• No results found

SpeeLNatuur paSt bij beLeidSdoeLeN VaN

In document Speelnatuur in de stad. Hoe maak je dat? (pagina 152-155)

Onderwijs

Door natuur- en milieueducatie (NME) voor schoolkinderen verbetert de latere houding en het gedrag ten aanzien van natuur en milieu aantoonbaar (Jansen e.a. 2006). Dit lange termijn effect maakt het aantrekkelijk om NME overal als een vast onderdeel in het basisonderwijs in te voeren. Speelnatuur binnen handbereik maakt het scholen veel gemakkelijker om deze taak te realiseren.

Praktisch kenniscentrum

Een praktisch kenniscentrum ontsluit de ervaring met en de kennis over speelnatuur. Een open netwerk voedt het centrum en bestaat uit:

• speelnatuurwerkers;

• andere professionals (pedagogen, biologen, ontwerpers, aannemers/ hoveniers, leerkrachten/ kinderleidsters, nme-medewerkers);

• leken (de kinderen zelf, hun ouders, betrokken bewoners). Zo kan er meer en betere speelnatuur komen. Praktijk en theorie zitten hier samen. Het centrum werkt vraaggericht en adviseert zowel naar boven als beneden. Naar boven adviseert het kenniscentrum de overheid beleidsmatig, naar het veld als praktische raadgever, naar het bedrijfsleven als bemiddelaar. Het heeft een landelijke taak en coördineert regionale steunpunten (zie verder hoofdstuk 6).

Borging kwantiteit speelnatuur

Speelruimte komt vaak in het gedrang bij (her)inrichtingsplannen (Aarden, 2006). Gemeenten moeten een goede beleidsmatige onderbouwing hebben van het belang van buitenspeelruimte, om een tegenwicht tegenover andere ‘sterke’ bestemmingen te bieden (Van der Loo e.a., 2006:28). De minister van VROM adviseert gemeenten om 3% van nieuwe bouwlocaties als buitenspeelruimte te reserveren. Dit is niet dwingend, omdat

het in strijd is met de eigen rol van gemeenten hierin. En omdat het niet per se de kwaliteit van de speelruimte ten goede komt. Onder meer Rotterdam heeft daarom een eigen, genuanceerdere spreidingsnorm ontwikkeld (gemeente Rotterdam 2008).

De landelijke groennorm van 75 m2 per bewoner is als instrument vergelijkbaar. Deze is evenmin dwingend. In de praktijk volgen gemeenten die heel verschillend.

Borging kwaliteit speelnatuur

Als de basale vierkante meters voor groene speelruimte geborgd zijn, gaat het natuurlijk om de kwaliteit van de ruimte. Als er genoeg ruimte is, dan blijkt kwaliteit vaak het struikelblok. Het is ontoegankelijke, sociaal onveilig en vaak daagt speelruimte kinderen en jongeren niet uit (Van der Loo e.a, 2006). De kwaliteit moet tot nu toe vooral komen van bezielde ontwerpers, pionierende aannemers en bevlogen beheerders. Nu speelnatuur een breder gedragen onderwerp wordt en ‘ontdekt’ wordt door de grotere marktpartijen is bewaking van de kwaliteit nodig. We moeten voorkomen dat we speelnatuur, gedragen door een golf van belangstelling, (te) grootschalig, snel en onzorgvuldig aanleggen. Speelnatuur van slechte kwaliteit leidt gauw tot een slechte reputatie. Speelnatuur verdient een duurzame inbedding in gemeentebeleid en in het opgroeiende kinderleven. Speelnatuur mag geen modeverschijnsel worden, vergelijkbaar met hausse aan trimbanen in de jaren 70.

Landelijke experts ontfermen zich over de kwaliteit van groene speelruimte. Voor de Entente Florale prijsvraag voor ‘de beste groene speelplek van Nederland’ (www.ententeflorale.nl) ontwikkelen zij toetsingscriteria. Dit zijn de handvatten voor de kwaliteit van speelnatuur. (Bij veiligheid passen we de originele prijsvraagcriteria aan op de het leren omgaan met risico’s uit hoofdstuk 3.2.5).

15 Kindperspectief (natuurlijk avontuurlijk spelen)

1. Herkenbaar als speel- en ontmoetingsplek (bijv. door poort, totempaal, etc.)

2. Toegankelijk en bereikbaar voor zoveel mogelijk - in principe alle – kinderen 3. Afwisseling in de ruimte = ‘landschap’ (bijv. hoog/laag, donker/licht, open/

gesloten, droog/nat )

4. Diverse materialen kunnen worden ingezet - bodem: klei, zand, modder

- water: pomp, fontein, beek, moeras, plas, … - beplanting: kruiden (bloemen!), struiken, bomen - hout, steen, andere materialen

5. Er wordt recht gedaan aan behoeften van kinderen. Denk bijvoorbeeld aan:

- uitdaging tot intensief bewegen zoals klimmen, rennen, etc. - rustig ergens kunnen zitten - samen met anderen spelen en herrie

maken - jezelf kunnen terugtrekken in stilte - je kunnen verstoppen - graag gezien worden

- kunnen zien zonder gezien te worden

- je thuis voelen, geborgenheid - in de seizoenen, de bomen, e.a. - ‘verandering en veranderbaarheid (‘speelsheid’) van de omgeving - de vele ongevormde ‘losse dingen’ die natuur biedt als speelmateriaal

en die uitnodigen om in vele combinaties dingen van te maken - iets nuttigs of moois maken van natuurlijk materiaal

- ervaren van grond, water, zon en wind, vuur

6. Veelzijdige uitdaging tot bewegen door niet bedachte en onverwachte – natuurlijke - verschillen: in het terrein, in klimbomen, in klimconstructies van boomstammen, e.d.

7. De speelruimte biedt speelse groene educatieve mogelijkheden. 8. Kinderen zijn actief betrokken bij het ontwerptraject en bij de realisering,

het beheer/onderhoud en de wijze van gebruik.

Aanleg- en beheer

1. Beplanting

Het beplantingsplan houdt rekening met de standplaats ( bodemtype, grondwaterstand, licht en ruimte), de juiste boom op de juiste plaats.

Groen moet centraal staan, functioneel zijn en meer bieden dan allen esthetische waarde.

2. Ecologische waarde

Vrucht, kleur en structuur zijn belangrijke dragende elementen in het plan. De beplanting is aantrekkelijk voor fauna. Aandacht voor inheemse beplanting is eveneens een overweging.

3. Sortimentskeuze

Bij de keuze van beplanting wordt rekening gehouden met speel – en educatiemogelijkheden, aantrekkelijkheid door de seizoenen heen en veilig (zie bijlage Veiligheid).

4. Beheerplan

Het beheerplan beschrijft de onderhoudshandelingen en houdt rekening met milieuaspecten. De beplanting is afgestemd op het beheerplan. 5. Eindbeeld

Het ontwerp heeft een bepaalde mate van flexibiliteit. Het eindbeeld is inzichtelijk en wordt eventueel aan gebruikers en omwonenden gepresenteerd. Het eindbeeld wordt gerealiseerd binnen een reëel tijdstip van 3 tot 5 jaar.

6. Sociale functie

De speelplek vervult een multifunctionele toepassing. De openbare of semi-openbare ruimte wordt op een creatieve manier gebruikt door aansluiting te hebben op bijvoorbeeld waterberging, volkstuinen, ecologische verbindingszones of educatieve functies.

7. Omgeving

Qua dimensie en uitvoering is de speelplek een integraal onderdeel van en passend bij de omgeving en de bewoners.

Uitdaging en veiligheid

1. Uitdaging en veiligheid staan in een gezond evenwicht. 2. Kinderen worden gestimuleerd tijdens het spel veiligheids-

bevorderende vaardigheden aan te leren. 3. Het gebied is getoetst op onaanvaardbare risico’s.

4. Er is een risicobeheersplan uitgewerkt als onderdeel van een onderhoudsbeheersplan.

5. Er worden regelmatige controles uitgevoerd.

haNdVatteN Voor kwaLiteitSborgiNg

“SPiELPLAtzBüRO niEDERöStERREiCh”

NederooSteNrijk, ooSteNrijk

In document Speelnatuur in de stad. Hoe maak je dat? (pagina 152-155)