• No results found

Sluiting en navolging van de tentoonstelling

III. Waardering van de Vlaamse Primitieven na de tentoonstelling

3.1 Sluiting en navolging van de tentoonstelling

De tentoonstelling zou van 15 juni tot 15 september plaatsvinden. Maar omdat het een enorm succes was en om aan de vraag van het publiek te kunnen voldoen werd de tentoonstelling tweemaal verlengd. In plaats van 15 september sloot ‘Les Primitifs Flamands’ op 5 oktober.168 Uiteindelijk hadden meer dan 35.000 mensen de tentoonstelling bezocht.

Sluiting en directe gevolgen

De Gazette van Brugge beschreef de laatste uren van de tentoonstelling en hoe men de laatste bezoekers met moeite de deur uit kreeg. De afsluiting vond plaats in de conferentiezaal van de schouwburg waar Kervyn zijn toespraak hield.169 Na de bedankjes en eerbetuigingen hield hij een betoog voor de Vlaamse kunst. Ook was hij overtuigt dat de tentoonstelling zijn

doelstelling had behaald:

‘L’école Flamande s’y est révélée avec une puissance et une richesse presqu’insoupçonnées ! N’est-ce pas là une œuvre patriotique ? Montrer la richesse et la puissance de la Flandre, dans le passé, n’est-ce pas développer le sentiment national ? (…) et le légitime orgueil que nous avons tous éprouves par ce fait, nous a rendus plus fiers de notre qualité de flamands, plus fiers de notre nom de Belges.’170

Op 6 oktober begon men met het afbreken van de tentoonstelling. Alle schilderijen werden een voor een opgeborgen in kisten en klaargemaakt om teruggestuurd te worden. De

168 Tahon 2002, 33.

169

Gazette van Brugge 06 oktober 1902, 2.

55

tentoonstelling die meer dan twee jaar in voorbereiding had gekost werd nu binnen enkele dagen afgebroken. Kervyn liet een aantal zaken over aan Camille Tulpinck, waaronder het terugsturen van de panelen.171 Dit verliep echter niet helemaal vlekkeloos, hij stuurde een aantal bruikleengevers meer of juist minder schilderijen terug dan ze hadden uitgeleend. Zo werden Berlijnse schilderijen naar Londen gestuurd en werd het bezit van een aantal

bruikleengevers verwisseld. Na het succes van de tentoonstelling was dit een nogal

ongemakkelijk einde. Kervyn greep in en wist alle problemen op een diplomatieke manier op te lossen en alle werken werden onbeschadigd teruggestuurd naar de juiste eigenaren.172

Kervyn was van mening dat hij met de tentoonstelling had laten zien dat de stad Brugge veel cultuurhistorische potentie had. Hij pleitte voor de oprichting van een museum waar de stad haar collectie kon onderbrengen. In 1903 werd dan ook de maatschappij De Vrienden der Musea Brugge opgericht met Kervyn als voorzitter.173 De drie voornaamste doelen van de vereniging waren: zich inzetten voor de bouw van een nieuw museum, het lidgeld gebruiken om voor dat museum nieuwe werken aan te kopen en ten slotte zouden leden in hun omgeving mensen motiveren om schenkingen en legaten aan het museum te doen.174 Na de tentoonstelling werden de schilderijen weer onder gebracht in de

Bogaerdenschool bij de Academie. Zelfs door de kranten werd opgemerkt dat de huidige situatie van het stedelijk museum ver onder de maat was. In een Vlaamse krant verscheen het artikel ‘Eene kunstverzameling in gevaar!’ Hierin werd geschreven dat zich naast de school een opslag van petroleum bevond. Deze werd gebruikt om de kachels in de klaslokalen op te stoken. Daarnaast was ook het dakgebinte van hout. Een vertegenwoordiger van de

verzekeringsmaatschappij en een oud-bevelhebber van de brandweer gaven het gebouw een slecht rapport. Bij brand zou alles verloren gaan: ‘De minste brand (…) kan het verlies van het museum tengevolge hebben. En die gevaren van brand zijn aanzienlijk. Het is zeker dat de hitte (…) tot zulken graad stijgen zou, dat de schilderijen er niet zouden kunnen aan

wederstaan en in vlammen zouden opgaan.’175 Uiteindelijk zou pas in 1932 een nieuw gebouw voor het museum worden geopend, het huidige Groeningemuseum.

171 Tahon 2002, 35. 172 Tahon 2002, 35. 173 Tahon 2002, 37. 174 Tahon 2002, 37.

56

Navolging van de tentoonstelling

Dankzij het grote succes van de tentoonstelling kon navolging niet uitblijven. De zeer nationalistische inslag van de 1902-tentoonstelling had bij de Fransen gevoelige snaar geraakt. Vele jaren waren zij ontevreden over het feit dat Italië de renaissance had en Vlaanderen de primitieven, maar zij zelf niks leken te hebben in termen van vroege kunst.176 In 1904 kwamen de Fransen met hun reactie op de tentoonstelling en hielden de Exposition

des Primitifs Français in het Louvre. De voorzitter van de tentoonstelling en de auteur van de

catalogus was Henri Bouchot, conservator bij het Bibliothèque National. De tentoonstelling was een groot succes en niet helemaal zonder gevolgen. Een aantal schilders waarvan gedacht werd dat ze Vlaams waren, onder andere de Meester van Flémalle, bleken Frans te zijn.177 Maar de motieven achter de tentoonstelling en de toon waarop Bouchet schreef in de

catalogus waren niet echt wetenschappelijk van aard. Hij beweerde dat aangezien de inwoners van Brugge Frans spraken, hun schilders ook als Frans moesten worden gezien. En hij

beargumenteerde dat de Italiaanse renaissance een ‘legende’ was aangezien de oude Franse kunst al doordrongen was van ‘waarheden en menselijkheid’ toen de Italianen nog in hun ‘Byzantijnse tradities’ vastzaten. Ook was hij van mening dat Hubert en Jan van Eyck wel hadden bestaan, maar somde vervolgens allerlei argumenten op die dit betwijfelden.

Bovendien ontkende hij het belang van de schilders in de kunstgeschiedenis.178 Zijn tekst was al tijdens de tentoonstelling het mikpunt van spot.

In Brugge volgden na de tentoonstelling in 1902 nog vele andere

overzichtstentoonstellingen, Hans Memling, Gerard David, Jan van Eyck, Jan Gossaert en Pieter Pourbus kregen allemaal minstens een keer een eigen tentoonstelling. Toen in 2002 Brugge de culturele hoofdstad van Europa werd, was dit reden om een aantal grote

tentoonstellingen te organiseren. Om deze te ondersteunen werden er ook kleine

tentoonstellingen gehouden zoals Impact 1902 Revisited, om na honderd jaar terug te kijken op L’exposition des Primitifs Flamands. Het was een bescheiden tentoonstelling en meer een documentaire, die helaas niet veel bezoekers trok.179 In een verslag van de stad over het culturele jaar wordt het volgende gezegd:

‘Impact, 1902 Revisited en Portret van een stad, Brugge 1847-1918 waren twee kleinere, eerder documentaire tentoonstellingen die een interessante aanvulling boden op de drie grote

176 Haskell 1993, 466. 177 Haskell 1993, 466. 178 Bouchot 1904, I-XXXII. 179 Recensie in de Trouw 03-04-2002.

57

tentoonstellingen. Impact, 1902 Revisited (…) belichtte de invloed van de eerste retrospectieve van de Vlaamse Primitieven, die in 1902 werd georganiseerd. Die tentoonstelling betekende toen niet enkel een mijlpaal in de ontwikkeling van het toerisme in Brugge, maar ze had ook een grote invloed op de Vlaamse expressionisten. Impact, 1902 Revisited werd samengesteld door Eva Tahon van de

Stedelijke Musea.’180