‘Dat is niet waar,’ zei ik niet geheel naar waarheid, maar voegde er wél aan toe:
‘Dat spuiten interesseert mij. Ik spuit zelf nog steeds, jongens.’ Er viel een diepe
stilte. Dolf was de eerste die wat zei. Hij stamelde: ‘Je spuit nog steeds? Ben je er
dan niet van af?’
‘Nee.’
*
TOEN Y
. -
EEN AARDIGE JONGEN MET EEN GOED VERstand die af en toe een jointje
blowde - voor bijna twee jaar de bak in moest, kalkten we de stad vol met: ‘Y. moet
vrij! Geen staatsterreur tegen onschuldige hasjgenieters!’ Y. kwam niet vrij, maar
Sirius en ik werden opgepakt toen een agent op een zwart gemoffeld herenrijwiel
langs fietste en ons betrapte op het bekalken van openbare muren.
Op het politiebureau dreigde men ons voor te laten komen. Een inspecteur zei
streng: ‘Jullie kunnen kiezen: we maken procesverbaal of jullie zorgen dat de muren
binnen drie dagen schoon zijn.’ Drie dagen lang struinden Sirius en ik met emmers,
flessen ammoniak en chloor, staalborstels en pannesponzen langs bakstenen muren.
We werkten ons een ongeluk om de witkalk uit de poriën van de stenen te boenen
en te bleken. We moesten verscheidene vernederingen doorstaan. Agenten die van
hun fiets kwamen en vroegen:
‘Vlot het werk een beetje heren?’ of snerende opmerkingen van leden der Rode
Tribune Groep (de Moskouvariant) met wie we als leden van de Rode Tribune Groep
ML
(Voorzitter Mao) in een veel heviger conflict gewikkeld waren dan met het
gemiddelde
VVD-lid. ‘Gezwicht voor de staatsfascisten, laffe onderkruipers!’ riep
zo'n Moskou-aanhanger. ‘Als jullie geen geheime agenten van de politie zijn, dan
zijn jullie ten minste een verlengstuk van het militair-industrieel complex,’ riep een
andere Moskou-aanhanger.
*
‘
JE SPUIT NOG STEEDS?
BEN JE ER DAN NOG NIET VANaf?’ vroeg Dolf voor de tweede
keer.
‘Nee, dat heb ik toch al gezegd!’
‘En waar betaal je die rotzooi van?’ vroeg Sirius.
‘Ga ik gewoon halen bij Menko, makkelijk zat.’
‘Krijg je dat zomaar mee van onze huisarts?’ zei Polly.
‘Die man kunnen we laten veroordelen,’ meende Lideke.
‘We schikken ons in geen geval in officiële wetgeving,’ corrigeerde Sirius Lideke
streng.
‘Zoals toen jij en Boudewijn op bevel van de politie muren schoon gingen boenen...’
wreef Lideke zout in een nog open wond.
‘Houd je rotharses, graftrut,’ schold Sirius.
‘Staak het gekat; we have problems, boys,’ gebood Dolf.
‘Serious problems,’ mompelde Polly. Hij voegde er direct aan toe: ‘Waarom
gebruiken we toch zo vaak Engelse uitdrukkingen?’
‘Omdat Boudewijn een junk is,’ zei Dolf.
‘Een wát?’ riep Sirius.
‘Een junk, dat is het Engelse of Amerikaanse woord voor een verslaafde. Een
woord dat al lang tot de spreektaal behoort in New York en Frisco.’
‘Frisco,’ vroeg Lideke, ‘wie is dat?’
‘Dat is geen wie, maar de alternatieve naam voor San Francisco.’
‘O,’ zuchtte ze.
‘Laten we ophouden met al dit gekut. Boudewijn is aan de spuiterij. Aan wat
eigenlijk? Nog steeds aan de morfine?’ Dolf keek mij indringend aan. Ik knikte.
‘Eigenlijk merk ik er niks van. Ik zie je nooit spuiten. Laat je armen eens zien,’
zei Polly.
‘Ik spuit onder mijn tong.’
‘Levens- en nog eens lévénsgevaarlijk!’ zei Dolf wijsneuzerig.
‘Wat weet jij daar nu van, lul. Jij bent zelfs bang voor een chilm. Je bent bang
voor iedere heavy hang. Een snuifje coke heb je nog nooit in je neus gevoeld en voor
LSD
ben je schijterig bang omdat je als de dood bent dat wij een beetje inzicht kunnen
krijgen in je verknipte geest. Weet je, Dolf, wat jouw drug is? Ideologische
onderdrukking! Jouw dope bestaat uit een zogenaamde intellectuele vorm van
onderdrukking. Maar onderdrukking blijft het wel!’
‘Tut, tut, een beetje sjakies, mister,’ suste Lideke.
‘Dolf is gewoon een goor stuk hoefijzerbek dat zich hier met semi-intellectueel
gelul kan handhaven en de baas over ons speelt. De klootzak is helemaal niet
geinteresseerd in verdrukte arbeiders; de kloot is geïnteresseerd in zichzelf, maar
wél onder het mom van het maoïsme...’
Dolf sprong op: ‘Dat hoef ik godverdomme niet te nemen. Ik wil nu, onmiddellijk,
een motie van wantrouwen tegen Boudewijn in stemming brengen.’
‘Wat heeft dat nu voor zin?’ sprak Polly aarzelend.
‘Wat heeft spuiten voor zin?’
Ik ging staan en keek mijn communegenoten diep in de ogen. ‘Het heeft geen
enkele zin, kameraden, maar ik kan niet anders. Als je rondloopt in de stad en je ziet
- en vóelt vooral - het onrecht in de sloppen en stegen, dan kunnen jullie daar
misschien vrede mee hebben, maar ik kan het niet verdragen. Ik moet mij daartegen
beschermen. Ik wil actie, altijd - 's nachts en overdag - maar soms heb ik een downer
nodig; vooral als het leed en verdriet van de laagste klassen mij aanvliegt...’
‘Jezus! Jezus!’ siste Dolf; ik zag bewondering en instemming over heel zijn gezicht.
‘Maar je gaat kapot aan de morf,’ meende Sirius. Polly en Lideke knikten
hartstochtelijk en bevestigend. Dolf vroeg of ik ervan af wilde. Ik antwoordde dat
niets mij liever was, maar dat mijn eerste taak was de arbeiders te verheffen uit hun
schrijnend lot.
‘De drank is waarschijnlijk een veel groter probleem dan die morfine. Morf is toch
eigenlijk heel zuiver spul?’ zei Dolf opgewekt.
‘Zeker,’ antwoordde ik.
‘Morfine is verslavend als de pest,’ meende Sirius.
‘Zet jij je snater even op zero,’ snauwde Dolf, ‘Boudewijn weet heus wel wat hij
doet.’ Na deze laatste opmerking van Dolf was ik een ideologisch goedgekeurde
morfinist. De komende tijd zou ik de naald onder mijn tong mogen steken omdat
arme arbeiders nog steeds kratten pils in huis sleepten.
*
DE ROLLING STONES
,
THE BAND,
VÉÉL PSYCHEDELICrock natuurlijk - met Dolf als
tegenstander - en The Doors uiteraard. Hun elpee
L.
A. Woman veroorzaakte dagen
van muzikale gekte in onze leefgemeenschap. We aten niet meer, de kinderen zeurden
om eten, we slikten en rookten, we zongen mee en zetten de plaat opnieuw op.
Misschien had de plaat wel niet van die allergeniaalste kunststukjes in de groeven
als ‘Strange days’, ‘Hello, I love you’ en ‘The end’ - nummers uit 1967 - maar ‘
L.
A.
Woman’ en ‘Riders on the storm’ maakten ons een paar jaar bijna krankzinnig van
muzikale ontroering. Niet in de laatste plaats omdat vlak na het opnemen van de
elpee leadsinger Jim Morrison dood in een Parijse badkamer werd gevonden.
We hadden het niet moeilijk The Doors ideologisch te duiden. Ze waren links, dat
stond vast. Hun teksten wezen op een grote onvrede met het kapitalisme (hoorden
we eruit) en Jims uitstappen wees op zijn ongeluk in de wereld. Theorieën als zou
Jim niet dood zijn, maar ergens verstopt in Mexico geloofden we niet. Eenvoudigweg
omdat ze niet te pas kwamen in onze ideologie. Het was gewoon zó: Jim was
kapotgemaakt door rechtse platenbazen die, over zijn rug, schatten verdienden.
Welbeschouwd was het maoïsme een oppervlakkig bindmiddel in de commune. We
werden waarachtig niet gelukkig van het eindeloze ideologische gekat waar op den
duur alleen Dolf nog maar zin in had. Die was immers niet stuk te krijgen. Onze
-in wezen enige - gemeenschappelijke component was de
ziek. De pick-up stond minstens achttien uur per dag aan. Wij versleten zeker vijf
exemplaren van de Stones' Get yer ya-ya's out!
Ofschoon we muzikale conflicten hadden, haalden deze onenigheden nooit de
status van echte ruzie. Ik hield niet van Bob Dylan, Dolf haatte The Velvet
Underground en Lou Reed (‘Decadente spuitmuziek. Bullshit!’), Polly kon niet zo
goed tegen lang uitgewerkte bluesnummers en Sirius had soms een eigenaardige
voorkeur voor Duitse schlagers (‘Marmor, Stein und Eisen bricht, aber unsere Liebe
nicht’), maar deze muzikale verschilletjes werden elegant en naar aller tevredenheid
weggewerkt.
We stroopten alle popoptredens af. Lideke maakte schoenendozen vol ingepakte
In document
Boudewijn Büch, Links! · dbnl
(pagina 85-90)