In de geheele koloniale geschiedenis ken ik geen voorbeeld van een staatsrechterlijken toestand zoo zonderling als dien van
Eernando Po
in de jaren 1843—
1858. Dit eiland, waar geen'
Gramberg,
Sclietsen, bl. 378 en het anonieme vlugschrift: Ifat moei Nederland doen met zijne bezittingen ter kuste van Guinea^'sllage 186;i,dat aau den heer Nagtglas wordt toegeschi'even.lO'J
«nkele Spanjaard
woonde,
zelden of nooit een Spaansch koop-vaardijscbipkwam,
was toen toch innaam
eene Spaansohe kolonie, achtereenvolgens bestuurd door twee vreemdelingen, een Engel:^chman en een Hollander, diehoegenaamd
geen bezol-diging van de Spaansche regeering genoten,maar
uithaarnaam
belastingen hieven, wier opbrengst zij voor de behoeften der kolonie besteedden in overleg
met
een raad uit de ingezetenen zoodatFeruando Po
toen in werkelijkheid een kleine republiek was, waar slechts voor de leus de Spaansche vlag uithing.Het
ontstaan van dezen buitengewonen toestand vereischt eenige nadere historische verklaring.Spanje, dat in vorige
eeuwen
het grootste deel der nieuwe wereld overheerschte, bad destijds geene enkele kolonie in tro-pisch Afrika. Eerst in 1778 verkreeg het door het verdrag vanSan
Ildefoneo, waarbij de grenzen tusschen de Spaansche en Portugeesche bezittingen in Zuid-Amerika
naderwerdenbepaald, van Portugal het bezit over de beide Guineesche eilandenFer-nando Po
enAnnobon.
Portugal kon gemakkelijk deze eilanden afstaan.Op Annobon
had het in de zestiendeeeuw
negers van de vaste kust overgeplant,maar
die later geheel aanhun
lot overgelaten, terwijl het zichnimmer
vestigde opFernando
Po, het eenige eiland van tropisch West-Afrlka, dat reeds voor do komst der Europeesche zeevaardersbewoond
was.De
aanspraken van Portugal op dit laatste eiland berustten dus enkel op het zeer betwistbare recht der eerste ontdekking. Spanje, dat in zijne Amerikaansche koloniën zooveel mogelijk denhandelmono-polizeerde en die voor staatsrekening vaii negerslaven moest voorzien, had deze tot dusver op zeer nadeelige voorwaarden moeten koopen, eerst van de ïsederiandscheWest-Indische
Kom-panjie, later bij de bekende asiento's van Frankrijk en Engeland.
Het
moest dus hoogen prijs stellen op het bezit van deze eilan-den in de Bocht van Guinee, van waaruit het zich gemakkelijk in de naburige rivieren der vaste kust vaa slaven kon voorzien, destijds het deel van West-Afrika, waar dit treurige handelsar-tikel het be«t te verkrijgen was, even als het thans de meeste paimulie oplevert.Nog
in 177ö vertrokken drie bchepeu uit110
Montevideo,
om
de eilanden in bezit te nemen.Door
liet onge-zonde klimaat verloor deze expedicietwee derdenderbemanning
,
terwijl de geringe bezetting, die
men
opFernando Po
vrilde achterlaten, in opstandkwam
, zoodatmen
ook deze moest in-trekken.Door
dit ongelukkige begin afgeschrikt, deed Spanje vooreerst geen nieuwe poging,om
zich in zijne Gruineesche kolonie te vestigen, waartoe het trouwens de noodige energie miste, zoodra dezwakke
KarelIV
den hervormingsgezinden Karel III was opgevolgd, en waaraan het later zelfs niet kou denken, zoolang het eerst zijne staatsonafhankelijkheid tegen de reuzenmaclit van Napoleon moest verdedigen, daarna ver-geefsche pogingenaanwendde
tot herovering der aan zijn gezag ontworstelde koloniën op het vaste land van Amerika.Ook
had-den deze Guineesche eilanden voor Spanje eigenlijk alle waarde verloren, nadat het zich tegenover Engeland had verbonden, den slavenhandel na 1820 aan al zijne onderdanen teverbieden.Daarentegen moest Engeland juist door zijne krachtige pogingen tot onderdrukking van dien handel het oog vestigen op
Fernando
Po, volgens Bastian, die alle vijf werelddeelen doorreisde, het schoonste eiland der aarde, welks uitgedoofde vulkaan van den 9000 voet hoogen top tot het zeestrandmet
dicht bosch bezet is en zich voor het oog als de Piek van Teneriffe voordoet,maar
getooid in het weelderige pianteukleed der keerkringgewesten.Het
Engelsche.eskader moest vooral de zooveel slaven leverende Bocht vanGuinee bewaken
en dan de negers uit de daar vermeesterde slaveuhalers naar SierraLeoue
brengen, op welke'vooral voor zeilschepen zoo langdurige reis steeds een groote sterfte onder de te voren aan zoo vele ont-beringen blootgestelde slaven plaats had.Men
zocht dus naar een geschikt oord in de nabijheid, waarmen
deze ongelukkigenkon
vestio;en, zonder hen op nieuw in handen der slavenhalers te leveren.Fernando
Po, welks schoone baaijeu de Eugelsche kruisers herhaaldelijk aandeden,om
proviand in tenemen,
was daartoe allergunstigst gelegen, ookom
van daaruit den slaveu-handel in de Bocht tegen te gaan en den liaudel in palmoliete beschermen.De
Eugelsche regeering besloot dus dit eiland te111
bezetten, dat feitelijk alleen aan de oorspronkelijke bevolkinsj, de zoogenaamde Boebies, behoorde en sedert een halve
eeuw
geheel door Spanje verwaarloosd was,met
welkemogendheid
Engeland bovendienna
Cannings erkenning van de onafhan-kelijkheid der republieken van Spaansch-Amerika op zeer ge-spannen voet stond.Kapitein
Owen nam
in 1827Fernando Po
in bezitenstichtte aan de noordzijde juist tegenover de olierivieren in de baiiiClarence-Cove de stad van dien
naam
. waarvoor hij den grond van een paar hoofden der Boebies had aangekocht.Ook
deze 'expedicie kostte een groot deel derbemanning
het leven, daarmen
de voor den aanleg der stad noodige graafwerken doorEuropeanen
liet verrichten, in plaats van door Kroenegers, die zich trouwens destijds misschien nog niet zoo algemeen aan de Europeesche gchepen voor matrozenwerk en anderen zwaren arbeid verhuurden. Spanje protesteerde krachtig tegen deze in-breuk op zijne rechten, aan welke reklamesEngeland naeenigentijd gehoor gaf en reeds in 1833 zijn bestuur over
Fernando Po
introk, naar het mij toeschijnt vooral, omdat de Engelsche politiek toen in Spanje na het overlijden van Ferdinand
YII
de hervormingsgezinde Christino's tegen het absolutisme der Carlisten steunde en dus alle reden tot oneenigheidmet
de Spaansche regeering wilde vermijden. Misschien droeg er ook toe bij, dat het klimaat vanFernando Po
in Engeland slecht stond aangeschreven door de verliezen, die de expedicie vanOwen
had ondergaan, welk slecht gerucht werd aangewakkerd door de ingezetenen van Sierra Leone, die bevreesd waren,dat de internacionale rechtbank over de vermeesterde slaven-schepen van daar naar het zooveel gunstiger gelegenFer-nando Po
zou overgebracht worden. Engeland had namelijk OOK bij erkenning der rechten van Spanje zijn bestuur overFernando Po kunnen
handhaven, totdat deze mogendheid in staat was, dit over te nemen.Onder
het Engelsch bestuur hadden zich toch reeds Europeesche handelaars, zooalsBeeeroft en Lijnslager, kleurlingen en negers uit Sierra Leone en de EngelscheOoudkust
te Clarence-Cove gevestigd, terwijl veleuit112
de slavenschepen verloste negers derwaarts waren overgebracht, waardoor dit stadje toen reeds een kleine,
maar
bloeijeude bandelskolonie was, die meer dan menige ^est-Afrikaausche kolonie van den ouden tijd de bescherming van een Europeesch bestuur verdiende. EngeJand schijnt dit later te hebbeuingezien en knoopte in 1839 eene onderhandelingmet
Spanje aan,om
de rechten dier
mogendheid
opEernando Po
at' te koopen.Onder
het regentschap van Espartero, het beste en verlichtste bestuur, dat Spanje in dezeeeuw
had,kwam
in 1841 een ver-drag tot stand, waarbij SpanjeEernando Po
enAnnabon
voor 60,000£
aan Engeland afstond—
een hooge som, alsmen
bedenkt, dat het daar slechts een nominaal recht van eigendom kon doen gelden, nooit eenig werkelijk bezit had uitgeoefend.
Niettemin vond dit verdrag, dat door de Cortes moest
worden
goedgekeurd, grooten tegenstand bij de op het punt van eer zoo kitteloorige Spanjaarden, zoodat de regeering,•afgeschrikt door dit verzet in de Cortes, de pers en de geleerde genoot-schappen, het wetsontwerp introk.Wilde
Spanjenu
niet de rol spelen van denhond
in de fabel, die een ander niet gunt, wat hij zelf niet gebruikenkan, dan diende het ten spoedigste een bestuur opEernando Po
te vestigen.Daar
echter sedert zestig jaar geen Spaansch schip dit eiland bezocht had, als misschien in het eerste deel vandit tijdvak enkele slavenhalers, zondmen
er in 1843 een oorlog-schip heen ouder den kapitein ter zee de Lereua,om
denstand van zaken aldaar te onderzoeken.Deze nam nu
opnieuwplechtig bezit vanEernando Po
enAnnobon
, zelfs vanheteiland Coris'jo, waar hij aan een negerhoofd een akte van aanstelling uitreikte,maar
daar hij niet in staat was,om
teClarence-Cove Spiiansche beambten en bezetting achter te laten,benoemde
hij Beecroft tot goeverneur.Ook
gaf hij dezenEngelschman
de bevoegdheid, rechten van in- en uitvoer en havengelden te heffen, eene milicie voor den dienst der kolonie te formeeren en uit de notabele ingezetenen een raad van vijf personen te kiezen, aan wien de rechtspraak en de wetgevende macht was opgedragen.Kecda in zijne eerste zitting van lU April 1843 vaai'digde
113
deze raad een geheel koloniaal wetboek uit, datdoorbepalinG:en tot viering van den
Zondag
er recht Engelsch uitziet en waar-schijnlijk slechts eene nieuwe afkondiging was van verorde-ningen, vroeger opFernando Po
in gebruik '.Isa, Lerena's terugkomst in Spanje werd eene kommissie
be-noemd
ter overweging, watmen
daar verder voorFernando Po
moest doen; haar rapport luidde hoogst gunstig voor hetbehoud van een eiland, dat behalve uitstekend timmerhout, de pro-dukten, diemen
op de naburige kustkon
inkoopen, ook veel katoen, suiker en koffie zoukunnen
opleveren.Men
vergat alleen, dat negers negers en Spanjaarden Spanjaardenzijn. Intus-schen had Narvaez in hetzelfde jaar 18i3 den voor Spanje alte verlichten Esparteromet
wapengeweld verdreven en de meer-derjarig verklaarde Isabella de regeering aanvaard—
eene rege-ring, die gedurende een kwarteeuw
weer ten volle bewaar-heid heeft den diepen zin der oude Spaansche legende, datGod
aan Spanje verleend heeft: eenvruchtbarenbodem
,goeden wijn, schoone vrouwen, kortom al wat'smenschenhartbegeeren kan, maar.... een slecht bestuur,omdat
anders de engelen den hemel zouden' verlaten en naar Spanje den wijk nemen.Wel werd
op het gunstig rapport der staatskommissie eene krachtige expedicie van zeven oorlogschepen uitgerust,om
inderdaad een Spaansch bestuur op
Fernando Po
tevestigen;zijzou in het voorjaar van 1844 uitzeilen,
maar
kreeg, zoo als in Spanje zoo dikwijls geschiedt, eene audei'e bestemming. In de plaats daarvan vertrok in 1845 een enkel korvet onder de Manterola, die niets opFernando Po
uitrichtte, dan er' Het tarief en Je wetteu, door Bcecrül't voor Fernaudo Po gemaakt, vindt meu ia haar getieel achter het hierboven aangehaalde werk van fCavarro.
Dit en
Uon
Miguel Martiaez y Sauz, Breves apimtes sobre la isla de Fernando Fóo, Madiid 1859, met kaartje van dit eiland, verkreeg ik door de welwillende tusscheukonist van Baron F. van Pallandt, toen sekretaris van legacie in Spanje, waarvoor ik hcni te nn;er dankbaar ben, daar het nagenoeg oniuogclijk is, nieuwere Spaansche werken, vooral van matigen omvang, door den buekbandel tebekomen. Uit beide gescliriften in verband metdeopgaven vanHntchinson en Bastian zijn mij de zoo zonderlinge betrekkingen tusscheu Spanje en Fernando Po eerst duidelijk geworden.
ui-twee priesters achter te laten en aan de Engelsche Baptisten aan te zeggen, dat zij binnenvijftien
maanden
het eilandmoeaten verlaten.De
iSpaansche priesters, niet bestand tegen hetklimaat, vertrokken echter na een kort verblijf en de Protestantsche zendelingen, wier genootschap reeds in 1841 de door het Eugelsch bestuur opgerichte en daarna door verschillende han-delshuizen bezetengebouwen
voor£
1500 gekocht had,konden
vooreerst ongestoordhun
werkkring onder de negerbevolking van Clarence-Cove voortzetten. Eveneens bleef Beecroft tot aanzijn dood onder den
naam
van Spaausch goeverneur prezident van het Europeesch republiekje opFeruando Po
; nahem
ver-vulde Lijnslager deze betrekking, diehem,
naar het mij toe-schijnt,meer
door de keus der ingezetenen dan door de Spaan-sche regeering was opgedragen, alachttedeze het geraden,hem
voorloopig als zoodanig te erkennen.
Eerst na verloop van tien jaar begon
men
in Spanje weer eens aanEernando Po
te denken.Don
Miguel Martinez y Sauz, eerekapellaan der koningin, las in een liberaal blad, datmen
de weerspannige priesters naar dit eiland moest verbannen en vond daarin een spoorslag, er vrijwillig een missie te vestigen. Ondersteund door bijde geloovigeu ingezameldegelden en door een subsidie der regeering vertrok hij in 1856 derwaarts als apostolisch prefekt aan het hoofd van een personeel van veertigman,
bestaande uit priesters, katechisten, geestelijke zusters en handwerkers. Lijnslager ontvinghem
goed, de Protestantsche negersmet
scheele oogen.Daar
de beloofde ondersteuning uit het moederland achterbleef, moest hij nog in hetzelfde jaar terugkeereu; de overige door ziekte geteisterde geestelijken volgden weldra zijn voorbeeld, zoodat er in het begin van 1857 van het geheele personeel der missie slechts één Spanjaard, die door Lijnslager als klerk gebruikt werd,met
zijne vrouw opEernando Po
achterbleef.Nu
echter be-greep de Spuausche regeeriug krachtiger maatregelen te moetennemen
en zond in April 1858 een oorlogstoomboot derwaarts onder den kapitein-luiteuaut ter zeeDon
Carlo Chaconmet
een zestal Jezuïeten, terwijl drie andere schepen metlevens-115
middelen en materialen voor een hospitaal weldra volgden.
Chacon, die tot goeverneur-generaal der Spaansclie eilanden in de Bocht van Guinee
benoemd
was, vaardigde reeds den dag, nadat hij die betrekking aanvaard had, een dekreetuit,waarbij elke godsdienstoefening behalve de Eoomsch-Katholieke ver-boden werd, een te onverantwoordelijker daad,wanneer men
bedenkt, dat volgens de door
hem
opgemaakte bevolkingstatistiek onder de212 Christenen te Clareuce-Cove slechts20 Katholieken waren.De
Baptisten-zendelingen poogden te vergeefs eene in-trekking van dit besluit te verkrijgen en vestigden zich daarnamet
een groot deel hunner gemeente in de Amboises-Baai aan den voet van den berg Camaroen; alleen door de krachtige tusschenkomst der Engelsche regeering verkreeg het zendeling-genootschap eene schadeloosstelling voor haar onroerendeigen-dom
van 1500 £. 'Door
deze godsdienstige onverdraagzaam-heid, diemen
in onze negentiendeeeuw
ongehoord moest achten,wanneer
niet de Frausche zeeofficiers eeuige jaren te voren op Tahiti en iets later op de Loyalty-Eilanden beoosten Nieuw-Caledonië op aandrangder Eoojnsche geestelijkheid soort-gelijk geweld hadden gepleegd, beroofde Chacon Clarence-Cove van een daar werkelijk niet overtollig deel der bevolking.Overigens kenmerkte zijn bestuur zich nog door uitbreiding van Spanjes nominaal bezit in deze streken; hij
bewoog
toch een hoofd van Corisco, die zich gevestigd had op de naburige vaste kust nabijKaap
SanJuan
, de suzereiniteit van Spanjete erkennen.De
Spaansche regeering was echter toen ernstig gezind, haar gezag overFeruando Po
te handhaven. '^ Reeds in 1859vertrok' Vg. Evangelisches 3fissions Magazin, Basel 1859 s. 85
—
114 met kaartje der Ainboises-Baai en 1863, s. 10. Het reeds aangehaalde werkvan Navarro,die aan de expedicie van Chacon deelnam, bevat in de Lijla;^en diens dekreet en de bevolkingstatistiek van Clarence-cove.
'^ Zekere snuggere
men
beweert in het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer, dat Eugelands voorbeeld te Lagos Spanje weder de oogen op Fernando Po deed vestigen. Hoe kon de Spaansche regeeriug iu 1858 wcteu,datEiigtlaud iu 1861 Lasiüs in bezit zou neineu.116
derwaarts
wederom
een oorlogsfregat en een transportschip,met
een nieuwen goeverneur tot aflossing vanChacon, 150soldaten, een zestigtal werklieden, priesters en geestelijke zusters, terwijleen dekreet der Spaanache regeering van 13
December
1858definitief het bestuur der kolonie op ruime schaal geregeld had en aan ieder der aan testellenbeambten traktemententoelegde,
om
onze minder ruim bedeelde ambtenaren in Guinee te doen watertanden.Be mare
van een en ander, behoorlijk in de dag-bladpers uitgebazuind, brachtsommige
onzer landgenooten in den waan, dat Spanjenu
groote dingenin deBocht vanGuinee
zou verrichten.Zoo
scheen het dan ook uit de verte.Van
naderbij gezien was de stand van zaken op
Fernando Po
minder rozenkleurig.Toen
toch de Comelis Dirks in Februari 1860 dit eiland bezocht, juist vijfmaanden
na de aankomst dezer laatste Spaansche expedicie, was de goeverneur endetroepenmachtnogaltijd aan boord der schepen en waren er van de Europeesche werklieden vele overleden, een veertigtal wegens ziekte naar
Europa
teruggezonden, terwijlmen
in weerwil van de groote som, waarover de goeverneur beschikken kon, slechts twee honderd Kroe-negers in dienst had,om
het bosch in de nabij-heid der vestigingom
te kappen.Koopman
verklaart dan ook in zijn Verslag (bl.214):„Inhoeverre hetSpaanschgoevemement
„in de
voorgenomen
kolonizacie slagen zal, moet detijdleeren;
„algemeen is
men
echter van gevoelen, dat de Spanjaard zich„hier moeijelijk zal
kunnen gewennen
aan het klimaat enuit-.„hoofde er
met
den inboorling, denzoogenaamden
Boebie,„waarvan er een 20,000 zoowel op het strand als op een
vier-„duizend voet hoogte van de twee pieken is verspreid, niets
„is aan te vangen, zal
men
verplichtzijn,negers ofvrijearbeiders„van de kust aan te werven, wil
men
tenminste eenig voordeel„trekken van de groote som, die voor het voorgenomen werk
„is beschikbaar gesteld."
Toen
dit geschreven werd, voerden de Eranschen een groot aantal negers als zoogenaamde vrije im-migranten van Afrika'sWestkust
naarhunne
West-Indische koloniën. Ongetwijfeld hadmen
op die wijze negerarbeiders op het zooveel naderbij gelegenFernando Po kunnen
invoeren en117
dit eiland evenals St.
Thomas
enPrinBeneiland, de naburiure Portugeesche bezittingen in de Bocht van Guinee, tot eene door slavenarbeid bewerkte plantazjekoloniekunnen
maken.Gelukkig heeftEngelandspoedigdaaropdeFranscherecreering
bewogen
, af te zien van een stelsel, dat onder dennaam
van immigracie van vrije negers inderdaad eene herleving was van den slavenhandel onder een anderen vorm. Dit stelsel, gedu-rende welks kortstondig bestaan van 1857—
1S62 hethandels-huis Regis te Marseille 15,000 negers in Martinique en Gua-daloupe invoerde, berustte op deze grondslagen, dat
men
in Afrika slaven loskocht, waarvoor deze verplicht waren, tien jaar in de Amerikaansche koloniën te arbeiden en tevens uit hethun
daar uitgekeerde loon den door de planters voorge-schoten loskoopprijs en de transportkosten te voldoen.De
firma Eégis had hare voornaamste faktorieën voor dezen handel ge-vestigd teWhydah;
de uitvoerhaven van het door zijne slaven-jachten zoo beruchteDahomey
, teLoango
en te Banana-Point aan denmond
van denKongo,
juist de plaatsen in West-Afrika, van waar tot dien tijdnog
steeds de meeste slaven werden uitgevoerd.Er kon
dus geen sprake zijn van vrijeaanwerving dezer negers, die op gewelddadige wijze in de Afrikaansche binnenlanden uit
hunne
woonplaats gesleurd en aanhunne
familiebetrekkingen ontrukt werden. Ter veront-schuldiging, heette het, dat zij inAmerika
een beter lot tegemoet gingen.
Maar
al wil ik gaarne gelooven, datmen
bij
hun
vervoer over zee betere voorzorgen gebruikte dan op de slavenschepen, ook dat zij in West-Indië beter behandeldbij