• No results found

5. Analyse van schrijfopdrachten in de bacheloropleidingen Taal en

5.2 Schrijfopdrachten binnen vakken in het tweede jaar 42


In het tweede jaar van Taal en communicatie start het vak Stilistiek. Bij dit vak moeten studenten leren om een stilistische analyse te schrijven en presenteren. Uit de studiegids en studiehandleiding van het vak wordt duidelijk dat daarbij wel een expliciete instructie wordt gegeven, maar er wordt niets aangegeven over een moment voor tussentijdse feedback. Ook wordt niets duidelijk over het voorhanden zijn van beoordelingsmodellen of criteria. 


Na stilistiek begint in het tweede semester van het tweede jaar van Taal en communicatie het vak Tekstproductie en redactie. Dit vak legt de focus eerst op de correctheid van een tekst, daarna dient een functionele analyse geschreven te worden en vervolgens wordt begonnen met de hoofdopdracht: het schrijven van een populairwetenschappelijk artikel. Deze schrijfopdracht wordt in meerdere fasen ingeleverd en beoordeeld. Ten eerste wordt de opdracht voorbereid door informatie te verzamelen over het onderwerp. De studenten moeten literatuur en voorbeelden zoeken over het onderwerp waar ze over willen schrijven. Ten eerste leveren studenten de lead van het artikel en de bijbehorende bibliografie in. De studenten van Tekstproductie en redactie moeten het artikel in viervoud meenemen naar het college. Dit wijst erop dat er gebruik wordt gemaakt van peer reviews. Aan de hand van de peer reviews moeten de studenten de opdracht direct herschrijven, waar ze twee uur voor krijgen. Dan wordt het ingeleverd bij de docent en voorzien van feedback. Vervolgens krijgen studenten de mogelijkheid om de tekst te reviseren en wordt de definitieve versie van het artikel ingeleverd voor het eindcijfer. 


Er zijn bij Tekstproductie en redactie dus meerdere verbetermogelijkheden voor dezelfde tekst. Hillocks (1986) haalt in zijn artikel een onderzoek van Beach (1979) aan, over het verschil in kwaliteit van de tekst tussen teksten van studenten die tussentijds feedback van de docent hebben ontvangen, teksten van studenten die helemaal geen tussentijdse feedback hebben ontvangen en teksten die door de studenten zelf tussentijds zijn geëvalueerd aan de hand van formulieren. Uit het

onderzoek kwam naar voren dat de studenten die tussentijds feedback van de docent hebben ontvangen en dit hebben verwerkt de beste teksten schreven. Ook blijkt dat studenten de meeste correcties uitvoerden als reactie op commentaar van de docent, wat het niveau van de tekst bevordert. De opbouw van de schrijfopdrachten binnen het vak Tekstproductie en redactie lijkt dus bevordelijk voor de kwaliteit van de teksten die studenten schrijven.


Aan het einde van het tweede jaar volgen studenten van beide opleidingen het vak Strategisch manoeuvreren. Ook is er gedeeltelijk overlap binnen het vak Wetenschapsfilosofie. Bij Wetenschapsfilosofie wordt de kennis van studenten enkel getoetst door tentamens, waarbij de schrijfvaardigheid niet beoordeeld wordt. Strategisch manoeuvreren bevat daarentegen meerdere schrijfopdrachten waarbij studenten teksten moeten analyseren op strategische manoeuvres. Deze opdrachten kennen een uitgebreide instructie, met alle punten waar de opdracht op wordt beoordeeld. Er wordt echter geen gelegenheid gegeven voor het verbeteren en opnieuw inleveren van de opdrachten, dus er is geen sprake van meerfasenopdrachten.


Bij Nederlandse taal en cultuur beginnen de studenten met het vak Literatuur en reputatie. Daarin moeten ze een onderzoeksverslag schrijven en een schriftelijk tentamen afleggen. Ook volgen ze het verplichte vak Taalontwikkeling, waarin een onderzoek uitgevoerd dient te worden en een paper geschreven moet worden. Tijdens het schrijfproces hebben ze wekelijks een afspraak met de docent, maar niet duidelijk wordt of ze ook tussentijds feedback ontvangen van de docent. Naast dit vak volgen studenten het Engelse vak Literary theory, waarin ze geacht worden een essay te schrijven. De beoordelingscriteria voor deze schrijfopdracht zijn geëxpliciteerd, maar de opdracht wordt niet in meerdere fasen verdeeld en beoordeeld.


Naast de verplichte vakken is er in het tweede jaar ruimte voor keuzevakken. Het ontwikkelen van een doorlopende leerlijn voor de academische schrijfvaardigheid wordt daardoor in een bepaalde zin bemoeilijkt. De keuzeruimte kan namelijk gevuld worden met vakken van buiten de Faculteit der Geesteswetenschappen, waardoor er op dat gebied geen controle uitgeoefend kan worden door de faculteit. Verschillende betrokkenen merken op dat zij de studenten in het tweede jaar ‘even kwijt raken’. Dit wordt echter, volgens de onderwijsdirecteur van Neerlandistiek, door studenten niet als zodanig ervaren. In panelgesprekken tussen hem en een aantal studenten vanuit alle jaarlagen, bleek namelijk dat de studenten zelf een stijgende lijn ervaren op het gebied van schrijven en dat ze bij het schrijven van de scriptie over voldoende kennis van academisch schrijven beschikken om een goede scriptie te schrijven. Dit idee botst met het idee dat de schrijfvaardigheid van de studenten ondermaats is, zoals blijkt uit het rapport van de Raad voor de

Nederlandse Taal en Letteren (2015). Ook komt de opvatting van de studenten uit de panelgesprekken niet overeen met dat van verschillende docenten. Volgens onder andere de onderwijsdirecteur van Neerlandistiek en een docente Wetenschappelijk schrijven wordt er tussen het eerste jaar van de bachelor en het schrijven van de scriptie te weinig aandacht besteed aan de ontwikkeling of het op peil houden van de academische schrijfvaardigheid.


Ondanks dat er in het tweede jaar minder aandacht wordt gevestigd op schrijfopdrachten, blijven studenten wetenschappelijke artikelen lezen. Niet alleen is in hoofdstuk 2 vastgesteld door onder andere het model van Flower en Hayes (1981) dat een goede leesvaardigheid een basis is voor een goede schrijfvaardigheid, ook kunnen deze teksten als voorbeelden worden gezien van hoe studenten idealiter een wetenschappelijke tekst schrijven (Graham et al, 2007). Door het lezen van artikelen werken studenten indirect aan de ontwikkeling van hun schrijfvaardigheid. Een belangrijk verschil is dat, bij het ontbreken van schrijfopdrachten, de studenten niet getoetst worden op hun schrijfvaardigheid.