar portretten voor zijn boek ‘Memoriën’.144 Zijn boek is veel schetsmatiger dan het Kunstboek Van Wijnendale, en het bevat ook veel meer tekst. In Gent bezocht hij het huis van Christoffel Van Huerne en keek daar het boek van Arent Van Wijnendale in.145 Comblen-Sonkes stelt terecht dat Arent Van Wijnendale nauwgezetter en waarheidsgetrouwer tekende dan De Succa, die soms een loopje nam met de werkelijkheid.146 Dat is duidelijk zichtbaar in onderstaande afbeelding uit zijn boek (afb. 24).

Een laatste categorie van beelden vormen de wapenschilden. In het Kunstboek Van Wijnendale bevinden zich drie wapenschilden: van Simon van Mirabello, de eerste ruwaard van Vlaanderen, van Filips de Goede en van Christiaan III, de koning van Denemarken. Deze tekeningen gaan dieper in op een ander aspect van geschiedschrijving, namelijk de heraldiek.

Van wapenschilden kan niet meer historiek uitgaan. Ze staan symbool voor macht en aanzien. De wapenschilden beelden zonder woorden uit waarvoor de personen staan die hen bezitten. Simon de Mirabello, Filips de Goede en Christiaan II of III, waren allemaal mannen met veel macht en aanzien en dat uit zich ook in hun schilden.147 De schilden van Filips en Christiaan vertonen qua opbouw grote gelijkenissen. Het schild van Simon lijkt misschien wat eenvoudiger, maar hij was dan ook niet van koninklijken bloede. Toch kunnen wij ook deze beeltenissen zien als een kroniek. We

144 Chr. Van den Bergen-Pantens, ‘Biografie van Anthonio De Succa, in : Combles-Sonkes, Memoriën van

Anthonio De Succa (Brussel: Koninklijke bibliotheek Albert I, 1977), p. 1-14.

145 Comblen- Sonkes, p. 55. 146 Comblen-Sonkes, p. 55.

147 Het bijschrift bij de tekening is niet eenduidig, net als de heraldische elementen van beide koningen die door

de tekenaar door elkaar gehaald zijn.

Afb. 25, 26 27, Arent Van Wijnendale, Wapen van Simon Van Mirabello, Christiaan II of III en Filips de Goede, Archief Gent.

62

herinneren ons hierbij ook de wapenschilden van de ambachten in het panorama van Pieter de Keysere van in het begin van deze scriptie en zo is de cirkel bijna rond. Mochten de tekeningen ontbrekende wapenschilden nog ergens opduiken, dan zou dat echter een heel ander licht op dit genre kunnen werpen.

De inscripties die bij de meeste tekeningen aanwezig zijn, vormen nog een groot enigma. Zoals reeds eerder gesteld, is er vaak sprake van maar liefst vier verschillende handschriften. We nemen als voorbeeld de Sint-Veerlekerk (deel II, tek. 36).

Deze schriften zijn allemaal minuskelschriften.148 Het bovenste is een late gotische minuskel, een geposeerder schrift, wat betekent dat de scribent dit trager en met meer aandacht opschreef. Het onderste schrift is een humanistische minuskel. Het kan zijn dat het eerder werd geschreven dan de eerste regels, de bovenste, maar dat is moeilijk staafbaar zonder degelijk gespecialiseerd onderzoek naar papier, inkt en conservatie.

Ook het bijschrift ‘In wesen’ stelt problemen. Het is duidelijk een datering en de 1580 lijkt erbij te horen, maar de vraag wie dit heeft toegevoegd, staat ook in het rijtje van enigmatische vraagtekens. Het kan Van Huerne zijn, maar evengoed ook Van Wijnendale. Het is interessanter om te focussen op wat er inhoudelijk staat, iets wat duidelijk wijst op een behoefte om een

zekere historiek bij te houden over het gebouw dat op de tekening afgebeeld staat. En dat doen alle inscripties samen als geheel. In dit geval wijzen ze op een soort evolutie: ze geven een soort diachronie weer: van wanneer het gebouw er stond tot wat er later mee is gebeurd. In die zin vormen zij ook een waardevol soort ‘kroniek’ en zijn ze een uiting van die drang om op te tekenen wat er nog was en wat weg was. Op die manier doet het er ook niet zo toe, wanneer het getekend werd en door wie die bijschriften werden toegevoegd.

148 Hierbij gaat mijn dank uit naar prof. Dr. Els de Paermentier voor de hulp bij het identificeren van deze

handschriften.

Fig. 28, Arent Van Wijnendale, Sintveerlekerk (afgesneden), Archief Gent.

63

Dat ze allemaal samen op de tekeningen worden aangebracht, is een interessant feit, maar zeker niet ongewoon. Goetghebuer schrijft dan wel onder of boven de tekening, en misschien zelfs ook op het wapenschild van Filips de Goede (cf. supra), maar ook in de 19de eeuw zijn er voorbeelden te vinden van tekeningen waarop bijvoorbeeld nadien door een andere hand aantekeningen zijn aangebracht. Zo zijn op de inventarissen van Goetghebuer zelf ook aantekeningen aangebracht in de marge, soms zelfs hele stukken doorgehaald, waardoor ze blijkbaar meer als een soort werkdocument werden gezien.149

Tenslotte wijden we nog een korte beschouwing aan de historische notities die Goetghebuer in de 19de eeuw bij zijn collectie maakte. Uit het overzicht blijkt vooral dat hij zich voornamelijk op 19de- eeuwse bronnen beriep en voorts dat hij zich niet altijd aan het onderwerp hield (zie bijl. 2). Vaak week hij van de iconografie van de prent af en haalde hij andere historische feiten of elementen aan. Een diepgaande studie van deze geschriften is zeker nodig om na te gaan of deze feiten wel kloppen. Wat wel kan afgeleid worden, is dat Goetghebuer zich hierbij beriep op de bestaande, eigentijdse literatuur en dat dit dus altijd een 19de-eeuwse interpretatie is en dus niet noodzakelijk correct. Daarenboven was de verzamelaar geen historicus, maar een architect met een passie voor de geschiedenis van zijn stad. In die zin kunnen we zeker

spreken van een soort ‘kroniek met beelden’. Dergelijke bronnen zijn altijd gekleurd en moeten dus met omzichtigheid worden behandeld. Zij zijn echter wel van onschatbare waarde om een tijdsgeest te bestuderen en een gedachtengang na te gaan, zoals hier bijvoorbeeld blijkt bij de historische notitie over de Sint-Veerlekerk, waarbij Goetghebuer het onder meer heeft over glasramen uit de 14de eeuw en de ambachtsman die ze vervaardigde. In dit voorbeeld zijn twee notities na elkaar opgenomen, namelijk die bij het wapen van Simon van Mirabello.

De bron die Goetghebuer hiervoor gebruikte is zowel de Messager des Sciences et des Arts, waarop hij een abonnement had, maar vermoedelijk zag hij ook de stadsrekening waarvan hij nota maakt.150

149 Deze bevindingen maakte ik in Archief Gent, waar vermoedelijk een archivaris in het begin van de 20ste eeuw

deze aantekeningen maakte. Wie dat precies was, is nog niet aangetoond.

150 De notities en rekeningen van de Messager des Sciences bevinden zich in de universiteitsbibliotheek onder het

nummer BHSL.HS.4105.

Fig. 29, Pierre-Jacques Goetghebuer, historische notitie bij de tekening van de Sint-Veerlekerk, Archief Gent.

64

In dit onderdeel werd nagegaan hoe het Kunstboek Van Wijnendale als kroniek kan worden gezien op de twee doorsnedes die we in dit betoog maken: de 16de en de 19de eeuw. Een kroniek in de letterlijke zin van het woord is het niet, maar het is wel een historische getuigenis die in zich een mooie spanning tussen de geschiedenis van de afgebeelde gebouwen, portretten en grafmonumenten draagt. Het ontstaan ervan in de 16de eeuw en het verzamelen in de 19de eeuw zijn elk op hun manier een getuigenis van die geschiedenis. Het blijft in casu zeker een egodocument en vanuit een bepaalde tijdsgeest te interpreteren. Desalniettemin heeft dit kunstboek als combinatie van tekeningen, tekst, datering en getuigenis zeker kenmerken van een kroniek, maar staat het als kunstgenre daar wel los van.