• No results found

De soortenrijkdom is uitgedrukt als het aantal soorten vaatplanten en

(korst)mossen per oppervlakte-eenheid. In de proefvlakken op de droge heide van NP de Hoge Veluwe en in Strabrecht kwamen gemiddeld circa 10 soorten

vaatplanten en 5-9 soorten mossen en korstmossen voor in een proefvlak van 10 x 10 m, respectievelijk 8 x 8 m. Op de natte heide was de proefvlakgrootte een kleiner (4,5 x 4,5 m). Hier werden gemiddeld bijna 5 soorten vaatplanten aangetroffen en 1-2 soorten mossen (tabel 7.2).

Op de droge heide in NP de Hoge Veluwe heeft toediening van steenmeel en

Dolokal een significante toename veroorzaakt in het aantal vaatplanten (figuur 7.3; tabel 7.2). Sinds het tweede onderzoeksjaar leidde toediening van Dolokal en Biolit reeds tot een vergroting van de soortenrijkdom aan vaatplanten en in het derde jaar heeft ook de behandeling met Lurgi geleid tot een toename van het aantal vaatplanten van 10 naar 13-15 soorten. Het gaat om graslandsoorten als Gewone paardenbloem (Taraxacum officinalis s.l.), Gewone hoornbloem (Cerastium

fontanum) en om ruderalen en pioniers, zoals Canadese fijnstraal (Conyza

canadensis), Zachte ooievaarsbek (Geranium molle) en Jacobskruiskruid (Jacobaea vulgaris). Er werden steeds slechts weinig exemplaren aangetroffen per proefvlak.

In drie proefvlakken werd sinds 2017 nieuwvestiging waargenomen van

Mannetjesereprijs (Veronica officinalis), tweemaal in een met Dolokal en eenmaal in een met Biolit behandeld proefvlak.

Op de Strabrechtse heide en in het experiment in de natte heide in NP de Hoge Veluwe werden tussen de behandelingen geen significante verschillen gevonden in soortenrijkdom. Hier zijn de aantallen (korst)mossen noch de aantallen vaatplanten per proefvlak veranderd door toediening van steenmeel of Dolokal. De

Dolokalbehandeling in de natte heide liet in het derde jaar een lichte trend zien in het gemiddelde aantal mossoorten, maar het verschil is (nog niet) significant.

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 113 Figuur. 7.4. Aantal soorten vaatplanten per behandeling (x̄ ± standaardfout) in 2015, 2016 en 2017. Biolit 200 en lavagruis zijn alleen toegepast op de Strabrechtse heide. * =

significant verschil (p<0,05), (*) = trend (0,10 < p < 0,05).

Figure 7.4. Number of vascular plant species per behandeling (x̄ ± SE) in 2015, 2016 and 2017. Biolit 200 and lavagruis were only applied at Strabrechtse Heide. * = significant difference compared to control (p<0,05), (*) = trend (0,10 < p < 0,05).

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 114 Tabel 7.2. Ontwikkeling van de soortenrijkdom (x̄ ± standaardfout) van vaatplanten en (korst)mossen per behandeling in de jaren 2015, 2016 en 2017. Biolit 200 en lavagruis zijn alleen toegepast op de Strabrechtse heide. * = significant verschil (p<0,05), # = trend (0,10 < p < 0,05).

Table 7.2. Trend in species richness (x̄ ± SE) for vascular plants and bryophytes + lichens per treatment and per year. Biolit 200 and Lavagruis were only applied at Strabrechtse heide. * = significant difference (p<0,05), (*) = trend (0,10 < p < 0,05).

Soortgroepen

Naast verschuivingen in soortenrijkdom kunnen veranderingen in de vegetatie ook tot uitdrukking komen in verschuivingen in soortensamenstelling. De vaatplanten die zijn aangetroffen in de opnamen zijn ingedeeld in een aantal soortsgoepen, te weten algemene soorten van heiden, soorten kenmerkend voor meer gebufferde condities, graslandsoorten, zaailingen van bomen of struiken en ruderale soorten en pioniers (voor indeling per soort zie bijlage 5).

In beide gebieden met droge heide waren alle soortgroepen vertegenwoordigd (figuur 7.6). Algemene heidesoorten zijn vanzelfsprekend het meest aangetroffen en soorten van overige soortgroepen waren veel minder aanwezig. Het aantal soorten van wat meer gebufferde omstandigheden was op de Strabrechtse heide beperkt tot Vroege haver (Aira praecox), Gewoon biggekruid (Hypochaeris radicata) en Gewone veldbies; in NP de Hoge Veluwe is daarnaast Liggend walstro (Galium

saxatilis) abundant. Stijf havikskruid (H. laevigatum) is in 2017 verschenen in een

met Biolit- en een Dolokal behandeld proefvlak, en Muizenoortje (Hieracium

pilosella) in een Biolit proefvlak en een controlevlak. In 2016 zijn Tandjesgras

(Danthonia decumbens) en Tormentil (Potentilla erecta) aangetroffen in een

Dolokal-behandeld proefvlak op de Veluwe, maar die soorten zijn in 2017 niet meer waargenomen. In 2017 zijn in twee Dolokalproefvlakken Mannetjeserepijs

gevonden (figuur 7.5; zie ook paragraaf 7.3).

Typische graslandplanten die in de proefvlakken zijn aangetroffen waren Gewoon struisgras en Fioringras (Agrostis capillaris, A. stolonifera), Gewone paardenbloem (Taraxacum officinale s.l.) en in NP de Hoge Veluwe ook onder meer Gewone hoornbloem (Cerastium fontanum subsp. vulgare) (figuur 7.5), Witte klaver

(Trifolium repens), Veldzuring (Rumex acetosa) en Vogelmuur (Stellaria media). In de droge heide in NP de Hoge Veluwe stonden significant meer graslandsoorten in de proefvlakken die met Dolokal zijn behandeld dan in de controle (figuur 7.6). Verder werden enkele zaailingen van houtige gewassen gevonden, zoals Grove den (Pinus sylvestris), Sporkehout (Rhamnus frangula), Zomereik (Quercus robur) en Prunus (Prunus sp.). Behandeling Jaar Controle 2015 8,8 (± 0,5 ) 4,8 (± 0,4 ) 5,2 (± 0,2 ) 2,0 (± 0,3 ) 6,0 (± 1,7 ) 8,7 (± 0,9 ) Dolokal 2015 9,8 (± 0,6 ) 6,4 (± 0,4 ) 5,0 (± 0,3 ) 1,8 (± 0,4 ) 7,3 (± 1,2 ) 8,0 (± 0,0 ) Biolit 2015 10,4 (± 0,5 ) 6,2 (± 0,6 ) 4,8 (± 0,2 ) 2,0 (± 0,4 ) 7,0 (± 1,5 ) 10,3 (± 1,8 ) Lurgi 2015 10,2 (± 0,4 ) 5,4 (± 0,5 ) 4,6 (± 0,2 ) 3,0 (± 0,3 ) 8,3 (± 0,3 ) 9,3 (± 0,9 ) Biolit 200 2015 - - - - 8,7 (± 1,3 ) 9,0 (± 0,0 ) Lavagruis 2015 - - - - 6,7 (± 1,3 ) 8,7 (± 0,3 ) Controle 2016 9,8 (± 0,7 ) 5,2 (± 1,0 ) 5,0 (± 0,0 ) 1,6 (± 0,4 ) 8,0 (± 2,1 ) 6,3 (± 0,9 ) Dolokal 2016 13,8 (± 1,4 )* 4,8 (± 0,6 ) 4,8 (± 0,4 ) 2,4 (± 0,7 ) 8,0 (± 2,3 ) 6,3 (± 0,3 ) Biolit 2016 12,6 (± 0,6 )# 6,6 (± 1,5 ) 4,8 (± 0,2 ) 1,6 (± 0,2 ) 9,3 (± 0,3 ) 5,3 (± 0,3 ) Lurgi 2016 11,8 (± 0,6 ) 4,2 (± 0,4 ) 5,0 (± 0,3 ) 1,8 (± 0,4 ) 9,7 (± 0,9 ) 6,3 (± 0,3 ) Biolit 200 2016 - - - - 11,7 (± 0,9 ) 6,3 (± 0,3 ) Lavagruis 2016 - - - - 9,0 (± 0,6 ) 5,0 (± 0,0 ) Controle 2017 10,4 (± 0,7 ) 4,6 (± 0,5 ) 5,0 (± 0,3 ) 1,2 (± 0,2 ) 8,7 (± 1,2 ) 4,7 (± 0,7 ) Dolokal 2017 14,6 (± 0,7 )* 4,4 (± 0,6 ) 4,8 (± 0,4 ) 2,6 (± 0,5 )# 11,3 (± 0,3 ) 3,3 (± 0,3 ) Biolit 2017 13,2 (± 1,0 )* 5,8 (± 0,7 ) 4,6 (± 0,4 ) 1,4 (± 0,2 ) 11,0 (± 1,2 ) 3,3 (± 0,3 ) Lurgi 2017 13,0 (± 0,5 )* 4,2 (± 0,7 ) 4,6 (± 0,2 ) 1,2 (± 0,2 ) 10,0 (± 1,2 ) 4,3 (± 0,9 ) Biolit 200 2017 - - - - 10,3 (± 0,3 ) 4,0 (± 0,6 ) Lavagruis 2017 - - - - 10,0 (± 0,0 ) 4,0 (± 0,6 ) (korst)mossen Droge heide - NP de Hoge Veluwe Natte heide - NP de Hoge Veluwe Droge heide - Strabrecht (begraasd)

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 115 Figuur 7.5. In PQ C3 in NP de Hoge Veluwe, behandeld met Dolokal, zijn in 2017

vertegenwoordigers aangetroffen van (a.) ‘soorten van meer gebufferde condities’, zoals Gewone veldbies, Liggend walstro en Mannetjesereprijs (nieuwe vestiging); en (b.) de soortgroep ‘graslandplanten’, waaronder Gewone hoornbloem, welke significant meer soorten telde in de Dolokalbehandeling.

Figure 7.5. In PQ C3 in NP de Hoge Veluwe, treated with Dolokal, different representatives of (a.) the species group ‘species of buffered conditions’ were found, e.g. Luzula campestris, Galium saxatilis and Veronica officinalis (newly found in 2017); and (b.) the species group ‘grasslandp species’, e.g. Cerastuim fontanum, which counted significantly more species in Dolokal-treated plots.

Qua ruderalen en pioniers (figuur 7.5) werden in 2016 in Strabrecht relatief veel soorten en aantallen waargenomen, waaronder Waterpeper (Persicaria hydropiper), een éénjarige soort die normaal gesproken op natte, stikstofrijke standplaatsen voorkomt. In 2017 werden hiervan slechts enkele individuen, en slechts enkele andere ruderale soorten, zoals Speerdistel (Cirsium vulgare) en Pitrus (Juncus

effusus). Mogelijk heeft het uitzonderlijk droge voorjaar de overlevingskansen van

pas gekiemde eenjarige soorten negatief beïnvloedt. In de proefvlakken in droge heide in NP de Hoge Veluwe kwamen drie soorten ruderalen en pioniers voor, namelijk Jacobskruiskruid (Jacobaea vulgaris) en daarnaast Harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum), Canadese fijnstraal (Conyza canadensis), Grote brandnetel (Utrica dioica), Melkdistel (Sonchus sp.) en Akkerereprijs (Veronica agrestis). Behalve het significante effect van dolokal, biolit en lurgi op het totale aantal soorten vaatplanten (figuur 7.6, zie ook paragraaf 7.3) waren in 2017, drie jaar na toedienen van de steenmeelsoorten en Dolokal, in de droge heide in NP de Hoge Veluwe significante effecten zichtbaar op het aantal graslandsoorten in de Dolokal-

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 116 behandeling, zoals Gewone hoornbloem, Gewone paardenbloem en Vogelmuur (Stellaria media). Eveneens werden hier meer ruderalen en pioniers in de Dolokal en Biolit-behandeling aangetroffen, m.n. Jacobskruiskruid en bijvoorbeeld Harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum) en Melkdistel (figuur 7.7).

Figuur 7.6. Totaal aantal soorten vaatplanten en de verdeling over verschillende soortgroepen in 2017 (x̄ ± standaardfout).

Figure 7.6. Species richness of vascular plants, and the distribution of the species over different species groups in 2017 (common heathland species, grassland species, species of more buffered conditions, ruderal and pioneer species and woody species (x̄ ± standaardfout).

In de begraasde proefvlakken op de Strabrechtse heide lijkt een trend aanwezig dat het aantal soorten van gebufferde omstandigheden iets groter was in de Dolokal, Biolit 100 en 200 en Lavagruis behandelde proefvlakken dan in de controle (figuur 7.6). Het ging om soorten als Gewone veldbies, Vroege haver en Gewoon

biggenkruid (Hypochaeris radicata). Voor het heide-ecosysteem was dit echter van weinig betekenis, omdat het ging om een zeer laag aantal (per soort 1-2

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 117 exemplaren per proefvlak) met een zeer lage bedekking (gemiddelde werkelijke bedekking van 1%).

Op de natte heide kwamen bijna alleen maar algemene heidesoorten voor en andere soortgroepen ontbreken nagenoeg. Blauwe zegge (Carex panicea)

(kenmerkend voor meer gebufferde condities) zijn slechts in één enkel proefvlak aangetroffen in 2015 en 2016. Twee jaar na behandeling met steenmeel en Dolokal zijn geen significante verschillen gevonden in de verdeling van soortgroepen.

Figuur 7.7. Voorbeelden van vertegenwoordigers van de soortgroepen ‘ruderale soorten en pioniers’ (Akkerdistel, Melkdistel, Waterpeper, Canadese fijnstraal) en ‘graslandplanten’ (Paardenbloem) die zijn aangetroffen in de proefvlakken op de droge heide in 2016 en 2017. Figure 7.7. Examples of species representative for the species group ‘ruderal & pioneer species’ (Creeping thistle, Sowthistle, Water pepper, Canadian horseweed) and ‘grassland species’ (Dandelion) that were found in the permanent quadrats in 2016 & 2017.

Effecten van begrazing op de Strabrechtse heide