• No results found

buiteNruiMte Voor coNtact Doel:

In document Speelnatuur in de stad. Hoe maak je dat? (pagina 107-111)

Duurzame betrokkenheid tussen bewoners door inzet van een gemeenschappelijke tuin

Kwaliteit voorwaarde scheppende omgeving

(beleid, middelen)

Kwaliteit sociale omgeving

(vraag, vertrouwen, verantwoordelijkheid, veiligheid)

Kwaliteit fysieke omgeving

(inrichting, beheer, activiteiten)

Projectteam met procesbegeleider

(persoonlijke betrokkenheid, rolmodel, afstemming op gemeenschappelijke doel en werkwijze, inzet diverse

107

< Een project waar Hans aan mee werkt is een Avonturentuin in Pendrecht Stellenbos (Rotterdam). Het project loopt al heel lang. Het project heeft ook al twee jaar vertraging doordat de gemeente het liet afweten en de bewoners hun betrokkenheid verliezen. Iedereen heeft er nu weer heel veel energie ingestoken om vaart te maken met het project.

Op de plek van de Avonturentuin was al eerder een speellocatie, maar door verwaarlozing is deze gesloopt. TOS (Thuis op Straat) pakte het idee op om hier iets nieuws te maken. Rond drie jaar geleden ging een enthousiaste stagiaire samen met TOS en burgerorganisaties hiermee aan de gang. Ze hebben de Speeldernis bezocht en werden hierdoor geïn- spireerd. TOS ging met dit idee naar de deelgemeente en zij vonden het een goed idee. Via Sigrun Lobst (ontwerper van de Speeldernis) kwamen ze bij BuitenKans terecht. De taken van TOS waren het inbedden van het project in het sociale netwerk, werven van mensen, activiteiten organiseren etc. En BuitenKans maakte een ontwerp met veel betrokkenheid van bewoners. De uitvoering van de aanleg wordt gedaan door de gemeentewerf (uitvoerende instantie van gemeentewerken

Rotterdam). BuitenKans maakte werkomschrijvingen voor de gemeentewerf om ze te laten weten wat ze moesten doen, maar helaas ontstonden er afstemmingsproblemen. De toenmalige ambtenaar van het stadsdeel maakte een begroting, de gemeentewerf ging dat doen, en BuitenKans kreeg

> Hoe is het project van Avonturentuin Stellenbos in Pendrecht Rotterdam tot stand gekomen?

niet de opdracht om de uitvoer te organiseren en te begeleiden. De werf hield zich niet aan de ontwerp- plannen van BuitenKans, maar maakte er iets anders van; andere materialen, ander vormen, andere plek. Hoewel BuitenKans niet ingeschakeld werd bij de aanleg kwamen ze wel af en toe kijken en probeerden ze dingen te laten corrigeren, maar ook dat ging moeizaam. Toen er een nieuwe ambtenaar kwam die het begreep kon BuitenKans weer meer betrokken worden, maar nog steeds is het Avonturentuin niet optimaal qua aanleg. Ook de betrokken ambtenaar is alweer vertrokken, zonder opvolger, waardoor er weer een vacuüm ontstaat.

> Hoe verliep/verloopt de participatie van kinderen en buurtbewoners in het project?

< Aan het project Avonturentuin Pendrecht

Stellenbos (Rotterdam) werkte een min of meer vast clubje van 15 kinderen (en ouders) mee. De kinderen die meewerken aan de projecten van BuitenKans worden geworven door de sociale organisaties die ook meewerken. Het werven van kinderen lukt meestal beter en makkelijker dan werven van ouders. In het begin van een project kun je kinderen betrekken door ze te laten meedenken, door het maken van tekeningen, naar het erf en naar andere voorbeeld- locaties gaan. Hans merkt wel, dat de betrokkenheid bij kinderen groter is, als ze ook bij het opzetten van speelnatuur betrokken zijn. De kinderen krijgen zo een band met de locatie en met elkaar.

> Welke actoren zijn algemeen bij een project zo als de Avonturentuin Stellenbos betrokken?

< Volgens Hans zijn de openbare wijktuinen het meest complex. Bijvoorbeeld in vergelijking met schooltuinen. Op beleidsniveau werken alle gemeentelijke instanties, woningbouwcoöperatie, politie, scholen, welzijnsorganisaties etc. Daarnaast heb je de uitvoerende, de beheerders en management- laag (die zijn trouwens ook vaak moeilijk te motiveren). Verder gaat het om mensen op de werkvloer

(buurtbeheerders, pbouwwerkers, kinderwerkers, schoffelaars van de gemeentes, de beheerders). Ook die moeten een bepaalde betrokkenheid en motivatie hebben bij het project.

In het begin heb je meer beleid en middelen nodig om het allemaal te organiseren. En als het eenmaal draait moet je met gemeente, woningbouwcoöperatie en de welzijnscoöperaties blijven samenwerken. Je moet steeds aansluiten bij wat er gebeurt in een wijk; geen eiland creëren, maar inspelen op wat er gaande is in een wijk.

> Tegen welke drempels en knelpunten lopen projecten algemeen aan en wat waren specifieke problemen bij de Avonturentuin Stellenbos?

< Er zijn niet alleen problemen bij het realiseren van speelnatuur, maar ook bij andere gebruikte tuinen, of nog universeler, algemene problemen van de maatschappij.

Sinds de Tweede Wereldoorlog zie je in de maat- schappij hoe de differentiatie in gang gezet werd; alles werd opgesplitst en gespecialiseerd, waardoor de samenhang weg is. Niemand heeft het overzicht en dat zie je bij de tuinprojecten ook. Hierdoor gaan verschillende dingen langs elkaar heen en krijg je als uitvoerder van een project te maken met

gefrustreerde bewoners. Organisaties frustreren bewoners en bewoners frustreren de bedrijven weer. Dit probleem noemt Hans de “keten van desinteresse”. Deze uitspraak leent hij van een procesbegeleider die het project buitenruimtevoorcontact ondersteund: Cees Anton de Vries. Je begint bij een enthousiaste ambtenaar, maar dan komt een rij van aannemers, en per ingeschakelde instantie neemt de interesse af. Een probleem binnen de “keten van desinteresse” is vaak de motivatie. Op alle schaalniveaus moet je mensen motiveren. Volgens Hans is de enige manier om te ontsnappen aan de bureaucratie, mensen laten samenwerken op inspiratieniveau. Dan heb je ook mensen met verschillende achtergronden (een persoon is lid van de gemeente, een andere zit bij een school, iemand bij een tuin etc.). Cees Anton de Vries noemt dit een lerend ondernemend gezelschap. Deze term gebruik ik ook geregeld. Maar daarvoor moet je mensen persoonlijk voor iets hard maken. Dat is volgens Hans de enige manier succesvol te zijn met projecten (in het algemeen, en natuurlijk geldt dat ook voor speelnatuurprojecten). Verder raak je bij het uitvoeren van een project vaak in de problemen, als je als uitvoerder van een project vasthoudt aan een stappenplan. Die zijn te inflexibel. Je moet voor een integrale projectaanpak kiezen. Een perspectief om naar de problemen te kijken heeft

te maken met drijfveren en culturen. Dat wordt “spiral dynamics integral” genoemd (voor meer uitleg: www.spiraldynamicsintegral.nl).

Hier gaat het niet alleen over projectmanagement, maar over een manier van kijken hoe personen, groepen, organisaties, culturen, landen met hun omgeving omgaan in relatie tot hun eigen drijfveren. Hierbij kijk je naar de drijfveren die mensen op dit moment met hun omgeving hebben. Dat kun je dan op verschillende niveaus bekijken. Een van de basaalste drijfveren van mensen is veiligheid en overleven. Als je dat hebt ga je kijken naar familie- banden (hier zitten vaak allochtone ouderen). Daarna schuif je door naar macht en gelding (hier zitten vaak autochtone jongeren). Dan kom je bij geloof en regels terecht (hier zitten vaak de autochtone 50ers en 60ers). Het volgende niveau richt zich op succes en geld verdienen. Het volgende niveau is dat we allemaal gelijk zijn en iedereen verantwoordelijk is. Het hoogste niveau is dan het integrale niveau waarin je alle niveaus naast elkaar laat bestaan. Meestal kunnen mensen die in een bepaalde drijfveer zitten, mensen van een andere drijfveer niet begrijpen. Om het probleem van drijfveren in culturen op te lossen moet je volgens Hans zoeken naar manieren om bewoners en professionals te raken. De natuur is een geweldig middel om te voelen. Dat is de kracht van de natuur. Daar haalt Hans ook zijn inspiratie vandaan; het gebruiken van de natuur om organisaties te veranderen. Meestal gebeurt dat heel kleinschalig. Specifiek bij het project van Avonturentuin Pendrecht Stellenbos in Rotterdam hebben ze gevochten met de bureaucratie van de gemeente, en de traagheid van de ambtenaren, die steeds wisselen, en zich achter deze bureaucratie verstoppen. De deelgemeente betaalt,

maar de gemeentewerf moet het uitvoeren. Maar de deelgemeente die het geld aan de gemeentewerf geeft kan het na overgaaf niet meer aansturen. Het is geen gewone opdrachtgever-opdrachtnemer relatie. Als dan de werf zegt dat het geld op is, weet de deel- gemeente niet hoe dat kan en wat ermee gebeurd is. Het zit vaak in een grote, traditionele en ouderwetse organisatie om dingen uit te stellen.

Vaak wordt in projecten financiering als een probleem genoemd. Maar ook hier denkt Hans niet dat geld het probleem is, maar de motivatie. De mensen vinden het niet belangrijk genoeg, of kunnen het niet goed genoeg overbrengen hoe belangrijk het is. Bij het project van Pendrecht Stellenbos in Rotterdam was heel veel geld beschikbaar (door het staddeel).

< Meestal komt de aanvraag binnen van de sociale of fysieke hoek (soms uitsluitend van ambtenaren). Dan moet je een team opzetten uit beide hoeken en met alle organisaties daaromheen. Het project moet een gemeenschappelijk doel hebben dat iedereen belangrijk vindt en waar iedereen door gemotiveerd is. Bij het aanpakken van het project is het belangrijk flexibel te blijven en voor een integrale projectaanpak te kiezen. Je maakt een stap, je kijkt waar je dan bent, en dan plan je daarop voortbouwend de volgende stap. Als je interesse hebt speelnatuur te ontwikkelen dan is de eerste stap het voeren van gesprekken met de buren in de wijk om meer draagvlak te krijgen en dan pas naar de gemeente en de woningbouwcoöperaties

> Heb je tips voor mensen die een locatie voor natuurlijk spelen op de agenda willen krijgen?

109

gaan om te vragen of ze leefbaarheidbudgetten kunnen creëren om zo een traject op te zetten met professionals.

> Heb je ideeën over toekomstvisies en de optimale speelnatuur?

< Voor de toekomst hoopt Hans dat de golf van natuurspeelplekken, die nu aan het ontstaan is, verder doorgroeit en goed ingebed kan worden in de gemeentes en organisaties. Er moet een modus gevonden worden om daarmee om te gaan en een manier om volwassen buurtbewoners verantwoor- delijkheid te laten voelen. Het moet een netwerk worden van spelende kinderen, betrokken volwas- senen en organisaties die samen zo’n locatie vorm geven en beheren.

De hoofdzaak is natuurlijk spelen en ontmoeten. Soms zijn er wel speeltoestellen, maar dat hoeft niet. Echt elke groene ruimte kan ervoor gebruikt worden. Het uiteindelijke doel is sociale integratie (van alle buurt- bewoners); de ingang ligt dan vaak bij de kinderen. Hans heeft geen precies beeld van de inhoud van “optimale speelnatuur”, maar wel dat het met natuur te doen heeft. Verder denkt hij aan mobiele teams die de buurtbewoners kunnen motiveren betrokken te raken bij het beheren van een locatie. Zijn toekomstvisie is een netwerkorganisatie van mensen die allemaal vanuit de inspiratie bezig zijn en allemaal op het gebied van gebruiksnatuur werken. Ze schakelen elkaar in, zijn heel flexibel en staan niet in concurrentie met elkaar, maar creëren echt samen de projecten. Ze zouden dan een voorbeeld moeten zijn voor de gemeentes en de bureaucratie van de gemeentes.

geSprek Met:

In document Speelnatuur in de stad. Hoe maak je dat? (pagina 107-111)