• No results found

Sociale dimensie van zingeving

Tot deze dimensie behoort:

➜ anderen opzoeken wanneer je het moeilijk hebt;

➜ vrienden zien tijdens de vrije tijd;

➜ samenwerken met andere mensen tijdens de latere jobuitoefening;

➜ zorgen voor elkaar in een liefdesrelatie;

➜ een gsm gebruiken in functie van sociaal contact;

➜ het fijn vinden om verantwoordelijk te zijn;

➜ een luisterend oor zijn voor anderen;

➜ religieuze instellingen bezoeken om andere mensen te zien.

Uit de resultaten van het kwantitatief onderzoek kan geconcludeerd worden dat:

➜ 93,7 procent het belangrijk vindt om voor elkaar te zorgen in een liefdesrelatie;

➜ de meeste jongeren (71,1 procent) belang hechten aan samenwerken met anderen tijdens hun latere job;

➜ 70,9 procent het belangrijk vindt om verantwoordelijk te zijn;

➜ voor 70,2 procent van de jongeren een gsm vooral dient om contact te hebben met vrienden;

➜ 69,5 procent van de respondenten hun vrije tijd doorbrengt met vrienden;

➜ minder dan de helft (43,7 procent) van de jongeren anderen opzoekt wanneer ze het moeilijk hebben;

➜ slechts 5,4 procent van de jongeren een religieuze instelling bezoekt om op die manier andere mensen te zien.

Ten slotte geeft ook 70,1 procent van de jongeren aan dat anderen hun problemen vaak aan hen vertellen.

Sociale dimensie 1 2 3 4 5

Als ik het moeilijk heb, dan zoek ik anderen op.

Frequentie In mijn vrije tijd wil ik vooral mijn vrienden zien.

Frequentie Als ik later een job heb, wil ik vooral (samen)werken met mensen.

Frequentie In een liefdesrelatie zorgen mijn partner en ik voor elkaar.

Frequentie Ik vind het fijn om verantwoordelijk te zijn.

Frequentie Ik heb vooral een gsm om contact te hebben met mijn vrienden.

Frequentie Ik merk dat anderen vaak hun problemen tegen mij vertellen.

Frequentie

36

Sociale dimensie 1 2 3 4 5

Ik ga vooral naar de kerk/moskee/synagoge/… om andere mensen te zien.

Frequentie Percentage Cumulatief %

41864.5 64.5

13020.1 84.6

6510.0 94.6

253.9 98.5

101.5 100.0 2.11 1 = helemaal niet akkoord; 2 = niet akkoord; 3 = neutraal; 4 = akkoord; 5 = helemaal akkoord

Zoals we in de resultaten zien van de enquête: minder dan de helft van de jongeren zoekt anderen op als ze het even moeilijk hebben. In de interviews horen we dat jongeren die vooral steun zoeken bij anderen in de eerste plaats steun vinden bij hun ouders.

S., 17 jaar (M):

“Ouders, ja. Zij weten [...] wat het beste voor mij is, vandaar dat ik liever praat met hen als er iets gebeurd is of bijvoorbeeld als ik even in een dalperiode zit.”

M., 17 jaar (M):

“Ja, je kunt altijd bij hen terecht, dus ja ...

Ze hebben altijd wel een oplossing voor je problemen, dus die zijn echt wel belangrijk.”

(ouders, n.v.d.r.)

Sommige jongeren benoemen niet alleen hun ouder(s) als steunfiguur, maar ook de bredere context van hun familie als vangnet waar ze terecht kunnen als ze het moeilijk hebben.

H., 17 jaar (M):

“Ik heb een goeie band met mijn neven [...] Als er iets is, kunnen wij altijd bij elkaar terecht.

Je belt of je komt langs. Allee, ik ben altijd welkom, al is het om twaalf uur ’s nachts. Als er echt een probleem is, is dat van ‘kom, we gaan daarover praten, da’s geen probleem’. En dan steunt die mij en raadt hij mij af wat ik niet mag doen en zegt die wat ik wel mag doen.”

Jongeren geven in de interviews wel aan dat ze ook bij hun vrienden terechtkunnen als ze het moeilijk hebben. Hun vrienden kunnen een luisterend oor aanbieden, raad geven of voor afleiding zorgen.

U., 14 jaar (V):

“Mijn vrienden, allee, meer vriendinnen. Ja, als er bijvoorbeeld een moeilijke situatie is, dan kan ik altijd bij hen terecht. Ik kan mijn mening uiten, ik kan mezelf zijn bij hen. En ja, da’s eigenlijk alleen bij hen, vind ik.”

Tij., 16 jaar (M):

“Ik heb een paar vrienden, maar echt wel écht goeie vrienden dan. Het is bijvoorbeeld nog maar twee maanden geleden gedaan met mijn vriendin en zij hebben mij dan echt wel gesteund door te bellen en naar hier te komen, ja.”

Een speciaal soort vriend is degene die jongeren benoemen als hun ’beste vriend(in)’, leren we uit het kwalitatief onderzoek. Natuurlijk is die persoon er ook voor hen in moeilijke tijden.

R., 14 jaar (M):

“Eén persoon, die weet meer dan de familie.

Da’s mijn beste vriendin. Die weet het ook als er iets is en zo. Eigenlijk moet ik niet zeggen dat ik dit heb, dan zegt die: “Er is iets. Wat is het?” En dan kijkt die zo naar mij: “Is dat dit of dat?” en dan weet die dat direct.”

Lo., 17 jaar (V):

“Die betekent echt héél veel voor mij. Ik heb vorig jaar een zware periode gehad, en hij heeft mij daar echt wel doorheen gesteund.

En hij is er ook altijd geweest voor mij.” (beste vriend, n.v.d.r.)

37 PItstop

Nog een speciaal persoon in het leven van jongeren is hun lief. Die persoon kan ook als steunfiguur in moeilijke tijden fungeren.

B., 15 jaar (V):

“Euh ja, mijn lief op dat moment dan. Die steunt mij dan ook wel het hardste.”

Ook kunnen huisdieren dienen als steun voor jongeren.

T., 14 jaar (M):

“En dan mijn huisdieren. Euh ... ja ... Allee, je kunt er wel tegen spreken en zo maar die zullen niks terugzeggen. Je kunt er je problemen aan uitleggen en je mening zeggen en zo. Maar dan heb je toch iemand bij jou, ook al verstaat die er eigenlijk niks van, maar toch ...”

Zoals we ook zagen in de resultaten van het kwantitatieve luik, geeft de meerderheid van de jongeren aan niet met anderen te praten als ze het moeilijk hebben. In de gesprekken vermelden jongeren dat ze pas praten over negatieve gevoelens of gebeurtenissen wanneer ze er expliciet over aangesproken worden.

C., 18 jaar (V):

”Tot er iemand vraagt aan mij wat is er, zal ik nooit zeggen van: “Ja, gisteren ...” Allee, je gezin, dat is iets wat je voor jezelf houdt. Als ik het supermoeilijk heb, zal ik wel bekennen, maar zelf zal ik daar normaal niet over beginnen.”

Uit de interviews leren we dat het al dan niet steunen op anderen afhangt van de sterkte van de vertrouwensband. De mensen die jongeren kunnen vertrouwen, zijn ook de mensen van wie ze geloven dat die er altijd voor hen zullen zijn. Opnieuw merken we in de gesprekken dat ze voornamelijk hun ouders en familieleden als vertrouwenspersoon zien.

W., 15 jaar (M):

“Omdat dat meestal mensen zijn op wie je altijd kunt vertrouwen, die je meestal nooit in de steek laten en ... ja, daar kun je altijd op rekenen, dus. (familie, n.v.d.r.)”

D., 17 jaar (V):

“ Zonder je familie sta je nergens. [...] Maar uiteindelijk zijn zij het op wie je kunt terugvallen als je hen het hardst nodig hebt.”

L., 15 jaar (V):

“Mijn mama eigenlijk, omdat ik haar ook eigenlijk echt alles kan vertellen, dus toch mijn beste vriendin. Wij hebben dus echt een heel goede band. Wij vertellen elkaar alles en zo.

[...] En die heeft ons ook zo opgevoed. Van ‘ik ben er altijd voor jou’ en zo. Ja, dan ga je haar ook echt zo vertrouwen.”

We merken in de interviews dat ouders niet alleen belangrijk zijn wegens hun rol als vertrouwenspersoon maar ook wegens de liefde en zorg die de jongeren van hen krijgen. Een aantal jongeren geven ook aan dat ze hen daarom ook erg dankbaar zijn.

S., 17 jaar (M):

“Ik mag heel dankbaar zijn dat mijn ouders nog altijd heel goed voor mij zijn en er nog altijd zijn voor mij. [...] De ouders zijn voor mij echt de meest dierbare personen op aarde.”

A., 19 jaar (M):

“Nu bijvoorbeeld, moest ik nu kiezen tussen hun leven of mijn leven, dan zou ik eigenlijk mijn leven weggeven in de plaats van dat van hen. Dus die betekenen wel wat voor mij.”

Tij., 16 jaar (M):

“Omdat zij er ook altijd voor mij zijn, en ja, het zijn goeie mensen. En mijn ouders zorgen eigenlijk wel heel goed voor mij.”

Sommige jongeren geven in gesprekken aan dat ze de band met hun mama anders ervaren dan die met hun papa. Dat heeft volgens jongeren te maken met het feit dat ze hen het leven geschonken heeft.

I., 16 jaar (M):

“Ik heb toch een betere band met mijn moeder.

Ik hou van mijn vader en zo maar met mijn moeder is dat altijd sterker geweest. Zij heeft mij wel op deze wereld gezet en zo.”

H., 17 jaar (M):

“Zij heeft mij negen maanden gedragen. [...]

Ja, ik ga haar echt niet in de steek laten. Zij heeft mij verzorgd, zij heeft mij grootgebracht, zij heeft mij juiste dinges geleerd, geleerd wat ik wel en niet mag doen.”

Sommige jongeren leggen in de interviews uit dat ze hun ouders als vertrouwenspersonen verkiezen boven hun vrienden. Ze geven aan dat de band met hun familie duurzamer is dan de band met hun vrienden.

38

W., 15 jaar (M):

“Bij vrienden is dat wat moeilijker om hen te vertrouwen [...]” (de vertrouwensband met zijn familie is groter, n.v.d.r.)

Le., 17 jaar (V):

“Vrienden, je kunt op hen vertrouwen en alles tegen hen zeggen, maar bij familie en gezin heb je dat toch wel nog meer, ook naar later toe en zo.”

C., 18 jaar (V):

“Als er iets gebeurde, zou ik eerder naar mijn ouders gaan dan naar mijn vrienden omdat ik mijn ouders nooit in de steek zal laten. En van heel veel vrienden heb ik al veel meegemaakt dat ik voor verrassingen kom te staan.”

Bepaalde thema’s zijn eerder geschikt om met

vrienden te bespreken, zeggen de jongeren. Sommige verkiezen hun vrienden boven hun ouders of familie als het gaat over vertrouwelijke dingen delen.

A., 14 jaar (V):

“Zeker als ge beste vrienden zijt of zo, dan vertrouwt ge die wel echt en zo en dan kunt ge die alles vertellen en zo.”

B., 15 jaar (V):

“Zij zijn de enigen, de vrienden die ik echt heb, op wie ik kan vertrouwen. Dat zijn eigenlijk de mensen die alles weten van mij. Tegenover mijn ouders, die weten NIKS van mij. Dus bij hen kan ik wel altijd terecht.”

R., 17 jaar (M):

“Zowat alles (vertelt hij aan zijn vrienden, n.v.d.r.). Ik zeg bijna nooit iets tegen mijn familie. Omdat ja, ik vind dat dat hun zaken niet zijn. Want ja, je familie, die begint dan te zagen.”

De vertrouwensband tussen vrienden is vaak niet absoluut. Zo leren we uit het kwalitatief onderzoek dat sommige vrienden betrouwbaar zijn en andere onbetrouwbaar. Ze zien die mensen verrassend genoeg wel nog als vrienden, maar dan wel slechte vrienden.

A., 19 jaar (M):

“Nu, je weet, niet op alle vrienden kun je rekenen. Maar op een aantal wel. [...] [Slechte vrienden] komen enkel als je gelukkig bent en ja ...”

H., 17 jaar (M):

“Het is gewoon, je moet een onderscheid kunnen maken: is die betrouwbaar of niet? [...]

Er zijn mensen die er altijd voor je zijn, maar toch.”

Sommige jongeren hebben dan ook een heel

pessimistisch beeld over vriendschap. Ze geven in de interviews aan dat de kans groot is dat hun vrienden hen ooit zullen teleurstellen.

I., 16 jaar (M):

“Maar uiteindelijk steken [vrienden] toch een mes in je rug. [...] Mensen zijn echt slangen. Je vrienden kunnen echt slangen worden na een tijd. Echt waar.”

C., 18 jaar (V):

“Daarom zeg ik van vrienden dat ze je ooit toch zullen teleurstellen. Sindsdien vertrouw ik dus niet meer zoveel mensen.”

Als het gaat over leerkrachten zijn jongeren in de interviews over het algemeen negatief. Leerkrachten vertrouwen? Nee. Zij zullen het toch maar doorvertellen in de lerarenkamer.

I., 16 jaar (M):

“Die nemen allemaal als ontbijt drie citroenen of zo, daarom zijn ze verzuurd (gelach) [...]

Leerkrachten zijn echt vossen, sluwe slangen, echt waar.”

S., 17 jaar (M):

“Ik heb nog nooit echt een vertrouwensgevoel gehad bij een leerkracht.” (er wordt namelijk volgens hem veel geroddeld over leerlingen in de leraarskamer, n.v.d.r.)

U., 14 jaar (V):

“Er zijn leerkrachten die ik echt leuk vind en er zijn er die ik echt niet niet niet niet niet haat maar gewoon hun gedrag haat.”

Enkele jongeren geven in de gesprekken aan vooral schoolgerelateerde problemen met hun leerkracht te bespreken.

H., 17 jaar (M):

”Vooral wat ik niet zou doen. [...] Die kan sowieso verder praten en die zegt ‘gij kunt mij vertrouwen’. En dan gaan die de leraarskamer binnen en dan praten die over u ...”

39 PItstop

We leren uit het kwalitatief onderzoek ook wat ervoor zorgt dat jongeren bepaalde leerkrachten wel vertrouwen.

S., 17 jaar (M):

“Bij wie ik dat wel heb gehad, is een

islamleerkracht. Dat is echt zo, je zag aan die mens dat dat zo een warme persoon was en een eerlijke persoon, en die was ook niet zo vaak in de leraarskamer.”

U., 14 jaar (V):

“Bij andere leerkrachten, zoals van techniek, kun je wel praten. Zij komt zelfs naar ons om met ons te praten. Zij komt zelfs naar mij en zegt: ‘Ik weet dat je bij mij meer kunt praten dan met andere leerkrachten.’ En dan hebben wij zoiets van: ja, da’s waar, zij begrijpt mij.”

Bij klasgenoten vinden enkele jongeren dan weer wel vriendschap en vertrouwen. In de gesprekken geven ze aan dat een positief klasklimaat volgens hen nodig is om dat vertrouwen te garanderen. Dat positieve klasklimaat is helaas niet overal aanwezig.

H., 17 jaar (M):

“Bij ons in de klas is er echt vriendschap [...]

Iedereen mag elkaar, iedereen helpt elkaar als er iets is, van ‘ja bel mij’, of die belt jou of die helpt jou of die komt naar mij. [...] Iedereen werkt graag met elkaar en er zijn geen

groepjes of zo.”

L., 15 jaar (V):

“Eigenlijk zijn [klasgenoten] niet leuk want die nemen je niet zoals je bent.”

We leren uit het kwalitatief onderzoek dat jongeren het belangrijk vinden zich thuis te voelen bij anderen. Dat thuisgevoel vinden ze bij verschillende mensen of groepen, bijvoorbeeld binnen hun gezin en hun familie.

Feesten, gezellig samenzijn en familietradities zijn daarbij zeer belangrijk.

A., 14 jaar (V):

“Bijvoorbeeld samenkomen allemaal, samen eten, zo allemaal dinges doen, eens naar Nederland gaan of zo ... Dat is gezellig, da’s goeie sfeer en zo. [...] Zo een leuk gevoel, dat je die familie hebt, ook. Ja, dat.”

W., 15 jaar (M):

“Ik vind het altijd wel leuk als we [bij familie]

zijn, dat geeft ook zo wat een thuisgevoel.”

B., 15 jaar (V):

“Mijn oma´s kant, dat is leuk omdat je daar ook altijd terecht kunt, en als je gaat met Kerstmis of zo, dat we dan een echt grote traditie gaan doen ... als we daar aankomen, gaan we eerst pakjes onder de boom zetten, en dan voordat we gaan eten één pakje, dat is echt allemaal traditie.”

Gelovige jongeren zeggen in de interviews dat ze een thuisgevoel vinden binnen hun geloofsgemeenschap.

H., 17 jaar (M):

“Want als je in een moskee binnenkomt, dan begroet je iedereen [...] en dan krijg jij begroetingen van iedereen terug en dan heb je het gevoel: ik ben hier aanwezig en die mogen mij. Snap je? Er is geen haat in de moskee. Ze zijn blij dat je er bent, dan heb je efkes rust en kun je ook raad vragen of dingen vertellen en zelfs anoniem zeggen. Snap je? Er zijn nooit problemen in de moskee.”

I., 16 jaar (M):

“Da's echt graaf. Je moet dat gewoon zien als iedereen naar buiten gaat (uit de moskee, n.v.d.r.). Vooral als je bij de manneningang staat en iedereen gaat naar buiten, iedereen groet elkaar. Er is zoveel liefde voor elkaar, iedereen knuffelt elkaar.”

L., 15 jaar (V):

“Ik geef nu ook training aan kleintjes dan.

Gewoon een beetje turnen zodat die ook bezig zijn en ik vind dat wel leuk. Vorige week kwamen ze naar mij en ze doet zo: kijk naar wat ik kan!”

Jongeren geven in de gesprekken aan dat ze een liefdesrelatie zeer belangrijk vinden. Op het ogenblik van het onderzoek had 32,4 procent van de bevraagde jongeren een lief (zie tabel 1.3).

Opvallend is dat liefdesverdriet een grote impact heeft in het leven van de jongeren. Voor 46,1 procent van alle bevraagde jongeren was liefdesverdriet al een ingrijpende levensgebeurtenis. (Zie het hoofdstuk

‘De invloed van ingrijpende levensgebeurtenissen op zingeving’ voor verdere analyse. p.53)

Als alles goed gaat in een relatie krijgen jongeren een goed gevoel van een lief te hebben, dat leren we uit de gesprekken. Ze doen samen met hun lief veel leuke dingen, kunnen lachen en plezier maken, en

40

ze vinden steun bij elkaar. In de resultaten van het kwantitatief onderzoek zien we bovendien dat een overtuigende 93,7 procent van alle bevraagde jongeren het essentieel vindt om voor elkaar te zorgen in een liefdesrelatie (zie tabel 2.11).

M., 17 jaar (V):

“Ja en dan mijne vriend daar, die maakt mij keigelukkig. Wij doen eigenlijk gewoon alles samen, ik ben gewoon gelukkig, ik weet niet wat ik anders moet zeggen. Die is keisuperlief voor mij, die doet alles voor mij – euh, wat ik maar vraag, zal ik het zo zeggen.”

D., 17 jaar (V):

“Goh, ik zou toch wel durven zeggen dat hij (haar lief, n.v.d.r.) bij de top 3 belangrijkste personen van mijn leven behoort.”

L., 15 jaar (V):

”Ik ben meer bij mijn lief dan bij mijn vrienden.

Omdat die toch iets belangrijker is, wij zijn als eerste beste vrienden. Daardoor is die band ook supersterk, dus dat is extra belangrijk voor mij.”

Binnen de sociale dimensie geeft in het algemeen zorg dragen voor anderen jongeren voldoening en erkenning. Dat horen we in de interviews.

R., 14 jaar (M):

“Mensen helpen. Ik help al heel mijn leven mijn oma. [...] Ik doe dat met plezier voor haar. Dat gevoel en die dankbaarheid en zo. En dat geeft je dan ook liefde en zo en dan vergroot dat jullie band en zo, ja?”

D., 17 jaar (V):

“Ik vind dat toch wel belangrijk. Plus ook: ik haal daar zelf heel veel voldoening uit (uit anderen helpen, n.v.d.r.). Het gevoel dat je krijgt als je [...] iets voor die mensen betekent, en die hun leven ook een beetje mooier maakt.”

Sommige jongeren geven in de gesprekken ook aan voldoening en erkenning te halen uit vrijwilligerswerk.

C., 18 jaar (V):

”En dan mensen helpen. Dan bedoel ik vrijwilligerswerk. Ik ben zelf vrijwilliger bij [...]. Kampen begeleiden of koken, dat vind ik superleuk en de voldoening die je daarvan krijgt ... [...] Als er dan een kindje zegt ‘het was

echt een leuk spelletje’ of ‘het was lekker eten’, dan krijg je daar wel veel voldoening van.”

Lid zijn van een jeugdbeweging, op kamp gaan, samen spelen, het gevoel ergens bij te horen: dat vinden veel geïnterviewde jongeren zeer waardevol.

Lo., 17 jaar (V):

“Dat zijn geweldige vrienden, en elke zondag er naartoe kunnen gaan ... Da’s zalig, zo eventjes weg van de wereld eigenlijk met je onnozele vrienden van de Chiro. Een beetje gek doen en ravotten en zo, dus. En dan ben ik blij, dan weet ik dat het een goeie dag wordt.

Iedereen accepteert je zowat zoals je bent.”

Tij., 16 jaar (M):

“Jeugdbeweging, op bivak, kamp. Dat je dan echt bij je vrienden bent en bij je leiders, met hen kom ik ook echt keigoed overeen. Ja, dat is gewoon echt zalig, samen zeveren en lachen en plezier maken, spelletjes spelen.

[...] Ik vind dat echt leven, zeker zo buiten in tenten, ‘s avonds rond het kampvuur zitten en

[...] Ik vind dat echt leven, zeker zo buiten in tenten, ‘s avonds rond het kampvuur zitten en