• No results found

HET FINANCIEEL KE8ULTAAT VAN DE EEANSCHE UITBEEIDINÖS- UITBEEIDINÖS-POLITIEK IN WEST-AFEIKA

Fransch-Senegambië,

door de Franschen naar de voor-naamste rivier gewoonlijk Ie Senegal

genoemd

, omvat thans be-halve de westkust der Sahara tot

Kaap

Blanco(heteilandArguin en de baai van Portendik, vroeger Nederlandsche bezittingen

,

bekend door het heldhaftig gedrag van

Jan

Rejersz, den

man,

die geen Fransch verdtond) bijna geheel Senegambië, daar de Engelsche kolonie aan de

Gambia

en de Portugeesche posten in Zuid-Senegambië in politieken zin slechts onbeduidende en-claves zijn in dit uitgestrekte kolonizacieterrein der Franschen.

Zoo

als ik reeds vroeger opmerkte, is Fransch-Senegambië van

al de West-Afrikaansche koloniën de eenige, die in waarheid eene veroveringskolonie heeten kan.

Deze

meerdere politieke ontwikkeling dagteekent eerst van de laatste zestien jaar en is

onder het in koloniale aangelegenheden zoo verlichtbestuurvan Napoleon III vooral verkregen door de krachtige leiding van den kolonel der zjeaie Faidherbe en den kapitein terzee

Jauré-55

guiberry, die sedert 1855 herhaalde lualen deze kolonie bestuur-den, beide dappere krijgslieden, wier verdiensten reeds lang bekend waren bij ieder, die op de toestanden in vreemde koloniën het oog gevestigd houdt,

maar

eerst onlangs

meer

de algemeene aandacht trokken door

hunne

onvermoeidepogingen,

om

den krijgskans indenlaatstenoorlog tengunste vanFrankrijk te doen keeren.

Toch

hadden de Franschen zich reedsmeer dan twee honderd jaar geleden op het eiland St. Louis nabij den

mond

van den Senegal gevestigd ' en veroverden zij reeds in 1677 op de Nederlandsche West-Indische

Kompanjie

het eiland Goeree bij

Kaap

Verd, dat

hun

even als de op de tegenover-gelegen kust gelegen t'aktorieën te Eufisque, Portudal en Joal

bij den vrede van

Nijmegen werd

afgestaan.

Hoewel

zij in de eerste helft der vorige

eeuw

verschillende forten hooger aan den Senegal vestigden en onder den

ondernemenden André

Brue, die tusschen 1697 en 1720 tweemaal de ko-lonie bestuurde, zelfs langs den

Falémé

tot in het goud-land

Bamboek

doordrongen, bestond deze bezitting, toen zij die in 1817 van de Engelschen terug

bekwamen,

eigenlijk alleen uit de eilandjes St. Louis en Goeree. Sedert werden weder eenige forten op den Senegal aangelegd, onder anderenin1818 dat te Bakel, een weinig beneden de zamenvloeijing van dien

Boven-Senegal en den Falémé,

maar

de oude en slaafsche

ver-houding van het Europeesche gezag tegenover de inlanders, de kostumen uit de dagen \an den slavenhandel bleven nog lang voortbestaan. Bij voorbeeld ieder vaartuig, dat aan de

zooge-' Het jiiiste tijdstip der stichting vau St. Louis is mocijelijk op te geven

,

zoo laug de Franschen, wien het, zoodra het hun nationalen roem geldt, teu eeiienraale aan historische kritiek schijnt te ontbreken, tegen al, wat vanelders bekend is, blijven volhouden, dat hunne vaart op Guiuee niet begonnen is om-streeks de helft der zestiende eeuw, maar reeds tweeeeuwen vroeger. Uit de reis vau (,'laude Jannequin naar den Senegal{Illst.Gén. des Voyages,T.

IH

,

p. 261) blijkt duidelijk, dat er in1637nog geen fort te St. Louis was. Dapper, Afrika (Amst. 1668, bl. 340) zegt, dat die sterkte eenige jaren geleden ge-sticht is; daar die schrijver zijne broniien, zonder ze te noemen, woordelijk overschrijft, brengt deze opgaaf ons nietveel verder. Zooveel blijkt echteruiteen CU ander, dat het tusschen 1640 ca 1660 zal hebbeu plaats gehad,

56

naamde

escdles op den noordoever van denSenegal van de

Mooren

der Sahara goin

kwam

koopen, moest

om

den handel te

mogen

beginnen, goederen betalen, soms ter waarde van ze.^houderd francs en dan

nog

eens offeren,

om

het aangekochte stroomaf-waarts naar St. Louis te

mogen

voeren.

De

koningder Trarzas, een dier

Moorsche stammen,

hief zelfs belastingenvan de koop-lieden tot in

Guet

Ndar, de voorstadvanSt.Louis.

DeFransche

regeering betaalde bovendien jaarlijks tribuut aan de hoofden dezer

Mooren

en aan de meeste negervorsten langsden Senegal Kontrakteu, gesloten in

naam

van den schepper van hemel en aarde, eindigden aldus: dat de regeering betalen zou aan den koning van "Walo (bezuiden St. Louis)tien flesschen brandewijn;

aan zijn bediende twee flesch en een staafijzer; aan Guimbotte (princes van "Walo,

gehuwd

in 1832

met

het hoofd der Trarzas) een kistje, een stuk moesselien, vier flesch brandewijn, tien rollen tabak, een

pond

kruidnagels en bovendien voor haar levensonderhoud!!! eene danie-jeamie cognac. '

Deze

vernederende gebruiken bleven in zwang, totdat Faidherbe in

December

185l

goeverneur werd. Sedert betaalt de regeeringgeenedezercoulnmts

meer

en zijn die, welke de

Mooren

van den gomhandelhieven

,

door vaste rechten vervangen. Dit geschiedde echterniet zonder het voeren van herhaalde bloedige oorlogen.

Zoo

moesten de

Moorsche stammen

der Trarzas,

Braknas

en Douaïches, die al-lengs veel gezag verkregen hadden in de negerstaten aan de zuidzijde van den Senegal, naar den noordoever teruggeworpen

worden

, hetgeen

met

de Trarzas eerst na een vierjarigenoorlog gelukte.

Aan

den Boven-Senegal, waar in 1855 beneden den Feloe-Waterval op duizend kilometers van St. Louis het fort

Medina

gesticht was, had

men

een hachelijken t^trijd te voeren

met

den

Mohammedaanschen

geestdrijver El

Hadj Omar,

die onder de Foela's van den Senegal een groot rijk wilde stichten en eerst

na

zes jaar zich van dit gebied naar dat van den Boven-Nitrer teruc: trok. "^

1 Tour du Monde, 1861 T. I p. 19.

2 Uit de T)e]angrijke reis vau den luitenant ter zee Mage en den scheeps-dokter Qiiintin, die op aanbeveling van Faidherbeiu 186.'}vanSt.Louis naar deu

57

Door

deze en andere expediciea strekt het Fransohgezagzich

nu

uit over het geheele stroomgebied vandenSenegalenFalémé, zoover beide rivieren bevaarbaar zijn; al de negerstaten aanden Senegal erkennen de suzereiuiteit van Trankrijk, of zijn bij de kolonie ingelijfd, zoo als dat van

Walo

en de kuststrook van Cayor tusschen den Senegal en

Kaap

Verd.

Van

Goeree uit hebben de Franschen in hetzelfde tijdperk

hun

macht doen ge-voelen aan de tusschen

Kaap Verd

ende

Gambia

gelegenrijken Baol, Sin en Saloem en in het laatste 120 kilometer op de rivier den post

Kaolakh

gesticht.

De

vooralsnog onder En-gelsch gezag staande

Gambia

overspringende,

komt men

aan de Casamance, een diep in het land indringenden zeearm,

waarde

Franschen reeds in 1836 en 1837 aan den

mond

en 180

kilo-meters hoogerde faktorieënCarabane enSedhioehaddengevestigd en in de latere jaren door verschillende expedicies

hun

gezag

wederom

hebben uitgebreid, zoodat zich zulks thansmet

uitzon-Boven-Niger vertrokken en meerdan tweejaardoorAhmadoe,zoon van El Hadjite Sego werden opgehouden (de reisbeschrijvingvanMagevindtmen: Tour duMonde van 186S T. I en Revue mar. et col. 1S67 en 1868)blijkt, dat£1 Hadj Omar, wiens dood geheim gehouden werd, in 1864 of 1865 moet gesneuveld zijn en dat het door hem aan den Boven-Niger gestichte rijk door den opstand van de Bambarra's en andere negerstammen zijn ondergang te gemoet gaat. De Foela's (ook Peul, Fulbe, Fellani en Fellata's genoemd) behooren, hoezeer veel met negers vermengd, reeds niet meer tot de eigenlijke negers. Misschien etnografisch verwant aan de Kopten of Egyptische Fella's, hebben zij zich reeds voor ver-scheidene eenwen over geheel Soedan tot in Senegambië verspreid, waarzijeerst als in taal en zeden afzonderlijke staramen onder de negers woonden, later na hunne bekeering tot den Islam als veroveraars optraden. Zoo stichtten zijinhet laatst der vorige eeuw in Senegambië de rijken Foeta Toro, Bondoe en Foeta Djalon, van afhet begin dezer eeaw in Soedan de groote rijken van Haussa en Massena, die met de vele daaraan onderworpen landenzichlangs debeide boven-armen van den Niger, Kworra en Binue, uitstrekken en ons door de reizen van Denham, C'lapperton en Barth, laatstelijk door die van Mage en Rohlfs nader zijn bekend geworden. Vg. over de Foela's

Theodor

"Waitz, Antkro-pologie der Naturoolker, Th. II s. 447

474, Faidherbe, Noiice sur la colonie du Senegal in Nouvelles Annales des voyages, 1859 en vooral eenlater opstel over de Foela's {Revue maritime eicolo7iiale,l!iov.lS66j).&66

676) van genoemden generaal, die blijkens deze en andere geschriften de pen nietminder goed hanteert dan het zwaard.

58

dering van den Porfcugeeschen post Zighinchor overdit geheele stroomgebied uitstrekt. Zuidwaarts volgen dan de door enkele Portugeesche forten bezette en voorts onafhankelijke rivieren St.

Domingo, Geba

en Rio Grande,

maar

aan de rivieren, die van daar af tot nabij Sierra

Leone

in zee vallen, zoo als de Rio Cassini,

Nunez, Pongo

en Mallecory zijnsedert de laatste tien jaar een aantal Pransclie handelsfaktorieën, terveijl de Fransche regeering in 1867 te

Boké

aan den Rio

Nunez

een agent der kultures geplaatst heeft,

om

daar kofiBeplantazjes aan

te leggen.