• No results found

Sleutelprocessen en sleutelfactoren

In deze paragraaf wordt een samenvatting gegeven van de sleutelfactoren en

sleutelprocessen die bepalend zijn voor voorkomen, trend en perspectief van de Natura 2000-vogelsoorten. De factoren en processen zijn afgeleid uit de beschrijving van het voorkomen van de vogelsoorten in de Oostvaardersplassen (zie bijlage 4), de abiotische omstandigheden (zie §3.3) en de landschapsecologische processen (zie §3.4). Deze factoren en processen geven aan wat de ‘draaiknoppen’ zijn voor de realisatie van de

instandhoudingsdoelen. Sleutelfactoren hele gebied

1. Schaal: Het Natura 2000-gebied heeft een oppervlakte van circa 5480 ha. Daarmee is het in Nederland het grootste (zoetwater) natuurreservaat op vruchtbare kleigrond.

2. Rust: Het gebied is alleen plaatselijk aan de randen toegankelijk voor publiek. Grote delen van het moerasdeel zijn ook voor beheerders niet of slecht toegankelijk.

3. Complementaire werking van moerasdeel en grazig deel: De delen functioneren als één samenhangend, zo natuurlijk mogelijk, ecosysteem. Sommige kwalificerende soorten komen alleen voor dankzij de combinatie van beide delen.

Sleutelfactoren moerasdeel

1. Stuw met een vaste afvoerhoogte: deze bepaalt het maximale waterpeil (bovenpeil). 2. Connectiviteit van wateren in de Oostvaardersplassen met wateren buiten het gebied

(bijvoorbeeld de Lage Vaart): belangrijk voor voldoende aanwezigheid van kleine vis die als voedsel kan dienen voor visetende vogelsoorten.

3. Doorzicht van het water: belangrijk voor zicht- en tastjagers.

4. Microreliëf: door (a)biotische factoren (natuurlijke gradiënt, rietbegrazing door ganzen gevolgd door windwerking en opslibbing), maar ook door aanvankelijke antropogene factoren (zandwinning, stortgronden en actieve waterstandverlaging) is er sprake van kleine hoogteverschillen in het moerasdeel.

5. Hoogteverschil tussen de compartimenten: het westelijke moerasdeel ligt circa 20 cm lager dan het oostelijke moerasdeel (door verschillen in actieve waterstandverlaging). Dit is van belang voor heterogeniteit in waterdiepte.

6. Zaadvoorraad: In de bodem is een zaadvoorraad aanwezig van moerasandijvie en andere moeraspionierplanten.

Sleutelprocessen moerasdeel

1. Meerjarige waterpeildynamiek (actief; antropogeen): meerjarige periodes van geleidelijke waterstandverlaging (minimaal 3 jaar) gevolgd door geleidelijke herinundatie (minimaal 3 jaar).

2. Jaarlijkse en seizoenale waterpeildynamiek: peilfluctuatie tussen opeenvolgende jaren (droge en natte jaren) en binnen een jaar (doorgaans: ‘s winters hoog, ‘s zomers laag). 3. Windgedreven waterpeildynamiek: peilverschillen binnen enkele dagen, opstuwing van

water onder invloed van wind.

4. Rietbegrazing door ruiende grauwe ganzen (vanaf de waterzijde). 5. Betreding door edelherten (vanaf de landzijde).

6. Infectie van riet door rietstengelboorders (vanaf de landzijde); de grens van het geïnfecteerde riet schuift op van de hoogst gelegen delen (bij de kade) naar de laagst gelegen delen, in de richting van het door de ganzen begraasde riet.

7. Input en mobilisatie van nutriënten door ruiende grauwe ganzen en pendelende watervogels.

8. Slibsuspensie en -sedimentatie: In de plassen van het moerasdeel bevindt zich een grote hoeveelheid slib die afkomstig is van de bodem en vrijkomt door rietbegrazing door ruiende ganzen (opwoeling van slib), de windwerking (slibopwerveling) en

Natura 2000 | Beheerplan | Oostvaardersplassen

noord-oost randen van de plassen. De grens tussen helder en troebel water (in het riet) schuift hierdoor langzaam op in de richting van de kade dit het moerasdeel van het grazige deel scheidt.

Sleutelfactoren grazig deel

1. Hoogte van de bovenpeilen in combinatie met microreliëf: deze twee factoren bepalen samen de invloed van waterdynamiek (zie hieronder bij sleutelprocessen).

2. Connectiviteit van wateren in de Oostvaardersplassen met wateren buiten het gebied (bijvoorbeeld de Lage Vaart): belangrijk voor voldoende aanwezigheid van kleine vis die als voedsel kan dienen voor visetende vogelsoorten.

Sleutelprocessen grazig deel

1. Jaarlijkse (grond)waterpeildynamiek: peilfluctuatie tussen opeenvolgende jaren (droge en natte jaren). Dit uit zich in de aan of afwezigheid van tijdelijke connectiviteit van poelen met sloten, permanent geïsoleerde en soms droogvallende poelen en geïnundeerde graslanden.

2. Seizoenale (grond)waterpeildynamiek: peilfluctuatie binnen een jaar. Dit uit zich, net als bij de jaarlijkse waterpeildynamiek, in de aan of afwezigheid van tijdelijke connectiviteit van poelen met sloten, permanent geïsoleerde en soms droogvallende poelen en

geïnundeerde graslanden.

3. Begrazing van oevervegetatie door grote herbivoren. De begrazingsdruk varieert ruimtelijk, waardoor kale oevers voorkomen (hoge begrazingsdruk), alsmede mozaïek van riet en water en ‘geschoren’ rietkragen (matige begrazingsdruk) en zeer plaatselijk onbegraasd waterriet (zelden begraasd; centrale deel van sommige rieteilandjes). 4. Begrazing van de graslanden en ruigte door grote herbivoren.

5. Begrazing van de graslanden door grazende watervogels (ganzen en smient). Sleutelprocessen en sleutelfactoren in de omgeving

In de directe omgeving van het Natura 2000-gebied is een aantal antropogene factoren aanwezig die van invloed zijn op vogelsoorten van de Oostvaardersplassen die pendelen tussen de Oostvaardersplassen en de omgeving.

1. Landgebruik door de mens: Veranderingen in de ruimtelijk inrichting (ruimtelijke verdeling van bebouwing, bos- en recreatiegebieden, landbouwgebieden,

natuurgebieden) hebben invloed op de afstand tot en omvang van potentieel geschikt foerageergebied.

2. Landbouwkundig gebruik: gewaskeuze en intensiteit van het landgebruik bepalen mede het voedselaanbod.

3. Visstand: Het aanbod aan prooien voor de pendelende viseters aalscholver en nonnetje wordt mede beïnvloed door de visstand in het IJmeer, Markermeer en IJsselmeer. 4. Bodemerosie gevolgd door slibsuspensie (dankzij wind- en golfslag) op het Markermeer.

Dit heeft invloed op aanbod van driehoeksmosselen (voor kuifeend en tafeleend) en de vangbaarheid van prooien (voor vis- en mosseleters).

Natura 2000 | Beheerplan | Oostvaardersplassen

Tabel 3.5. Samenvatting sleutelfactoren en sleutelprocessen in en om de Oostvaardersplassen.

Sleutelfactoren hele gebied

1 Schaal

2 Rust

3 Complementaire werking van moerasdeel en grazig deel

Sleutelfactoren moerasdeel

1 Stuw met een vaste afvoerhoogte (hoogte van het bovenpeil)

2 Connectiviteit van wateren binnen en buiten Oostvaardersplassen

3 Doorzicht van het water

4 Variatie in bodemhoogte (microreliëf) in westelijk en oostelijk moerasdeel

5 Verschil in bodemhoogte (20 cm) tussen westelijk en oostelijk moerasdeel

6 Zaadvoorraad in de bodem

Sleutelprocessen moerasdeel

1 Meerjarige waterpeildynamiek

2 Jaarlijkse en seizoenale waterpeildynamiek

3 Windgedreven waterpeildynamiek

4 Rietbegrazing door ruiende grauwe ganzen (vanaf waterzijde)

5 Betreding door edelherten (vanaf de landzijde)

6 Infectie van riet door rietstengelboorders (vanaf de landzijde)

7 Input en mobilisatie van nutriënten door pendelende watervogels en rietbegrazende grauwe ganzen

8 Slibsuspensie- en sedimentatie

Sleutelfactoren grazig deel

1 Hoogte van bovenpeilen in combinatie met microreliëf

2 Connectiviteit van wateren binnen en buiten Oostvaardersplassen

Sleutelprocessen grazig deel

1 Jaarlijkse (grond)waterpeildynamiek

2 Seizoenale (grond)waterpeildynamiek

3 Begrazing van oevervegetatie door grote herbivoren

4 Begrazing van graslanden en ruigte door grote herbivoren

5 Begrazing van graslanden door grazende watervogels

Sleutelprocessen omgeving

1 Landgebruik door de mens

2 Landbouwkundig gebruik

3 Visstand in het Markermeer/IJmeer en IJsselmeer

4 Bodemerosie gevolgd door slibsuspensie (dankzij wind en golfslag) op het Markermeer

In de illustratie op de volgende pagina (Figuur 3.14) is een aantal sleutelprocessen verbeeld (NB: de illustratie is indicatief en is dus niet volledig). In de bovenste 3 tekeningen is de jaarlijkse waterpeildynamiek te zien. In een droog jaar zijn er bijvoorbeeld (met name in het oostelijke moerasdeel) meer slikken aanwezig. In een nat jaar staat bijvoorbeeld een deel van de graslanden in het grazige deel onder water. In de onderste tekening is (globaal) te zien op welke locaties begrazing, betreding en infectie van de vegetatie door diverse diersoorten plaatsvindt. Van elke soort zijn slechts enkele locaties van voorkomen aangegeven.

Figuur 3.15 geeft globaal weer waar de Natura 2000-vogelsoorten kunnen voorkomen. Ook deze illustratie is indicatief en geeft globaal de benutting van verschillende habitats weer. Van elke soort zijn slechts één of enkele locaties van voorkomen aangegeven. In

werkelijkheid komen de aangegeven soorten vaak op alle plaatsen met een vergelijkbaar habitat en waterpeil voor. Niet alle Natura 2000-vogelsoorten zijn overigens in deze figuur opgenomen

Natura 2000 | Beheerplan | Oostvaardersplassen

Figuur 3.14. Illustratie van een aantal sleutelprocessen in de Oostvaardersplassen.

Droog jaar Nat jaar

Gemiddeld jaar Sleutelprocessen Oostvaardersplassen Waterpeildynamiek Sleutelprocessen Oostvaardersplassen

Begrazing, betreding en infectie van de vegetatie

Natura 2000 | Beheerplan | Oostvaardersplassen

Figuur 3.15. Illustratie van het voorkomen van een aantal Natura 2000-vogelsoorten in de Oostvaardersplassen.