• No results found

Sirius onderbrak Dolf: ‘Dat is waar, Boudje, je geilt op dat wijf omdat ze nauwelijks tieten heeft.’

In document Boudewijn Büch, Links! · dbnl (pagina 85-90)

‘Dat is niet waar,’ zei ik niet geheel naar waarheid, maar voegde er wél aan toe:

‘Dat spuiten interesseert mij. Ik spuit zelf nog steeds, jongens.’ Er viel een diepe

stilte. Dolf was de eerste die wat zei. Hij stamelde: ‘Je spuit nog steeds? Ben je er

dan niet van af?’

‘Nee.’

*

TOEN Y

. -

EEN AARDIGE JONGEN MET EEN GOED VER

stand die af en toe een jointje

blowde - voor bijna twee jaar de bak in moest, kalkten we de stad vol met: ‘Y. moet

vrij! Geen staatsterreur tegen onschuldige hasjgenieters!’ Y. kwam niet vrij, maar

Sirius en ik werden opgepakt toen een agent op een zwart gemoffeld herenrijwiel

langs fietste en ons betrapte op het bekalken van openbare muren.

Op het politiebureau dreigde men ons voor te laten komen. Een inspecteur zei

streng: ‘Jullie kunnen kiezen: we maken procesverbaal of jullie zorgen dat de muren

binnen drie dagen schoon zijn.’ Drie dagen lang struinden Sirius en ik met emmers,

flessen ammoniak en chloor, staalborstels en pannesponzen langs bakstenen muren.

We werkten ons een ongeluk om de witkalk uit de poriën van de stenen te boenen

en te bleken. We moesten verscheidene vernederingen doorstaan. Agenten die van

hun fiets kwamen en vroegen:

‘Vlot het werk een beetje heren?’ of snerende opmerkingen van leden der Rode

Tribune Groep (de Moskouvariant) met wie we als leden van de Rode Tribune Groep

ML

(Voorzitter Mao) in een veel heviger conflict gewikkeld waren dan met het

gemiddelde

VVD

-lid. ‘Gezwicht voor de staatsfascisten, laffe onderkruipers!’ riep

zo'n Moskou-aanhanger. ‘Als jullie geen geheime agenten van de politie zijn, dan

zijn jullie ten minste een verlengstuk van het militair-industrieel complex,’ riep een

andere Moskou-aanhanger.

*

JE SPUIT NOG STEEDS

?

BEN JE ER DAN NOG NIET VAN

af?’ vroeg Dolf voor de tweede

keer.

‘Nee, dat heb ik toch al gezegd!’

‘En waar betaal je die rotzooi van?’ vroeg Sirius.

‘Ga ik gewoon halen bij Menko, makkelijk zat.’

‘Krijg je dat zomaar mee van onze huisarts?’ zei Polly.

‘Die man kunnen we laten veroordelen,’ meende Lideke.

‘We schikken ons in geen geval in officiële wetgeving,’ corrigeerde Sirius Lideke

streng.

‘Zoals toen jij en Boudewijn op bevel van de politie muren schoon gingen boenen...’

wreef Lideke zout in een nog open wond.

‘Houd je rotharses, graftrut,’ schold Sirius.

‘Staak het gekat; we have problems, boys,’ gebood Dolf.

‘Serious problems,’ mompelde Polly. Hij voegde er direct aan toe: ‘Waarom

gebruiken we toch zo vaak Engelse uitdrukkingen?’

‘Omdat Boudewijn een junk is,’ zei Dolf.

‘Een wát?’ riep Sirius.

‘Een junk, dat is het Engelse of Amerikaanse woord voor een verslaafde. Een

woord dat al lang tot de spreektaal behoort in New York en Frisco.’

‘Frisco,’ vroeg Lideke, ‘wie is dat?’

‘Dat is geen wie, maar de alternatieve naam voor San Francisco.’

‘O,’ zuchtte ze.

‘Laten we ophouden met al dit gekut. Boudewijn is aan de spuiterij. Aan wat

eigenlijk? Nog steeds aan de morfine?’ Dolf keek mij indringend aan. Ik knikte.

‘Eigenlijk merk ik er niks van. Ik zie je nooit spuiten. Laat je armen eens zien,’

zei Polly.

‘Ik spuit onder mijn tong.’

‘Levens- en nog eens lévénsgevaarlijk!’ zei Dolf wijsneuzerig.

‘Wat weet jij daar nu van, lul. Jij bent zelfs bang voor een chilm. Je bent bang

voor iedere heavy hang. Een snuifje coke heb je nog nooit in je neus gevoeld en voor

LSD

ben je schijterig bang omdat je als de dood bent dat wij een beetje inzicht kunnen

krijgen in je verknipte geest. Weet je, Dolf, wat jouw drug is? Ideologische

onderdrukking! Jouw dope bestaat uit een zogenaamde intellectuele vorm van

onderdrukking. Maar onderdrukking blijft het wel!’

‘Tut, tut, een beetje sjakies, mister,’ suste Lideke.

‘Dolf is gewoon een goor stuk hoefijzerbek dat zich hier met semi-intellectueel

gelul kan handhaven en de baas over ons speelt. De klootzak is helemaal niet

geinteresseerd in verdrukte arbeiders; de kloot is geïnteresseerd in zichzelf, maar

wél onder het mom van het maoïsme...’

Dolf sprong op: ‘Dat hoef ik godverdomme niet te nemen. Ik wil nu, onmiddellijk,

een motie van wantrouwen tegen Boudewijn in stemming brengen.’

‘Wat heeft dat nu voor zin?’ sprak Polly aarzelend.

‘Wat heeft spuiten voor zin?’

Ik ging staan en keek mijn communegenoten diep in de ogen. ‘Het heeft geen

enkele zin, kameraden, maar ik kan niet anders. Als je rondloopt in de stad en je ziet

- en vóelt vooral - het onrecht in de sloppen en stegen, dan kunnen jullie daar

misschien vrede mee hebben, maar ik kan het niet verdragen. Ik moet mij daartegen

beschermen. Ik wil actie, altijd - 's nachts en overdag - maar soms heb ik een downer

nodig; vooral als het leed en verdriet van de laagste klassen mij aanvliegt...’

‘Jezus! Jezus!’ siste Dolf; ik zag bewondering en instemming over heel zijn gezicht.

‘Maar je gaat kapot aan de morf,’ meende Sirius. Polly en Lideke knikten

hartstochtelijk en bevestigend. Dolf vroeg of ik ervan af wilde. Ik antwoordde dat

niets mij liever was, maar dat mijn eerste taak was de arbeiders te verheffen uit hun

schrijnend lot.

‘De drank is waarschijnlijk een veel groter probleem dan die morfine. Morf is toch

eigenlijk heel zuiver spul?’ zei Dolf opgewekt.

‘Zeker,’ antwoordde ik.

‘Morfine is verslavend als de pest,’ meende Sirius.

‘Zet jij je snater even op zero,’ snauwde Dolf, ‘Boudewijn weet heus wel wat hij

doet.’ Na deze laatste opmerking van Dolf was ik een ideologisch goedgekeurde

morfinist. De komende tijd zou ik de naald onder mijn tong mogen steken omdat

arme arbeiders nog steeds kratten pils in huis sleepten.

*

DE ROLLING STONES

,

THE BAND

,

VÉÉL PSYCHEDELIC

rock natuurlijk - met Dolf als

tegenstander - en The Doors uiteraard. Hun elpee

L

.

A

. Woman veroorzaakte dagen

van muzikale gekte in onze leefgemeenschap. We aten niet meer, de kinderen zeurden

om eten, we slikten en rookten, we zongen mee en zetten de plaat opnieuw op.

Misschien had de plaat wel niet van die allergeniaalste kunststukjes in de groeven

als ‘Strange days’, ‘Hello, I love you’ en ‘The end’ - nummers uit 1967 - maar ‘

L

.

A

.

Woman’ en ‘Riders on the storm’ maakten ons een paar jaar bijna krankzinnig van

muzikale ontroering. Niet in de laatste plaats omdat vlak na het opnemen van de

elpee leadsinger Jim Morrison dood in een Parijse badkamer werd gevonden.

We hadden het niet moeilijk The Doors ideologisch te duiden. Ze waren links, dat

stond vast. Hun teksten wezen op een grote onvrede met het kapitalisme (hoorden

we eruit) en Jims uitstappen wees op zijn ongeluk in de wereld. Theorieën als zou

Jim niet dood zijn, maar ergens verstopt in Mexico geloofden we niet. Eenvoudigweg

omdat ze niet te pas kwamen in onze ideologie. Het was gewoon zó: Jim was

kapotgemaakt door rechtse platenbazen die, over zijn rug, schatten verdienden.

Welbeschouwd was het maoïsme een oppervlakkig bindmiddel in de commune. We

werden waarachtig niet gelukkig van het eindeloze ideologische gekat waar op den

duur alleen Dolf nog maar zin in had. Die was immers niet stuk te krijgen. Onze

-in wezen enige - gemeenschappelijke component was de

ziek. De pick-up stond minstens achttien uur per dag aan. Wij versleten zeker vijf

exemplaren van de Stones' Get yer ya-ya's out!

Ofschoon we muzikale conflicten hadden, haalden deze onenigheden nooit de

status van echte ruzie. Ik hield niet van Bob Dylan, Dolf haatte The Velvet

Underground en Lou Reed (‘Decadente spuitmuziek. Bullshit!’), Polly kon niet zo

goed tegen lang uitgewerkte bluesnummers en Sirius had soms een eigenaardige

voorkeur voor Duitse schlagers (‘Marmor, Stein und Eisen bricht, aber unsere Liebe

nicht’), maar deze muzikale verschilletjes werden elegant en naar aller tevredenheid

weggewerkt.

We stroopten alle popoptredens af. Lideke maakte schoenendozen vol ingepakte

In document Boudewijn Büch, Links! · dbnl (pagina 85-90)