• No results found

Dit punt wordt ook mooi verbeeld in de klassieke tragedie Antigone (p.50) uit de vijfde eeuw voor Christus, van schrijver en dichter Sofokles.34 Het stuk

draait om de vraag wat goed en verstandig handelen inhoudt, en de bood­ schap is dat principes hiervoor dikwijls slechte raadgevers zijn. Na de dood van koning Oedipus en Iokaste (zijn vrouw en tevens moeder), komen hun zonen Polyneikes en Eteokles er niet uit wie van hen Thebe mag regeren. Ze spreken af om de beurt de troon te bestijgen. De laatste weigert echter de troon te verlaten als Polyneikes aan de beurt is. Polyneikes laat het er niet bij zitten en trekt tegen zijn broer ten strijde: beiden sneuvelen in een episch man­tot­mangevecht.  

 Kreon, de oom van deze heren, is de volgende in lijn en bestijgt de troon. Hij wil een daad stellen als nieuwe koning en verklaart Polyneikes tot verrader en Eteokles tot held. Polyneikes moet op het slagveld blijven liggen, als prooi voor de raven; hij mag niet eervol begraven worden. Op overtreding van deze wet staat de dood. Antigone, het zusje van de twee broers vindt het ver­ schrikkelijk: ze wil koste wat kost Polyneikes eervol begraven. Ze probeert hun jongere zusje Ismene te betrekken in een plan om dit te doen, maar Ismene vindt het onverstandig en gevaarlijk – de koning heeft het verboden. Antigone, die familiebanden belangrijker vindt dan gehoorzaamheid aan de koning (die overigens wel haar oom is), weet uiteindelijk het lichaam van Polyneikes te stelen. Koning Kreon komt erachter en laat Antigone opsluiten om haar later ter dood te brengen. Antigone is echter zijn nichtje en boven­ dien zijn aanstaande schoondochter; zij is namelijk verloofd met de zoon van de koning: Haimon. De koning kan niet terugkomen op zijn besluit. Dat zou zijn integriteit aantasten, ondanks dat zelfs zijn zoon smeekt Antigone te sparen. Kreon zwicht uiteindelijk en besluit Antigone vrij te laten. Maar het

34 Zie voor een toegankelijke vertaling: Sofokles, (2014[5e eeuw v. Chr.]), Oidipous

Antigone, vertaling door Gerard Koolschijn, Amsterdam: Atheneaeum – Polak &

Van Gennep. 

noodlot heeft al toegeslagen: Antigone heeft zichzelf verhangen in haar gevangenis. Haimon laat zich hierop in zijn zwaard vallen na een mislukte poging zijn vader ermee te steken en als Kreons vrouw ervan hoort pleegt ook zij zelfmoord. Kreon blijft achter met lege handen, een verscheurde familie én met een bestuurlijk fiasco. Zowel Kreon als Antigone hielden te veel vast aan hun morele principes. Het koor eindigt:  

Voor het bereiken van geluk  komt een gezond verstand op de eerste plaats. En moet je de natuur  niet te kort doen. 

Hoogmoed komt voor de val. Helaas leert men soms pas op zijn oude dag 

dat je je verstand moet gebruiken. 

Er zitten allerlei lessen in dit verhaal en er zijn ook verschillende interpre­ taties. Voor mijn argument is het van belang dat zowel Kreon als Antigone beiden een sterk morele oriëntatie hebben. Voor Kreon is de rechtshand­ having het hoogste principe, voor Antigone de eer van de familie. Natuurlijk gaan deze principes gepaard met andere zaken: Kreon wil ook een daad stellen, zijn macht vestigen. Antigone gaat met haar roekeloos gedrag ook niet vrijuit. Het punt dat het koor maakt is dat het blind volgen van je prin­ cipes of morele standaarden, dat wil zeggen: zonder daarbij te kijken naar de complexiteit van de context, uiteindelijk leidt tot ongeluk. Besturen met gezond verstand is daarmee van meet af aan een praktijk van compromis, ook ten opzichte van de eigen principes en idealen.

Machiavelli

Veel later, in de tijd van de Renaissance, is er een Florentijn die een soort ge­ lijk punt maakt, en daarmee de politieke theorie als apart vakgebied tracht te vestigen. Niccolò Machiavelli (1469­1527) was een groot bewonderaar van Cicero en de Romeinse republiek. In een essay over ethiek en integriteit ver­ baast het misschien om over Machiavelli te lezen: hij was de man die stelde dat het doel de middelen heiligt, die de amorele aard van politiek bepleitte en dat het er vooral om gaat integer (deugdzaam) te lijken (in plaats van het te zijn). Toch zijn juist deze standpunten van groot belang om integriteit in het openbaar bestuur te kunnen begrijpen.  

30 JAAR NSOB | De politiek, netwerken en het politieke 102

Zo schrijft hij in zijn Discorsi: “Als een kwaad zich in of tegen een staat heeft ontsproten, is het heilzamer om te temporiseren dan om het kwaad roeke­ loos aan te vallen” (2019, h. 13). Het lijkt weliswaar deugdzaam en heilig om je heel moreel te verzetten tegen allerlei politieke praktijken of partijen waar je een afkeer van hebt, maar als het kwaad reeds is geworteld, bereik je meer door je te manoeuvreren in de bestaande orde, zo lijkt Machiavelli te be pleiten. Omdat politiek nu eenmaal om macht draait, is het kwaad nooit ver weg. Machiavelli prijst Cicero in deze passage, die zich, hoewel hij groot tegenstander van de ondermijnende activiteiten van Caesar en Pompeius was, voegde in de bestaande machtsverhoudingen en binnen die grenzen invloed probeerde uit te oefenen. Pompeius, daarentegen, zag volgens Cicero te laat in hoe gevaarlijk Caesar eigenlijk was voor de republiek en reageerde met angst. Zijn uit angst ontsproten oplossingen versnelden uiteindelijk de ondergang van de republiek. Machiavelli stelt dan ook dat goede politiek fundamenteel iets anders is dan het najagen van idealen:  

“Er is dan ook in het leven een zeer groot verschil tussen hetgeen is en hetgeen zou behoren te zijn; wie met het eerste geen rekening houdt en zich uitsluitend naar het laatste richt, graaft zijn eigen graf. Een mens, die in alle omstandigheden het goede wil doen, gaat onder te midden van de velen, die niet goed zijn. Een vorst dus die zich wil handhaven, moet leren nu en dan niet goed te zijn; naar gelang van de omstandigheden zal hij de deugd al of niet volgen” (Machiavelli, 1940, p. 154).  

Net zoals bij Antigone wijst Machiavelli erop dat politiek altijd is gesitueerd in een bepaalde context en dat je daar oog voor moet hebben. Goed handelen kan dan, paradoxaal genoeg, betekenen dat je iets doet wat in algemene zin niet onder deugdzaam handelen valt. Het gaat in politiek niet om de indivi-

duele vraag naar moraliteit of principes, naar wat voor mens de bestuurder

is of wil zijn – al dan niet deugdzaam; maar of het concrete en contextuele handelen van de bestuurder politieke effecten heeft die vrede en vrijheid bevorderen.