Door
de aanhoudende lektuur van ridderromans wasDon
Quijote's brein verward; steeds handelende naar de begrippen van lang vervlogen dagen
werd
hij de bespotting zijner tijdge-nooten.Deze
edele ridder der droevige figuur is de type van denman met
waarlijk schoone en grootsche gevoelens, die voor eenzijdige studie van het verleden den tijd niet begrijpt, waarinhij leeft.
O
de studie van 'slauds oude historiebladen is nuttig en hartverhefFend. Wijkunnen
daaruit leeren: ophet voetspoor onzer voorouders niet tewanhopen
in dagen, waarin 'slands toekomst ons donker schijnt, ben na te volgen inhun
onver-flauwdenmoed
en stalen veerkracht,maar
wijworden Don
Quijotes, zoodra wij juist hetzelfde doen als zij, zonder te be-denken, dat de tijden veranderd en de begrippen vooruitgegaan zijn.
Evenmin
als wij heden ten dage slavenhandel drijven,omdat
de vaderen dit deden,evenmin
behoeven wij ons thans, het koste wat het wil, vast teklemmen
aanhet bezitvauenkele nietige forten op deKust
van Guinee,omdat
die door het voor-geslachtmet
opofferingen veroverd zijn.De
Nederlanders der zeventiendeeenw
waren kloeke varensgasten en onversaagde handelaars, die onbekende zeeën doorkliefden,om
nieuwe mark-ten op te sporen, groote kapitalenwaagden
in een handel op verre wereldstreken.Maar
bij alhun
durven bleven zijbedacht-zame
Nederlanders, die bij tijds de bakens verzetten, als het getij verliep, geen handel aanhielden op plaatsen, waar diegeen voordeel opleverde. Zelfs in de dagen van haar grootsten bloei brak de Oost-Indische Kompaiijie telkens kantorenop, zoodradie lastposten werden.Waar
oorspronkelijke handelsnederzcttingen allengs groote veroveringskoiouiën werden, zooalsonsrijkin den127
OoBt-Indischen Arsjipel , gaat zulks niet aan; door soeverein gezag over vreemde volken uit te oefenen belast een koloniale mogendheid zich
met
de verplichting, de onderworpen volken goed te besturen—
een plicht, waaraan zij zich niet naar willekeur onttrekken mag.Ons
bezit ter kuste van Guinee isechter niets dan een kwijnendehandelsnederzetting ende vraag, die
nu
aan de Nederlandsche nacie wordt voorgesteld, is een-voudig deze: Wilt en kunt gij die tot een veroveringskoloniemaken,
of moet gij die taak aan anderea overlaten?De
heer de Jonge beschouwt den handel op Afrika als eene nacionale tradicie en wil, datwij diehandhaven met den eerbied, die een rechtgeaard kind voor zijne ouders koestert.Maar
wijdoen ditjuist, wanneer wij onzen handel evenminals devaderen tot de
Goudkust
beperken, voor de West-IndischeKompanjie
in haar bloeitijd vooral de verzamelplaats der waren, diezij van
Angola
af tot SierraLeone
toe inkocht; wij handhaven die tra-dicie, wanneer wij heden geen maniget aanvoeren, omdat ditgeen waarde
meer
beeft, noch slaven,omdat
ons geweten zulks verbiedt,maar
de heden zoo gezochte vetstoffen naar Europa*brengen en die dan ook halen, waar ze het best te verkrijgen zijn, en dus niet uitsluitend op de Goudkust,
maar
vooral in Liberia, de Bocht van Guinee, hetKongo-Gebied
, eerlang zelfs op Afrika's Oostkust. Sedert langisde handelsgeschiedenis onzer vaderen voor mij een geliefkoosd veld van onderzoek en acht ik den heer de Jonge hoogom
den ijver,waarmede
hij de oorkonden onzer vestiging in Insulinde aan het licht brengt.Met
dt'stemeer
leedwezen treedikthans tegenhem
op,nu
hijeen voorhem
vreemd terrein, een praktische kwestievan den dag, be-handelt en—
rampzalig gevolg eener onzedenkkrachtverslappende verfranschingvan geest—
ditnietdoetmet
oud-Holiandsche dege-lijkheid, sedert lang denroem
onzer geleerden,maar met
den Franschen slag.Hoe
kon destudie van ons roemrijk verledenhem
zoo flauwhartig
stemmen!
Heeft hij, daarin geheel verdiept, geen oog meer voor hetgeenom
ons plaats heeft'rHet
doetluij goed,wanneer
ik aan de hand des heeren de Jonge de geestkradit\iiii eeu Cojii ieer bewondeieu,
maar meer
nog popelt mij het128
hart, wanneer ik, zoo als in de laatste
maanden,
onder do handelsberichten vermeld vindt, dat een klein scheepje eener firma te Vlaardingen daar rechtstreeks uit Zanzibar is binnen-gekomen. Dit ,schijnbaar onbeduidende feit belooft veel voor ieder, die weet, welken belangrijken handel Noord-Amerikanen
en Duitschers op Zanzibar drijven— men
zie de statistiek van den in- en uitvoer aldaar in den laatsten Almanach de Gotha.Dit is
nog maar
een begin, de eerste stralen van een morgen-rood, dat zich aan dekim
vertoont, terwijlopkomende
nevelen dit licht wederkunnen
verduisteren.Maar
voordenopmerkzamen
beschouwer van de teekenen des tijds bewijst het toch, datonze handelnog
nieuwe banen durft betreden,na
jaren vanstilstand en kwijning, andere uitwegen zoekt dan de oude vrachtvaart naar Java en terug.Dat
de Nederlandsche handel zich tegenwoordig niet alleen in vreemde landen durftwagen
,maar
zich daar ook naast andere Europeesche koopliedenmet
glanskan handhavengetuigt vooral de belangrijke ontwikkeling der zaken van deAfri-'kaansche Handelsvereeniging
te Rotterdam. Diepgrieft het mij, dat ik én door de vervroegde bijeenkomst derTweede Kamer
én door het niet in behandelingnemen
vanhetontwerp over de stoomvaart naarAmerika nu
dit geschriftmoet
sluiten en daarin niet het hoofdstuk kanopnemen,
dat ik aan deze zoo gewichtige onderneming had toegedacht,maar
demeer
uit-voerige beschrijving van het gebied, waar zij handel drijft, tot een latere gelegenheid moet besparen. Voorloopig vergenoegemen
zichmet
de volgende gegevens, die mij welwillend door de direkteurs, de heeren Kerdijk en Pincoffs, verstrekt zijn en zoo duidelijk doen zien, welk eenomvang
deze ondernemingin korten tijd verkregen heeft. Eerst in 1857 begonnendeze heerenhun
handel op West-Afrika bezuiden den evenaar, waaruit in 1869 debovengenoemde
namelooze vennootschap ontstaan is.Deze heeft daar thans reeds tien faktorieën; deels zoo alsdie te Ambriz en aan de
Dande
binnen het gebied der Portugeesche kolonie Angola; deels zoo als die te Ambrizette, aan denKongo,
teKabinda
in een streek, waarover Portugal volstrekt129
«
geen gezag uitoefent,
maar
waarop het van oudsher aanspraken doet gelden, wier geldigheid tegenover andere Europeesche naciën doorEngeland
niet erkend wordt; voorts meer noord-waarts langs de kust totLoango
toe. Tn deze faktorieën, waarvan die aan de zeekust in het volgens alle bevoegde auto-riteiten gezondste deel vanWest-
Afrika liggen, heeft zij thans een personeel van 38 Europeesche handelsbedienden en 19 werk-lieden (machinisten, smeden, kuipers, timmerlui, metselaars) behalve het groot aantal Kabinda-negers, dat bij afwisseling voor zwaarder werk in haar dienst is. In hare hoofdfaktorie teBanana-Point aan den noordelijken
mond
van denKongo,
diezij van het Franache huis Regis overnam, toen dit in 1862zijn handel in negerimmigranten moest staken, heeft zij behalve smederij en kuiperij een eigen sleephelling, terwijl zij op haar kosten den
mond
van denKongo
betont en bebakent. In het verkeer tusschen deze hoofdfaktorie en de andere wordt door verschillende kustvaartuigen, een klein sleepbootje en een stoomboot van 150 ton voorzien. Voorts heeft zij een Engelsche stoomboot gehuurd, die geregeld tusschenRotterdam en Banana-Point vaart en in 1870 vier reizen deed; dit zijn de Engelsche stoombooten onzer handelstatistiek onder het hoofd:Westkust
van Afrika.Den omvang
, die de handelsbeweging der AfrikaanscheHan-delsvereeniging
nu
reeds verkregen heeft, blijkt hieruit dat zijin het vorigejaarvoor eene waardevan
ƒ
1,550,000teRotterdamaan de markt bracht en wel 1800 ton aardnoten, 1500 ton palm-pitten, 900 ton palmolie, 200 ton kofiSj, 7o ton gom-elastieken 23 ton ivoor.
De
waarde harer uitvoeren bedroegen in 1870 twaalf ton gouds, waaronder voor zeven en een halfaan Neder-landsch fabrikaat. In den aanvang hareronderneming
kon zijin hare behoeften alleen door Engelsche mauufakturen voorzien;
sedert hebben echter de ondernemendstefabrikantenin
Tweuthe
zich toegelegd op devervaardiging derinAfrika gezochtekleedjes en bedienen
nu
deze markt, een bewijs, dat onze Tweutst;he industrie nog niet zoo afhankelijk is van een beschermendtarief, als de hoe langer hoemeer
konservatief wordende Aruhtniiiche130
Courant zich verbeeldt,
maar
tevens een krachtig bewijs, welke welvaart ondernemingen als de AfrikaanscheHandelsvereeniging in ons land verspreiden. Dit blijkt ook daaruit, dat hare aan-voeren van koffie, waarop ik reeds in een vorig hoofdstuk de aandacht vestigde, voor dit artikel te Rotterdam eene marktvormden,
zoodat de Afrikaansche koffie, die uitde Portugeesche bezittingen St.Thomas
enAngola
teLissabon werdtaangebracht,nu
reeds voor het meerendeel van daar te Rotterdam termarkt komt. Uit de officieele Engelsche handelstatistiek kanmen
eindelijk zien, dat de handelsomzet der Afrikaansche Handels-vereeniging ongeveer evenveel bedraagt als die vau al de En-gelsche huizen op
Loango
,Kongo
en Angola. Voorzeker een merkwaardig bewijs, dat de Nederiandsche handel onder goede leiding nog welmet
dien van het buitenland kan mededingen.Ook
voorziet deze vereeniging bij koutrakt hetEngelscheskadervan
steenkolen, als hoedanig zij vermeld wordt in de korres-pondencie over den slavenhandel, die in 1)S66aanhetparlement werd overgelegd. Reeds in 1863werddaarindeinvloed geprezen, die zij door haar handel in hetKongo-Gebied
uitoefende, van waar destijds nog zulk een groot aantal slaven werduitgevoerd.Hoewel
deze Nederlandscheonderneming duszeergoedbekend was bij de Engelschen, hare werkzaamheidmet
lof vermeldwerd
in het Verslag van den heerKoopman,
vooralomdat
zij uitsluitend ruilhandel a kontant dreef, zonder zich aan de nadeelen van het kredietstelsel bloot te stellen, scheen onze Nederlaiidsche regeering haar bestaan niet te kennen, toen het door de Faiitijnen ingesloten
Elmina
van hieruit van levens-middelen moest voorzien worden. Althans zij bevrachttemet
groote kosten een schip, dat alleen daarvoor de reis naar deKust
moest doen envernam
eerst later tot hare bevreemding, dat Nederlanders eene geregelde stoomverbindingmet
denKongo
onderhielden en, mita vooruit gewaarschuwd, tegen veel geringer vracht de door de regeering te verstrekken pro-viand naarElmina konden
brengen. Bij het gemis van een vol-doend handelsverdragmet
Portugal, hetgeen even als een IrukLaat met den sultan van Zanzibar zoo noodig is, zal deKederlandsche vaart zich op Afrika's Oostkust met goed;j;evolg
kuunen
vestigen, heeft de Afrikaansche Handelsvereenigingdoor eigen kracht toegang verkregen tot het Portugeesch gebied.Laat ons hopen, dat de regeering, indien zij eindelijk eens onderhandelingen over zulk een handelsverdragaanknoopt, geen voet geeft aan Portugals verouderde aanspraken op het
Kongo-Gebied,nu
weder het eerst doorNederlandersvoordenwettigen handel geopend, een gebied, waar een Pieter van den Broecke reeds in het begin der zeventiendeeeuw
zoo gewichtige han-delsbetrekkingen had aangeknoopt.Sovffrirpourparvenir, zoo luidde het schoon deviesvan
Huygen
van Linschoten, den kloeken reiziger, wiens geschriften aan onze voorouders denweg
naar Oost-Indië wezen. Die spreukblijve steeds de leus van ons Nederlanders, in het bijzondervan onze handelaars.
Een koopman
, die zich in verre landen onder onbeschaafde volken vestigt of zijne kapitalen derwaarts zendt, trotseert allerlei bezwaren van eenhem ongewoon
klimaat, vreemde zeden en handelsusanciën, hij stelt zich aan velerlei verliezen bloot, van zulk een handel onafscheidbaar.Moedig
waagt hij dit alles: pourparvenir, in de hoop opgroote handels-winsten. Snijhem
die hoop af, dan zal een werkelijk soliede handelaar zijne zaken opbreken en zich elders vestigen. Alleen de wrak staandekoopman
durft dit niet, uit vrees zijn reedaafnemend
krediet nog meer te doen dalen. In de mistroostige bui, waarin de heer de Jonge onder hetopstellenvanzijnlaatste vlugschrift verkeerde, wil hij de oude leus der Nederlanders van de zeventiendeeeuw
omkeeren in endurerpour durer. Daar-tegenmoet
ik protest aauteekenen. Zulk een spreuk past alleen aan ondergaande volken, zoo als Spanjaarden en Portugeezen, die juist, omdat zij aan eigen volkskracht beginnentetwijfelen,
het luidst brallen en stoffen op de daden van het voorgeslacht, omdat zij de veerkracht missen in de tegenwoordige omstandig-heden den
moed
der voorvaderen natevolgen, zich krampachtig vastklemmen aan de ruienen hunner verouderde stichtingen.Een
land als Nederland, dat roemrijk den schepter voert over het onmetelijke Insulinde, daar zijn gezag voortdurenduitbreidt132
en hoe langer hoe
meer
tot zegen doet strekken voor deinboor'^lingen; een land, dat bij zijn voorvaderlijk erf in
Europa
ge-^stadig gewesten bij gewesten inlijft, eerst de Haarlemmermeer,]
nu
het IJ, later zoo wij hopen, deWadden
en de Zuiderzee;een land, dat zijn breedste stroomen en zeearmen metdeijzerei
bruggen zijner spoorbanen overspant; een land, dat onderzijn€
geleerden en kunstenaars
nóg
steeds banierdragers telt; zuileen land, is
nog
niet zoo gezonken dat het zichangstig behoef^aftevragen, of de in het welbegrepen belang der inlanders
ondernomen
vervreemding eener onbeduidende koloniezijn roer in de wereld zal doen tanen; zulk een land behoeft zich niet te ontstellen, omdat een naburig volk eindelijk de staatkundige macht verkregen heeft, die het sinds langtoekwam, want
hoe klein Nederland ook zij onder de volken vanEuropa,nog
steeds vervult het in den wereldstrijd voor beschaving en ontwikkeling een eervolle plaats.Door MARTlJNlJS NiJflÜJ^'l*' te 'sGravenhage, is uitgegeven: