• No results found

7 Aansluiting tussen wettelijke domeinen

7.2 Signalen uit de literatuur

7.2.1 CPB-rapport ‘Kansrijk arbeidsmarktbeleid (deel 2)’

Het CPB heeft twee rapporten uitgebracht over de (potentiële) effecten van overheidsbeleid om de werkgelegenheid te stimuleren en om de uitstroom uit uitkeringssituaties te vergroten. Het tweede deel, dat recent is gepubliceerd, gaat in op de mogelijkheden om werkgevers en werkzoekenden te stimuleren en te ondersteunen. We beschrijven hier enkele factoren die van belang kunnen zijn voor de re-integratie van mensen met een psychische stoornis.

7.2.1.1 Dienstverlening WW

Het UWV beschikt over een budget voor basisdienstverlening in het kader van de WW en over een budget voor de re-integratie van arbeidsgehandicapten. De

basisdienstverlening voor WW’ers verloopt geheel digitaal. Via de persoonlijke online werkmap is er contact met de klantmanager (bij UWV ‘adviseur werk’ genoemd) voor begeleiding en controle op verplichtingen. Daarnaast zijn in de online omgeving tips, zelftesten, informatie en online trainingen te vinden. Als een WW’er na drie maanden nog geen werk gevonden heeft, vindt een gesprek plaats met de adviseur werk. In de zevende en tiende maand vinden vervolggesprekken plaats, face-to-face of telefonisch. Alleen voor specifieke doelgroepen is aanvullende dienstverlening beschikbaar. Het gaat dan om 50-plussers, jongeren tot 27 jaar, topsporters en werkzoekenden uit de culturele sector.71 Mensen met een psychische stoornis horen hier dus niet bij.

Het CPB signaleert dat het nuttig kan zijn om ook andere groepen die het risico lopen op langdurige werkloosheid, vanaf het begin intensief te begeleiden. De vraag is dan hoe die groep herkend kan worden, zodat zij gericht deze begeleiding kunnen krijgen. Immers, UWV heeft niet de capaciteit om iedere werkzoekende vanaf de eerste dag werkloosheid intensief te begeleiden en dat is ook niet nodig; velen vinden zelf binnen drie maanden een baan.

Uit onderzoek dat het CPB citeert, blijkt dat intensieve ondersteuning van langdurig werklozen leidt tot een significant hogere uitstroom uit de uitkering naar werk. Het CPB concludeert dat het inzetten van deze intensieve ondersteuning kosteneffectief is, omdat met relatief weinig kosten een grote daling in het aantal uitkeringen bereikt kan worden.

Het CPB heeft onderzocht wat het effect is van scholing ter bevordering van de kansen op de arbeidsmarkt. Op korte termijn heeft deze scholing een zogenaamd insluitingseffect; de tijd die de werkzoekende besteedt aan scholing, kan hij niet besteden aan het zoeken naar werk. Op langere termijn heeft de scholing wel effect, omdat de kansen op de arbeidsmarkt toenemen. Het insluitingseffect is zo groot en scholing relatief duur, dat het CPB adviseert om scholing als interventie alleen in te zetten bij werkzoekenden die langdurig werkloos zijn of hier een groot risico op lopen.72 Een interventie als IPS zou dit korte-termijn-nadeel mogelijk kunnen wegnemen, omdat de scholing plaatsvindt ná het vinden van de baan. Zowel bij vroege intensieve begeleiding als bij scholing geldt dat de

(kosten)effectiviteit van het beleid zou toenemen, als partijen beter zouden weten bij welke cliënten dit nodig en werkzaam is. CPB benoemt op diverse plaatsen in het rapport de noodzaak tot ‘profiling’: het opstellen van cliëntprofielen die informatie geven over het risico op langdurige werkloosheid en de behoefte aan ondersteuning bij het re-integreren. Profiling vindt op beperkte schaal al plaats.

UWV kent reeds ‘profiling’ voor een klant met een WW-uitkering. Deze klant krijgt het verzoek om de ‘werkverkenner’ in te vullen. Op basis daarvan wordt zijn/haar kans op werkhervatting binnen een jaar vastgesteld. Eén van de vragen gaat over het ervaren psychisch werkvermogen van de klant. De ‘werkverkenner’ kent echter meerdere factoren waarop de kans op werkhervatting wordt berekend. Persoonlijke dienstverlening wordt aangeboden aan een beperkte groep klanten met een

71

CPB, Kansrijk arbeidsmarktbeleid deel 2, 2016: p.177. 72 Idem CPB, 2016: p.184.

bepaalde kans op werkhervatting. Meer toegespitst op de doelgroep mensen met psychische problemen zou dit kunnen leiden tot sneller maatwerk bij de begeleiding van deze groep.

7.2.1.2 Re-integratie arbeidsgehandicapten

Ook voor mensen die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn of in de ziektewet zitten, stelt het CPB dat sneller en intensiever begeleiden ertoe leidt dat deze doelgroep eerder weer aan het werk gaat. Voor arbeidsgehandicapten die een uitkering van UWV ontvangen, worden de mogelijkheden tot re-integratie besproken met de arbeidsdeskundige van UWV. Verschillende aanvullende dienstverlening is beschikbaar als er mogelijkheden zijn om aan de slag te gaan. Daarnaast is voor iedereen de digitale werkmap beschikbaar, net zoals voor WW’ers.

Bij de instrumenten om werkgevers te ondersteunen bij het aannemen van mensen met een beperking, wordt de jobcoach besproken: “UWV biedt werkgevers bij het aannemen van een langdurig zieke of arbeidsgehandicapte werknemer ook de mogelijkheid subsidie aan te vragen voor het aanstellen van een jobcoach. Deze jobcoach begeleidt de werknemer op zijn nieuwe werkplek en is in principe voor maximaal drie jaar inzetbaar. De intensiteit van de begeleiding is afhankelijk van de persoonlijke situatie.” Ook gemeenten hebben de mogelijkheid om een jobcoach in te zetten. Daarnaast worden diverse varianten van de loonkostensubsidie en andere beleidsinstrumenten beschreven. Hoe groot het effect van de inzet van jobcoaches op de werkgelegenheid is, is volgens CPB niet te zeggen.73

Het CPB gaat tot slot ook in op langdurige(r) ondersteuning van mensen voor wie anders geen plek zou zijn op de arbeidsmarkt. Het gaat dan om mensen die als gevolg van een beperking veel minder productief zullen zijn dan reguliere werknemers. Het belangrijkste doel van deze ondersteuning is voornamelijk de participatie te bevorderen, omdat deze langdurige ondersteuning maatschappelijk niet kosteneffectief is; er is geen sprake van uitstroom naar regulier betaald werk. Het CPB benoemt daarbij dat jobcoaching langer dan drie jaar op dit moment niet mogelijk is volgens van UWV-richtlijnen en VNG-richtlijnen. Van het UWV is vernomen dat deze termijn op aanvraag kan worden verlengd.

Het CPB concludeert dat het huidige stelsel sterke prikkels voor gemeenten en UWV heeft om de uitstroom te bevorderen middels een gestandaardiseerd systeem, waarin minder gelegenheid is voor maatwerk voor kwetsbare groepen. Het CPB stelt: “Keerzijde van een sterke financiële prikkel door middel van één totaalbudget zoals gemeenten die hebben, is dat de aandacht zó op snelle uitstroom naar werk kan komen te liggen, dat dienstverlening aan de minst kansrijke groepen op een laag pitje komt te staan. Dit ‘loont’ immers (op de korte termijn) veel minder. Meer maatschappelijke doelen (zoals participatie van mensen met een zeer lage

arbeidsproductiviteit) kunnen naar de achtergrond verdwijnen als de uitvoerder daar niet specifiek op wordt afgerekend. Voor bepaalde groepen geldt immers dat het verhogen van de arbeidsparticipatie meer kost dan het oplevert.”74

7.2.2 SER-rapport ‘Werk van belang voor iedereen’

Ook de SER heeft gesignaleerd dat werken met een chronische aandoening diverse belemmeringen met zich meebrengt. Zij beschrijven de volgende factoren die van invloed zijn op de kans om werk te vinden75:

- Werkzoekenden moeten een reëel beeld vormen van hun mogelijkheden en beperkingen; voor jongeren is dit lastiger, omdat zij nog geen werkervaring

73 Idem CPB, 2016: p.186-187. 74

Idem CPB, 2016: 200-203.

hebben;

- Werkzoekenden moeten kiezen of ze informatie over hun chronische ziekte met de toekomstige werkgever willen delen. In praktijk zijn werkzoekenden hier terughoudend in, omdat ze bang zijn niet aangenomen te worden. De werkgever is hierdoor echter ook niet in de gelegenheid om het werk passend te maken voor de nieuwe medewerker;

- De arbeidsbemiddeling door UWV en gemeenten laat onvoldoende tijd om zorgvuldig te onderzoeken welke mogelijkheden en beperkingen de

werkzoekende met een chronische ziekte heeft; hierdoor is het ook niet mogelijk hier een passende werkgever bij te zoeken;

- Werkgevers zijn terughoudend om mensen met een chronische ziekte aan te nemen vanwege risico’s als langdurig ziekteverzuim. Vooral voor kleine bedrijven is het financiële risico groot. De mogelijkheden om deze risico’s te verkleinen zijn vaak niet bekend bij werkgevers;

- De reguliere zorg heeft onvoldoende aandacht voor de factor arbeid en arbeidsgerelateerde zorg wordt niet betaald uit de Zvw. Hierdoor worden bijvoorbeeld revalidatie en re-integratie als gescheiden trajecten ingezet. De SER constateert dat de samenwerking tussen verzekeraars, UWV en gemeenten beter kan;

- De Participatiewet heeft formeel als doel om werkzoekenden te helpen naar werk. De prikkel voor gemeenten is dat wie werk vindt, geen bijstandsuitkering meer krijgt. Hierdoor dreigen kwetsbare mensen zonder uitkering die intensieve ondersteuning nodig hebben, buiten de boot te vallen. Denk bijvoorbeeld aan jonggehandicapten die geen bijstandsuitkering hebben, omdat de partner een hoog inkomen heeft of jongeren die nog thuis wonen en daardoor geen uitkering krijgen; kijkend naar IPS, dan geldt dit gebrek aan prikkel ook. Veel cliënten vinden immers een baan voor een beperkt aantal uur, zodat ze nog steeds gebruik moeten maken van een uitkering.

- Ook de SER signaleert de prikkel die gemeenten hebben om zich te concentreren op kansrijke werkzoekenden.

7.2.3 Rapport Erasmus MC

Het Erasmus MC heeft onlangs het rapport ‘Het monitoren van arbeidstoeleiding van mensen met grote afstand tot de arbeidsmarkt en gezondheidsproblemen’

uitgebracht. Aan de hand van door het ministerie van Sociale Zaken geselecteerde voorbeeldprojecten gericht op arbeidstoeleiding van niet-werkenden met

gezondheidsproblemen, heeft het Erasmus MC de bevorderende en belemmerende factoren voor de uitvoering van deze projecten in kaart gebracht. In dit rapport noemen we de belangrijkste factoren die de onderzoekers noemen:

Bevorderend

- Bevorderend voor integrale samenwerking is de betrokkenheid van zowel publieke als private organisaties vanuit de domeinen ‘werk’ en ‘zorg’. Vanuit het perspectief van de organisaties uit het domein ‘werk’ is dat de visie dat arbeidsparticipatie samenhangt met andere leefgebieden, zoals gezondheid en wonen. Vanuit het perspectief van de organisaties uit het domein ‘zorg’ is dat de visie dat herstel en re-integratie niet los van elkaar staan, maar dat re- integratie deel uitmaakt van herstel.

- Een gezamenlijke gevoelde urgentie, visie en bevlogenheid bevorderen de bereidheid van de betrokken organisaties om tijd en geld te investeren in goede samenwerkingsafspraken om gezamenlijke activiteiten te verrichten of te financieren;

- Op uitvoeringsniveau is het maken van afspraken over

regieverantwoordelijkheid noodzakelijk voor de continuïteit in de begeleiding naar werk. Het vormen van multidisciplinaire teams en/of het houden van

multidisciplinaire casuïstiek besprekingen, bevordert de integrale samenwerking. Hierbij is het van belang dat er protocollaire afspraken worden gemaakt over de uitwisseling van informatie tussen professionals van verschillende organisaties. Belemmerend

Een van de belangrijkste belemmerende factoren die het Erasmus MC noemt is het feit dat bij gemeenten de nadruk ligt op het vervullen van beschikbare vacatures, waardoor men zich sneller richt op gemakkelijk bemiddelbare werkzoekenden. Vanwege bezuinigingen bij gemeenten zijn de mogelijkheden voor activering- en re- integratietrajecten in de afgelopen jaren afgenomen. Binnen de gemeentelijke organisatie wordt sterk gestuurd op uitstroomresultaten, waarbij afdelingen of teams worden afgerekend op het aantal mensen dat in bepaalde periode is gestart met werk. De nadruk ligt op het realiseren van zoveel mogelijk uitstroom uit de uitkering, omdat dit leidt tot een besparing van de uitkeringslasten. Deze strategie werkt belemmerend voor de arbeidstoeleiding van mensen met

gezondheidsproblemen.

Een andere belemmerende factor die het Erasmus MC noemt, is dat

zorgverzekeraars onvoldoende inzicht hebben in de besparing op zorgkosten door arbeidstoeleiding van mensen met gezondheidsproblemen en dat zorgverzekeraars beperkte mogelijkheden hebben om activiteiten gericht op arbeidstoeleiding te vergoeden.