• No results found

3. Het stadsbeeld in het Kunstboek Van Wijnendale Les lieux sont la mémoire, et bien plus: les lieux survivent à la mémoire.

3.2. De stad als getuige

In dit betoog kwam al naar voren dat steden zowel in de 16de als in de 19de eeuw in volle beweging waren. Dat was zeker ook het geval voor Gent. In de 16de eeuw waren er de godsdienstoorlogen en het iconoclasme dat daarmee gepaard ging.101 Er was veel verloop, vooral na de val van Gent in 1584 en die van Antwerpen in 1585. Die onrust was niet nieuw. Afbraak, verval en tot puin herleide bouwwerken moeten al vanaf 1570 schering en inslag geweest zijn en afhankelijk van je overtuiging, was je genoopt te vluchten naar een gebied met wat meer tolerantie. Ook Gent probeerde de Spaanse troepen zoveel mogelijk te mijden en deed dat door het leger van Oranje in de stad te verwelkomen. In 1576 werd de historische pacificatie van Gent ondertekend op het stadhuis. In 1578 lokte Jan Van Hembyze de calvinisten terug naar Gent en kwam er een tweede golf van agressie tegen katholieken en hun materiële cultuur.102 Het calvinistische bestuur was echter niet zo slecht op het sociale en culturele vlak. Hier zien we onder meer de opkomst van de

civic religion, waarbij stedelijke waarden verbonden werden met religie (zie supra, de bespreking van het panorama van Gent, p.x).103 Of Van Wijnendale toen in de stad was, is niet geweten. Als hij in 1580 in het katholieke Alkmaar was, zou het heel goed kunnen dat hij rond 1578 uit Gent vertrok, net omwille van die woelige periode. Veel Zuid-Nederlandse kunstenaars en wetenschappers waren al weggetrokken in de richting van Duitsland of de Noordelijke Nederlanden en zochten daar hun heil. De kunstenaars die in de Zuidelijke Nederlanden bleven, hielden zich gedeisd en aten soms van twee walletjes. Er zijn genoeg protestantse kunstenaars te vinden die ook voor een katholieke opdrachtgever werkten. In een tijd waarin zoveel zekerheden op losse schroeven stonden, lijkt het logisch dat een economisch principe op een levensbeschouwing primeerde.104 Bovendien behoorden kunstenaars al vaker tot een beter opgeleide elite en waren ze misschien niet zo snel te intimideren als de minder geschoolde massa. Arent Van Wijnendale bevond zich tussen 1570 en

101 D. Freedberg, The power of images. Studies in the history and theory of response (Chicago: The University of

Chicago Press, 1991), hoofdstuk 14, p. 385.

102 A.L.Van Bruaene, ‘Een religieuze republiek en citadel.16de tot 18de eeuw’, in Gent, een stad van alle tijden,

red. Marc Boone en Gita Deneckere, (Gent: Mercatorfonds/STAM, 2016), p. 97-143. Johan Van de Wiele, Gent, de kracht van een stad, Gent: ARV, 2016, p. 125-149. Zie ook: A.L. Van Bruaene en G. Marnef, ‘Civic Religion’, in: Gouden eeuwen. Stad en samenleving in de Lage Landen 1100-1600 (Gent: Academia Press, 2016), p. 165- 203.

103 A.L. Van Bruaene, ‘Een religieuze republiek en citadel’, p. 114.

104 D. Freedberg, ‘Art after Iconoclasm. Painting in the Netherlands between 1566-1585’, in: Art after iconoclasm. Painting in the Netherlands between 1566-1585. Ed. K. Jonckheere en R. Suyckerbuyk (Turnhout: Brepols, 2012), p. 25 e.v.

42

1592 in Gent, met uitzondering van de reis naar Alkmaar in 1580. De reden om terug te keren naar Gent zal vermoedelijk zijn positie als stadsschilder geweest zijn. Hij was er ook gehuwd en had een dochter, Barbara. Een gezin is allicht ook een reden waardoor op reis gaan minder evident was. Misschien leidde hij een atelier of werkte hij samen met andere schilders. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het overgrote gedeelte van de overgebleven tekeningen in het Kunstboek Van Wijnendale Gentse sites afbeelden.

In de 19de eeuw was het klimaat in Gent niet minder getroebleerd. Zoals al eerder aangehaald, groeide Goetghebuer op onder wisselende overheden: hij werd geboren onder de Oostenrijkers, maakte de Franse bezetting – en de daarop volgende ‘beeldenstorm’ aan vernietiging en vooral ontvreemding van kerkelijk erfgoed mee – nadien gevolgd door het Napoleontische bewind en de Hollandse periode, om te eindigen onder de vlag van het nieuw opgerichte België. Goetghebuer reisde in tegenstelling tot Van Wijnendale vaak in de Lage Landen en in Europa: er is sprake van diverse reizen naar Parijs, naar Fontainebleau en allicht ook Italië.105 Bovendien trok hij tussen 1817 en 1827 de Lage Landen door om de tekeningen voor zijn Choix des Monumens te maken.106 Gent was in die eerste helft van de 19de eeuw een stad in grote transformatie. Als bakermat van de Industriële Revolutie op het vasteland vond de stad haar manna in de katoenindustrie, met Lieven Bauwens op kop, die al in 1800 de ‘mule’ Jenny het kanaal over had gesmokkeld.107 Dat leidde in de 19de eeuw tot de groei van het werkvolk, stevig gescheiden van een verfranste elite, waartoe Goetghebuer behoorde. Goetghebuer documenteerde vanaf 1820-25 met niet aflatende ijver zijn stad en de grote veranderingen die er zich in voltrokken.

De stad als getuige vertrekt vanuit de stad zelf. In geschiedenisboeken zijn alle gebeurtenissen bevroren. Hoe kan een stad historisch in beweging zijn? Welke tekeningen getuigen van die beweging, welke van stilstand? We buigen ons over het fenomeen van de ideale en de werkelijke stad. Hoe realistisch is zo’n stadsbeeld? Welke dialectiek zit hierachter? Jacques Le Goff onderscheidt de materiële stedelijke ruimte en de mentale representatie hiervan in woord en beeld.108 Zowel in de tekeningen van Van Wijnendale als in de collectie van Goetghebuer vinden

105 Hiervan getuigen 14 inventarissen en brieven in Archief Gent.

106 Choix des monumens, édifices, et maisons les plus remarquables du royaume des Pays-Bas, uitgegeven in 1827,

opgedragen aan Willem I was een architecturaal werk door Goetghebuer samengesteld tussen 1817 en 1827. Zie ook Bart Verschaffel, ‘Unknown Drawings by Giovanni Battista Piranesi, Charles-Louis Clérisseau and Lieven Cruyl in the ‘Album Goetghebuer’’, in: De Meyer D, Verschaffel B, Cierkens P-J, red. Aspects of Piranesi : essays on history, criticism and invention. Ghent, Belgium: A&S/books; 2015. p. 161. Een mooi ingekleurd exemplaar van dit werk bevindt zich in Archief Gent.

107 G. Deneckere, ‘Stad van industrie en arbeid. 19de- tot 20ste eeuw’, in: Gent, een stad van alle tijden, red. Marc

Boone en Gita Deneckere, (Gent: Mercatorfonds/STAM, 2016), p. 147.

108 J. De Rock, ‘De stad verbeeld. De representatie van stedelijke ruimte in de late middeleeuwen en vroegmoderne

43

we beide terug. Welk effect hadden de historische gebeurtenissen op de weergave van de stad in de kunst? Welk aspect voegen religie en twist toe? De tekeningen in het Kunstboek Van Wijnendale zijn stilzwijgende getuigen van die wervelende veranderingen, die vooral achterliggende religieuze oorzaken hadden: gebouwen werden moedwillig vernietigd door de beeldenstormers. Zij doen denken aan de rood-zwarte tekeningen op oud-Griekse vazen: niet de actie wordt afgebeeld, maar het moment ervoor, of net erna. Dat creëert een interessant spanningsveld: we kijken naar een gebouw dat er niet meer was op het moment van de tekening. Naast gebouwen werden ook veel grafmonumenten door Van Wijnendale vereeuwigd. Welke figuren werden hierop uitgebeeld? Wat hebben zij met Gent en haar geschiedenis te maken? Wat vertellen deze beelden ons later over de 19de eeuw? De vooruitgang eist haar tol in mensenlevens en ook maakt Gent een aantal pandemieën door. De industrie wringt zich een plaats in het historische stadskluwen en dat heeft een grote impact op de beeldcultuur. In beide tijdperken kan het gebouw – of wanneer het gebouw is verdwenen – fungeren als een lieu de mémoire. Toen Pierre Nora de term bedacht, wist hij wellicht niet welk vlindereffect zijn theorie binnen de geschiedenis teweeg zou brengen.109 Dat fysieke plekken van een land of territorium ook associaties oproepen, is immers een serieuze betekenisverbreding van een fysieke locatie.110 De term an sich is ontleend aan de antieke wereld (de loci memoriae), bewijs te over dat mensen al eeuwen bezig zijn met het bedwingen van de grenzen van de sterfelijkheid.111 De duizenden memento mori in de schilderkunst zijn daar stille, maar dwingende getuigen van.

Een getuige van een aantal van deze veranderingen moet Arent Van Wijnendale zelf geweest zijn. Hij tekende een aantal gebouwen zoals zij vroeger waren. Of hij ze met eigen ogen zag en dus als ooggetuige - eyewitness - kon fungeren, is niet duidelijk, enkel voor de graven in de kerk van de Dominicanen werd dit door Vander Haeghen geponeerd.112 Omwille van dit laatste aspect nemen we hier ook de recent herontdekte tekening van een ‘hende met vier vloghels’, een eend met vier vleugels op. Deze tekening is de enige die door Arent Van Wijnendale met naam is gesigneerd, maar ze is om meer dan één reden interessant, vandaar dat ze het beginpunt vormt van dit onderdeel: een wel heel merkwaardig hors-d'oeuvre.

van bibliotheken en archiefinstellingen heb ik bepaalde hierin vermelde interessante werken niet meer kunnen raadplegen en baseer ik me op de uitleg die in dit artikel voorkomt.

109 Het 'butterfly effect' van de Amerikaanse wiskundige en meteoroloog Edward Lorenz (1917-2008) zegt dat de

vleugels van een vlinder kilometers verderop een tornado kunnen veroorzaken. Deze uitdrukking wordt ook figuurlijk gebruikt, zoals hier het geval is.

110 J. Tollebeek, 'Vaut le voyage': de Belgische plaatsen van herinnering’, in België, Een Parcours Van Herinnering, red. Johan Tollebeek, Geert Buelens, Gita Deneckere, Chantal Kesteloot en Sophie De Schaepdrijver (Amsterdam: Bakker, 2008),p. 15.

111 J. Tollebeek, 'Vaut le voyage', p. 14.

44

De tekening van de ‘Hende met vier vloghels’ (deel II, tek. 41) werd door Arent Van Wijnendale in Alkmaar gemaakt in het jaar 1580. In dat jaar zag deze kleine Noord-Nederlandse stad er op een kaart ongeveer zo uit. De kaart getuigt van de waterlinie die werd gecreëerd als verdedigingsmiddel.

Was hij dan toch militair spion en erop uitgestuurd om tekeningen van routes te maken? Misschien is hierdoor te achterhalen welke route Van Wijnendale precies heeft genomen op zijn reis naar Alkmaar. Omdat hier geen bronnen over zijn – de tekening, die pas een paar maanden geleden opdook is de enige aanwijzing dat hij daar was – kunnen we hier geen concretere uitspraken over doen. Misschien werd de grond in Gent hem rond die tijd te heet onder de voeten en trok hij een tijd rond naar het Noorden, zoals ook Van Mander dat deed.113 Hij kan in Middelburg geweest zijn, want dat was een soort grenspost met veel migratieverkeer.114 Misschien bezocht hij een aantal Gentse immigranten die sinds 1578 in Alkmaar verbleven? Archiefbronnen aldaar vermelden een vijftal Gentenaren die tussen 1577 en 1580 poorter zijn geworden.115

113 W. Th. Kloek, ‘The Migration from South to North’, in: Dawn of the Golden Age: Northern Netherlandish Art,

1580–1620, ed. G. Luijten, et al. (New Haven, 1993), p. 55–60.

114 Kloek, idem.

115 Poorterboek Alkmaar periode 1538-1598, inventaris 327, Regionaal Archief Alkmaar.

Afb. 16, Graafschap Holland rond 1500, Sebastiaan Münster, Cosmographia Universalis, s.n. Beeldbank Regionaal Archief Alkmaar.

45

Tabel 6: Poorterboek Alkmaar periode 1538-1598, inventaris 327

Jaartal Naam Voornaam Familienaam Plaats van

oorsprong

Beroep

1543 Jacob Jacobsz Ghendt meester,

steenhouder

1560 Willem Fieraerts Jansz Gendt

1563 Jan Jelis Gendt

1563 Bruyn Gent

1563 Lieven Lyevesz Ghendt

1568 Jan Anthonisz Gent

1568 Jan Diedericksz Gent

1568 Jan Jansz Gent

1568 Ullendonck, van Karel Gent

1577 Gherit Raphelsz Ghendt

1577 Jan Jansz Ghendt

1577 Ariaen Lourisz Ghendt

1577 Cabellau Michiel Ghent wollenwever

1579 Mari Carelsdr Ghendt

1582 Boijs, die Hans Gent

1584 Kienis Jan Gendt

1584 Steven Jansz Gendt

1586 Lovendijck, van Jan Gendt

1586 Wettinghe, van Jan Gent

1587 Jan Jorisz Gendt

1587 Heijman Anthonis Gendt

1588 Jan Bauwens Gent cruemer

1588 Lieffue Jacobsz Gent suivelcoper

1590 Jan Willemsz Gendt

1590 Waerborch Jan Gendt

1594 Dorenslaen Lieven Gendt

1596 Biesman Willem Gendt

1596 Jacob Jacobsz Gendt

1596 Sarvaes Cornelisz Gendt

1597 Gerrit Jansz Gent kramer

Deze lijsten bieden een interessante kijk op hoeveel Gentenaren er in die periode voor langere tijd naar de stad Alkmaar gingen en daar poorter werden. Het zou heel goed kunnen dat Van Wijnendale daar iemand kende en daar zijn heil zocht. De historiek van Alkmaar past in dat verhaal. Alkmaar stond bekend als de meest katholieke stad van Holland. In 1572 namen de Geuzen de stad over en kwamen de kerken in de handen van felle calvinisten, die niet zoveel aanhang hadden. Ook na de reformatie bleef het aantal katholieken in deze stad groot.116

46

Het kan natuurlijk ook dat de schilder gewoon op doorreis was. Hij kan de ‘hende’ ook onderweg gezien hebben, toevallig in de buurt van de stad Alkmaar.

De tekening is interessant omwille van drie elementen: het ooggetuigschap, het groeiend

zelfbewustzijn van de humanistische kunstenaar en het tekenen naer het leven. We lichten dit toe

aan de hand van de inscriptie.

In het eerste deel van de inscriptie beschrijft Van Wijnendale wat hij heeft gezien en waar hij het gezien heeft: een eend (of duif) met vier vleugels die in Alkmaar leefde. Hij wist nog meer achtergrond want van die vogel werd blijkbaar beweerd dat zij uit ‘Indien Orient’ was meegebracht.117 Naast deze informatie zegt hij ook maar liefst twee keer dat hij, Ic, Arent Van Wijnendale, dit dier heeft gezien, getekend en de tekening meebracht naar Gent in het jaar 1580.

Van de middeleeuwse kunstenaars is Jan Van Eyck vermoedelijk de meest bekende die zelfbewust zijn werk begon te signeren met zijn naam en zijn leuze. Dat kwam in die periode nog niet zoveel voor. Deze signering is dus ook een bewijs van het feit dat Van Wijnendale zich als zelfbewuste, erudiete kunstenaar op die grens tussen late middeleeuwen en vroegmoderne tijd bevond. Een feit dat dit ook staaft, is de kleine inscriptie naast de tekening rechts, bijna niet zichtbaar: ‘copie per me

ego’, wat opvallend is, omdat het de enige zin in het Latijn is die Van Wijnendale zelf heeft

toegevoegd en niet gewoon heeft overgenomen, zoals bijvoorbeeld bij de grafmonumenten. Dit interessante zinnetje vertelt ons iets over de reden waarom de kunstenaar dit dier tekende: voor zichzelf.

117 In onderdeel 3.5. gaan we kort dieper in op de twee buitenbeentjes in deze reeks, met name op de fascinatie

47

Van de pro memorie gaan we over naar de gebouwen en sepulturen. Vooral de gebouwen die afgebroken werden in de tijd van Van Wijnendale zelf, vormen een lieu de mémoire. De tekeningen werden wellicht met opzet gemaakt om niet te vergeten. Ze zijn te mooi uitgewerkt om als pure schetsen benoemd te worden, waardoor de vraag naar het doel van dit kunstboek weer naar boven komt borrelen. Er zijn een paar plausibele mogelijkheden. Als de duif en de draak tot het kunstboek behoorden, dan waren misschien alle tekeningen wel gewoon voor eigen gebruik bedoeld. Maar evengoed kan dit boek een bestelling geweest zijn van een opdrachtgever. Het feit dat Van Huerne het kocht in veiling van de nalatenschap van de schilder, is een argument dat voorgaande theorie tegenspreekt. Bovendien is er geen bestelling teruggevonden, noch een bewijs van een betaling. Het kunstboek roept zoals reeds aangegeven verschillende getuigen op, vooral kerkelijke, katholieke gebouwen, die door geweld zijn neergehaald. Zo is er het voorbeeld van de abdij van Sint-Baafs (zie deel II, tek. 29). Deze abdij werd in 1540 door Karel V tijdens de gevolgen van de Carolijnse Concessie afgebroken .118

118 M. Boone, ‘Een middeleeuwse metropool’, in: Gent, stad van alle tijden, p. 92.

Afb. 17, Arent van Wijnendale, Abdij

van Sint-Baafs,

48

In de vroege 16de eeuw was Gent een woelige plek, met veel politieke en godsdienstige onrust. Karel pakte zijn geboortestad hard aan, wat vooral politiek werd gevoeld. Hij temperde de macht van de ambachten gevoelig door hun rechten stevig in te dijken, sloopte de 14de-eeuwse stadswal en richtte een dwangburcht op, het Nieuw Kasteel, later bekend onder de naam Spanjaardenkasteel

(zie afb. 20).119 De religieuze consternatie werd pas veel later definitief de kop ingedrukt: pas met de komst van Farnese in 1584.120 In die omwentelingen werd dus ook de Sint-Baafsabdij gesloopt. Dat Van Wijnendale deze afbraak in levenden lijve zou gezien hebben, is in theorie mogelijk, maar zoals reeds aangehaald, niet erg plausibel. Daaruit kunnen twee dingen afgeleid worden. Ten eerste bewijst het dat Van Wijnendale ook de historiek van de stad waar hij verbleef en stedeschilder was, kende en tekende. Vervolgens is die tekening daardoor ook in de eigen tijd een getuigenis, een lieu

de mémoire. Hij beeldt af wat vergaan is, maar nog doorleeft in de harten en zielen van de

Gentenaars. Hierdoor krijgt ook de tekening van de ruïne van de abdijkerk, die al model stond als voorbeeld voor een vedute-achtig stadsbeeld, waar Van Wijnendale duidelijk 1580 bij heeft geschreven, een extra dimensie. Het is een wonde, die doorleeft in de maatschappij. Beide tekeningen ontstonden vermoedelijk tussen 1570 en 1580. Ook al zal het documenteren en getuigen de hoofdrol spelen, toch kan hier misschien ook een vorm van verdoken kritiek een rol spelen. Dat Van Wijnendale vooral religieuze katholieke gebouwen afbeeldt, die dan ook nog verdwenen zijn, maakt het bepalen van zijn religieuze overtuiging echter niet eenvoudiger. Toch lijkt hij veeleer katholiek te zijn geweest. Daarop wijzen verschillende elementen: het maken van een kunstboek met zoveel katholieke gebouwen, de vermoede afkomst van Gouda en de reis naar Alkmaar, beide katholieke bolwerken en het feit dat hij niet voorkomt op de Lijst van de Raad van Beroerten, noch op de lijst van de Returns of the Aliens.121

In de 19de eeuw kent Goetghebuer door zijn collectie de geschiedenis van zijn stad door en door. Hij verzamelt verwoed – vooral 19de-eeuwse interpretaties van die geschiedenis. De Romantiek was een periode waarin vooral werd gezocht naar identiteit en die werd gevonden in helden en gebouwen van vroeger, zeker als er in de stad nog duidelijke resten van die gebouwen konden worden aangetroffen. Ook Goetghebuer gaat hier documenterend te werk. De Gentse binnenstad transformeert snel door de oprukkende industrie en heel wat oudere bouwwerken gaan tegen de vlakte. Goetghebuer is niet tegen de vooruitgang, integendeel. Zo uit hij zijn genoegen over het uitzicht op industrie vanaf het Paviljoen van Hingene, dat hij tekent voor zijn Choix des

119 A.L. Van Bruaene, ‘Een religieuze republiek en citadel’, in: Gent, stad van alle tijden, p. 102. 120 M. Boone, ‘Een middeleeuwse metropool’, p. 92.

121 Aten, Diederik, red, Geschiedenis van Alkmaar. A. Verheyden, Le Conseil Des Troubles: Liste Des Condamnés: 1567-1573 (Bruxelles: Palais des Académies, 1961), Kirk en Kirk, Returns of aliens dwelling in the city and suburbs of London from the reign of Henry VIII to that of James I (Aberdeen: University press, 1900).

49

Monumens.122 Ook Goetghebuer blijkt niet zo gemakkelijk binnen één overtuiging vast te pinnen, niet religieus, maar politiek. In dat opzicht blijkt Goetghebuer er vooral op uit om economische belangen te verdedigen. Zo tekent hij bijvoorbeeld tijdens zijn studiejaren een erecolonne voor Napoléon, maar is hij wel een van de eersten die in 1815 naar het slagveld trekt om daar een kaart van de veldslag van Waterloo te gaan tekenen.123 Hij biedt Willem I zijn Choix des Monumens aan, die hij aan de koning heeft opgedragen, maar schrijft tegelijkertijd naar Anton Reinhard Falck (1777-1843), Algemeen Secretaris van Willem I, een vernietigende brief over het feit dat de koning de grenzen met Frankrijk sloot, zodat Goetghebuer voor zijn drukwerk niet meer tolvrij naar Parijs kon. Zowel tussen 1815 en 1830, als in 1830 onder Leopold I, kreeg hij een document waardoor hij tolvrij over de grenzen kon trekken.124