• No results found

Een van zijn schoonzusters stond er bij. Orlando was kwaad de kamer uitgelopen en had haar alleen daar met zijn grootmoeder laten zitten

In document L.H. Ferrier, Âtman · dbnl (pagina 107-111)

‘Ik kan niets voot hen voelen, antwoordde Orlando haar. Je weet hoe moeilijk ze het

mijn vader hebben gemaakt. Voor niemendal. Hij wil het beste. Ook voor hen. Maar

zij denken dat hij met rijkdom anderen wil vernietigen’

Zijn broers hebben de geplukte bloemen van de krans naar het kerkhof. Een van

zijn schoonzusters, die nu een baby verwacht, kreeg iedere keer een raar gevoel als

ze in de kamer kwam waar zijn broer de bloem in een envelop in de kast bewaarde.

Deze broer sliep ook erg onrustig. Een andere broer raadde hen aan de bloemen terug

te geven aan haar. Ze hadden haar de bloemen gegeven en mochten die dan ook niet

terugnemen. Ze waren geen herinnering of aandenken. Tussen de bloemen van een

groot boeket legden ze ze op het graf terug. Orlando gaf zijn bloem niet terug. Hij

hield haar. Maar in Holland, toen hij achtervolgd werd door het dode gezicht van

zijn moeder met een verflenste krans er omheen waarin een bloem ontbrak, verbrandde

hij die bloem met envelop en al en strooide de as in zee. Hij werd toen geslagen

tussen het dood zijn van zijn moeder en zijn eigen nieuw geboren worden. Dat hij

alles van zijn nieuw leven aan iemand wilde vertellen, die het alleen maar zou willen

begrijpen. Begrijpen en niet verklaren. De klank van het woord, dat wij in de

psychologiewerken gelezen, uitgesproken en misschien zelf geschreven hadden,

veranderde, kreeg voor hem een andere inhoud. Een die hem vrees inboezemde en

hem deed geloven dat hij vervloekt was door een macht waartegen zijn lichaam

weerstand geboden had maar die zijn geest aangetast had. Aangetast omdat hij ook

mee gevlucht was. Weg om zijn lichaam te verbergen, onbereikbaar voor die fatale

kruipende massa. Maar zijn geest bleef er zweven. Hij was niet ontkomen. Hij moest

opnieuw dieper doordringen in dat niet zijn om zijn eigen wezen te herontdekken

zoals hij de dood van zijn moeder opnieuw en anders beleefde.

In ons eerste jaar schrijft hij zijn vader, broers en zusters ook vreselijke brieven.

Een orkaan van verwijten woedt in de onmetelijke ruimte tussen hen. Tussen twee

landen ver van elkaar verwijderd. Hij bekogelt zijn eigen verleden van een afstand

om het te zien verpletteren. Maar als het eenmaal verwoest is, er geen kontakt meer

mogelijk is met een vernietigd bestaan, een gebied onbewoonbaar door de fall-out

van een atoombom, dan zakt Orlando zelf in elkaar. ‘Ik haal mijn examen niet,

Lonnio’ kreunt hij als ik hem in zijn kamer opzoek. Ik ben alleen. Karsilan is ook

naar hem toe geweest. Hij was er samen met zijn meisje, met wie hij later ook trouwt.

Orlando zakt ook voor het examen. Hij verscheurt het rapport dat is opgesteld

door een psychiater, een socioloog en twee geestelijken. Hij bindt het in een kous

en werpt het in een gracht. Hij wil er niets mee te maken hebben. Hij wil het als

voorbij zien. Net als de dood van zijn moeder. Een schok bij het vernemen. Meer

niet. Dat denkt Orlando. Als hij van zijn vakantie terug is en ik hem weer opzoek,

dan pas vertelt hij mij wat Karsilan al van hem weet.

Met de vriend, met wie hij al die jaren gekorrespondeerd heeft, is hij op de scooter

naar Zuid-Frankrijk geweest. Daar is er veel tussen hen gebeurd. Ze hebben heel

veel mensen gezien, gesproken. Een leven leren kennen, dat even leefbaar moet zijn

als alle leven, die weer één zijn en niet anders. Hij heeft meer boeken gelezen. Hij

leeft weer. Is weer.

‘Ik ben zo, Lonnio. Ik wil leven met alles wat ik heb. Ik ben één geheel. Ieder deel

in mij dat ik wil verbergen, of naar voren drijf om anderen te verbergen maakt mij

bang. Onwaar. Ik ben dan niet echt. Ik ben dan een bedrieger. Ik bedrieg mezelf. Als

ik mezelf bedrieg, dan bedrieg ik ook de ander. Ik hoef het niet ten toon te stellen.

Maar het is in mij. Ik moet en wil er mee leven’

Karsilan heeft hem eerst nog aangeraden het te onderdrukken. Maar dat kan niet.

Levende krachten laten zich niet onderdrukken. Een onderdrukking veroorzaakt

erupties, explosies die scheuren als monsterachtige geslachtsorganen in elkaar.

Vernietigen het leven waarin hun zaad spuit. Hun zaad dat dan mee verrot in het

dode leven dat zij met hun onderdrukte krachten verpletterd hebben.

‘Nu ben ik helemaal rustig. Ik voel geen spanning. Geen haat meer tegen wat al

geweest is. Ik wil alles doen om zo goed mogelijk door te gaan. Ik kan me weer goed

koncentreren om te studeren. Ik kijk niet naar een ander in de spiegel, naar die ander

die ik niet kan zijn en die mij bedreigt. Ik beweer niet dat ik verlost ben van al het

onzekere, maar er is een andere

In document L.H. Ferrier, Âtman · dbnl (pagina 107-111)