• No results found

3.7 Perspectief en knelpunten voor de instandhoudingsdoelen

3.7.1 Algemene doelen

Het beheer in de Oostvaardersplassen (zo natuurlijk mogelijk waarbij het niet alleen om specifieke soorten gaat) levert een belangrijke bijdrage aan biodiversiteit en aan de

samenhang van het Natura 2000-netwerk, dankzij dispersie, die verder reikt dan Nederland alleen (NW Europa en mogelijk verder). Inzet op zoveel mogelijk natuurlijk beheer levert daarmee enerzijds een belangrijke bijdrage aan het Natura 2000-netwerk (algemeen instandhoudingsdoel) en legt anderzijds een basis voor de bescherming van soorten en habitats (soortenspecifieke instandhoudingsdoelen).

Algemene doelen 1 en 2 (gecombineerd)

Behoud en herstel van de bijdrage van het gebied aan de ecologische samenhang van Natura 2000 zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie, alsmede aan de biologische diversiteit en aan de gunstige staat van instandhouding van de habitattypen en de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.

Gezien de schaal van het gebied, kunnen er in de Oostvaardersplassen jaarlijks soorten tot broeden komen die elders slechts sporadisch of in geringere aantallen tot broeden komen. Voor deze soorten treedt het gebied als brongebied op voor andere Natura 2000-gebieden. Voorkomen Natura 2000-

vogelsoorten in de Oostvaardersplassen

Natura 2000 | Beheerplan | Oostvaardersplassen

Het bevolken van andere natuurgebieden door exemplaren uit de Oostvaardersplassen is aangetoond voor grauwe gans (zowel broedvogels als niet broedende ruiers), bruine kiekendief, roerdomp, porseleinhoen, snor, baardman, blauwborst, grote zilverreiger, lepelaar en zeearend.

De biologische diversiteit aan vogelsoorten in de Oostvaardersplassen wordt vooral bepaald door de combinatie van begrazing door grauwe ganzen in het moerasdeel en grote

herbivoren in het grazige deel, in combinatie met waterpeildynamiek. Waterpeildynamiek is een belangrijke randvoorwaarde om de diversiteit en grote aantallen van vogelsoorten te handhaven; juist tijdelijke, vaak instabiele stadia van vegetatieontwikkeling bieden veel diversiteit. Gunstige omstandigheden leiden tot grote vogelaantallen in het gebied. Een verhoogde dichtheid aan broedvogels leidt bij die gunstige omstandigheden (meer voedsel) tot een hogere reproductie van de populatie. Bij een sterke toename leidt dit er uiteindelijk toe dat er te weinig habitat en voedsel is voor alle aanwezige vogels (oud en jong), waardoor (waarschijnlijk vooral de jonge) vogels zich verspreiden naar nieuwe geschikte leefgebieden, mits voorhanden (Schipper, 1979; Bibby, 1983; Vera, 1988; Hustings et al., 1995;

Campbell et al., 1996; Newton, 1998; Opdam, 2002; Bardowicks, 2008). Maar ook wanneer zich (plotseling) ongunstige omstandigheden voordoen, verspreiden moeras- en watervogels zich naar andere leefgebieden (Brouwer, 1964; Vespremeanu, 1968; Catsadorakis et al., 1996; Weller, 1999; Bijlsma et al., 2001; Noordhuis, 2010; Santoro et al. , 2010; Galewski

et al., 2011). Het bekendste, goed gedocumenteerde voorbeeld uit de Oostvaardersplassen

is de ‘verhuizing’ van broedparen lepelaar in 1996 naar de Waddeneilanden, toen het

oostelijk moerasdeel waar zich destijds de kolonie bevond, een te lage waterstand kende om veilig te kunnen broeden (Overdijk, 1999; Rasmussen et al., 2000).

In de huidige situatie is de waterpeildynamiek in het moerasdeel echter onvoldoende om de Natura 2000-soorten met uiteenlopende waterpeileisen beurtelings zó te laten ‘pieken’ (en dalen), dat dankzij de genoemde dispersie er een (grote) bijdrage wordt geleverd aan de diversiteit en staat van instandhouding van die vogelsoorten in Nederland en Noordwest- Europa. Daarnaast is het bovenpeil nu zó ingesteld dat de aanwezige heterogeniteit aan microreliëf in het gebied niet maximaal benut wordt, in combinatie met de bandbreedte (peilhoogte) waarop de waterpeildynamiek zich afspeelt. Bij voortzetting van het huidige beheer is het perspectief voor deze algemene Natura 2000-doelen ongunstig, zowel op korte als op lange termijn. In §3.7.3 wordt dieper ingegaan op dit knelpunt ten aanzien van waterpeildynamiek.

Ook meer regionaal leveren de Oostvaardersplassen een bijdrage aan de ecologische samenhang van het Natura 2000 netwerk. Grote zilverreigers en lepelaars die broeden in de Oostvaardersplassen foerageren (ook) in het Natura 2000-gebied de Lepelaarplassen. Deze wisselwerking wordt thans niet bedreigt. De directe bijdrage die de Oostvaardersplassen levert aan de nabijgelegen Natura 2000-gebieden Markeermeer & IJmeer en IJsselmeer bestaat uit het bieden van slaap- en rustmogelijkheden respectievelijk

broedplaatsgelegenheid voor op het Markermeer en IJsselmeer foeragerende duikeenden en aalscholvers. Deze bijdrage wordt niet bedreigd; het perspectief om deze functies te

behouden is gunstig. Voor de broedparen Aalscholvers geldt overigens een regionaal doel voor het gehele IJsselmeergebied en directe omgeving.

Algemene doelen 3 en 4 (gecombineerd)

Behoud en indien van toepassing herstel van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000- gebied, (inclusief de samenhang van de structuur en functies van soorten waarvoor het gebied is aangewezen), alsmede behoud en herstel van de op het gebied van toepassing zijnde ecologische vereisten van de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.

Natura 2000 | Beheerplan | Oostvaardersplassen

Het begrip ‘natuurlijke kenmerken’ uit de algemene doelen wordt in dit beheerplan als volgt geïnterpreteerd: die kenmerken die bepalend zijn voor de aanwezigheid van de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Dit komt overeen met de prejustitiële uitspraak hierover van het Hof van Justitie van de EU (arrest C-258/11 d.d. 11 april 2013). Oorspronkelijkheid of ongereptheid wordt er dus niet mee bedoeld. Aangezien de Oostvaardersplassen zijn aangewezen als Vogelrichtlijngebied en niet als Habitatrichtlijngebied, gaat het hier om de bepalende kenmerken van het leefgebied van de vogelsoorten waarvoor het gebied is aangewezen (b.v. ‘kort, begraasd eiwitrijk gras’ voor de Brandgans).

Uit de lijst van kwalificerende soorten met hun uiteenlopende ecologische vereisten volgt dat de sleutelfactoren en processen - die ten grondslag liggen aan het (vaak grillige) voorkomen van die soorten - beschouwd kunnen worden als ‘samenhang van de structuur en functies van soorten waarvoor het gebied is aangewezen’. Niet alle sleutelfactoren en processen zijn in voldoende mate aanwezig voor het behoud van de ecologische vereisten van de Natura 2000-vogelsoorten, waardoor het perspectief voor deze twee algemene Natura 2000-doelen zowel op korte als op lange termijn ongunstig is. Met name het ontbreken van voldoende waterpeildynamiek in het moerasdeel en van een bovenpeil dat in combinatie met waterpeildynamiek de aanwezige heterogeniteit in microreliëf van het moerasdeel en de Waterlanden maximaal benut, veroorzaakt dit negatieve perspectief (zie ook de beschouwing van de algemene doelen 1 en 2). In §3.7.3 wordt dieper ingegaan op de knelpunten ten aanzien van de sleutelprocessen en sleutelfactoren en de ecologische vereisten die daarmee samenhangen.

Tabel 3.6. In deze tabel wordt het perspectief samengevat voor het behalen van de algemene Natura 2000-doelen bij ongewijzigd beheer (voor de uitgebreide beschrijving van de algemene doelen wordt verwezen naar hoofdstuk 2). Korte termijn = komende 6 jaar (eerste beheerplanperiode). Lange termijn = na 6 jaar (na de eerste beheerplanperiode).

Algemene Natura 2000-doelen Perspectief zonder ingrepen Korte termijn Lange termijn

1. Bijdrage aan de ecologische samenhang van Natura 2000, zowel

binnen Nederland als binnen de Europese Unie; - -

2. Bijdrage aan de biologische diversiteit en aan de gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitats en soorten binnen de Europese Unie. Dit behelst de benodigde bijdrage van het gebied aan het streven naar een op landelijk niveau gunstige staat van

instandhouding voor de habitattypen en de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.

- -

3. Behoud en indien van toepassing herstel van de samenhang van de structuur en functies van de habitattypen en van de soorten

waarvoor het gebied is aangewezen; - -

4. Behoud en indien van toepassing herstel van de op het gebied van toepassing zijnde ecologische vereisten van de habitattypen en

soorten waarvoor het gebied is aangewezen - -

Conclusie: zonder gewijzigd beheer worden de vier algemene Natura 2000-doelen, op korte en lange termijn, (gedeeltelijk) niet gehaald. De voornaamste knelpunten hierbij zijn het ontbreken van:

1. voldoende waterpeildynamiek in het moerasdeel van de Oostvaardersplassen;

2. een bovenpeil waarbij de heterogeniteit in bodemhoogte van het westelijk en oostelijk compartiment almede van de Waterlanden maximaal wordt benut.

Natura 2000 | Beheerplan | Oostvaardersplassen