• No results found

834.5.1 Scheiding en verweving

In document Minder blauw op straat? (pagina 85-91)

Soms zal het lukken om de nieuwe watervraag op regionaal niveau ‘te com-partimenteren’ en met enkel wat extra ruimte voor het watervoerend systeem zodanig op te lossen dat de aangrenzende grondgebruiksfuncties onge-stoord en onveranderd kunnen doorfunctioneren. Dit scheiden van water en overige functies zal vooral toegepast kunnen worden bij speciale retentie-voorzieningen en noodoverloopgebieden. In andere gevallen moet er worden ‘meebewogen met water’ en zullen de noodzakelijke nieuwe grondwatertrap-penregimes beperkingen opleggen aan de andere vormen van grondgebruik; er is dan sprake van verweving van het waterbelang met die andere functies. Daarbij zal het soms gaan om kleinschalige cultuurtechnische maatregelen die het functioneren nauwelijks zullen beïnvloeden (zandgebieden: duiker-tjes, stuwbeheer, kortstondige vernatting bovenstrooms). Er kan echter ook sprake zijn van meer ingrijpende gevolgen voor het grondgebruik (zandge-bieden: herstel stagnatiedalen, dichtzetten sloten in de inzijggebieden, drai-nage deels ongedaan maken; veengebieden: flexibel peilbeheer, vasthouden van water). Zowel in de gevallen waar we kunnen compartimenteren als in de gevallen dat meebewegen met water noodzakelijk is, is het de vraag welke vormen van grondgebruik bij de nieuwe waterstructuren en het nieuwe waterbeheer passen. In het verlengde daarvan is het de vraag of daar nieuwe mogelijkheden ontstaan voor meervoudig ruimtegebruik waardoor in het licht van de omvangrijke ruimteclaims in ons kleine land meerdere vlie-gen in een klap kunnen worden geslavlie-gen.

4.5.2 Fluctuatie en frequentie

Het begin van een antwoord op deze vraag moet worden gezocht in de fluctu-atie van het waterpeil en de frequentie waarin die uiteenlopende waterstanden zullen optreden, één en ander zoals gedacht binnen het ontworpen nieuwe systeem met het daarbij passende peilregime, dat voor een bepaald gebied moet gaan functioneren. De frequentie kan ook inhouden het aantal malen per periode dat een gebied overstroomt (vergelijkbaar met een uiterwaardensys-teem). In de drietrapsstrategie vasthouden-bergen-afvoeren gaat het in alle drie de trappen om het (tijdelijk) faciliteren van extra water: hetzij in het bodempro-fiel, hetzij in retentie- of noodoverloopgebieden, dan wel in het verhogen van de bergings- en afvoercapaciteit van het eigenlijke waterstelsel. In alle gepresen-teerde oplossingen wordt gezocht naar mogelijkheden om overtollig water op te slaan en dus naar mogelijkheden om het waterpeil, plaatselijk en tijdelijk, te laten fluctueren. Voor het ruimtegebruik en derhalve ook voor het meervoudig ruimtegebruik zijn de peilverschillen en de frequentie daarvan samen met de waterkwaliteit in hoge mate bepalend voor de combinatiemogelijkheden met

andere functies. Grote peilverschillen gekoppeld aan een hoge frequentie (bij-voorbeeld in een bergingsbasin) maken medegebruik feitelijk onmogelijk. Kleine peilverschillen met een zekere regelmaat (bijvoorbeeld gebonden aan het sei-zoensritme) hebben minder invloed op het grondgebruik. Ook bij de mogelijk-heid van grote peilverschillen, die zich echter met een zeer lage frequentie zul-len voordoen, zoals bijvoorbeeld in noodoverloopgebieden het geval zal zijn, is continuering van het bestaande grondgebruik goed mogelijk.

Peilbeheer en dimensionering afstemmen op gewenste functiecombinaties

Deze redenering kan echter ook worden omgedraaid! Als we bepaalde func-ties willen handhaven of bepaalde vormen van meervoudig ruimtegebruik willen stimuleren dan moeten de fluctuatie van het waterpeil en de frequentie van overstroming (dan wel van het optreden van hoge waterstanden) vol-doen aan de eisen die de gewenste functiecombinaties stellen. Tevens moet, om te kunnen voldoen aan de nieuwe waterbergingseisen, de dimensione-ring van het stelsel (of de omvang van het beïnvloede gebied) hierop worden aangepast. In de hiervoor behandelde regionale uitwerkingen is dit bijvoor-beeld te zien in het Groene Hart waar een van de oplossingsrichtingen bestond uit het creëren van een tussenboezem waarin het overtollige water kan worden weggezet en het peil kan fluctueren binnen een bandbreedte van 1,70 meter. Dat is een amplitude die voor de natuur ‘nog te behappen is’. Er wordt daarin gemikt op een interessante natuurlijke expressie van het nieuwe waterelement waarbij ook recreatief medegebruik mogelijk wordt.

Nadeelcompensatie voor grondgebruikers

De tweede vraag die opdoemt heeft betrekking op de (financiële) tegemoet-koming voor grondgebruikers wiens functioneren door de watermaatregelen wezenlijk verandert. Vastgesteld kan worden dat grootschalige verstedelijking en het bijna landsdekkend uitvoeren van cultuurtechnische verbeteringen voor de landbouw ‘doorgeschoten’ zijn en er mede in het licht van de gevol-gen van de klimaatverandering nu weer ‘moet worden meebewogevol-gen met water’. Deze conclusie wordt weliswaar in brede kring onderschreven, maar de huidige peilbeheersing wordt door vrijwel alle betrokkenen ervaren als een ‘verkregen recht’ waarop ook het beheer en de agrarische bedrijfsvoe-ring volledig is afgestemd. Verandebedrijfsvoe-ringen zullen slechts kunnen worden gerealiseerd als er mogelijkheden worden geschapen om de huidige gebrui-kers schadeloos te stellen of uit te kopen. Hierop wordt in hoofdstuk 5 dieper ingegaan. advies ov er regionaal w aterbeheer en ruimtelijk e ordening in de 21 e eeuw Minder blauw op str aat ?

84

De negatieve punten op de balans komen veelal op het conto van particu-liere ondernemers. Er zal functieverandering, dat wil zeggen verlies aan

landbouwareaal, optreden over zo’n 45.000 ha.46Deze ruimte voor water zal

veelal verkregen moeten worden door uitkoop. Het aandeel van het blijvende landbouwareaal dat op enigerlei manier tevens een waterfunctie moet vervul-len binnen de regionale systemen, kan worden geraamd op 375.000 ha. Voor ‘meervoudig ruimtegebruik’ zijn de gebieden binnen deze categorie van belang welke dusdanige aanpassingen vergen dat de bedrijfsvoering daar in meerdere of mindere mate op moet worden aangepast. Indien daar vergoe-dingen tegenover staan, is waterberging een ‘groene dienst’ zoals die in het Tweede Structuurschema Groene Ruimte wordt gedefinieerd. Ondanks het blijvende landbouwkundige gebruik kunnen we dan met recht spreken van meervoudig ruimtegebruik. Complicerende factor binnen deze categorie kan zijn dat de gronden waarvoor peilveranderingen worden voorgesteld, deel uitmaken van recent ontgonnen en in cultuur gebrachte gebieden. Dan tref-fen deze ingrijpende veranderingen juist relatief moderne bedrijven. Dit last-in-first-out probleem betreft bijvoorbeeld bedrijven op de zandgronden, die

geconfronteerd worden met de gevolgen van het hermeanderen van beken en het terugbrengen van stagnatiedalen.

In de veenweidegebieden van Nederland moet nog blijken, of de maatrege-len van peilverhoging zijn te combineren met een duurzame grondgebonden melkveehouderij. In de Vijfde Nota en het Tweede Structuurschema Groene Ruimte wordt voor een deel van het areaal van in totaal bijna 300.000 ha veengebied in Holland, Utrecht en Friesland voorgesteld om tot verhoging van de gemiddelde grondwaterstand tot dicht onder of op maaiveldniveau te komen. Het gaat daarbij om een eerste schatting van 50.000 ha. Het is op grond van technische overwegingen echter niet onredelijk om te veronder-stellen, dat een aanzienlijk groter deel van het veengebied onder dit regime zal moeten worden gebracht. De raad vindt dat de rijksoverheid de gevolgen van deze maatregelen onder ogen moet zien, en bespreekbaar moet maken. Wat zal de toekomst zijn voor de desbetreffende agrarische ondernemers, welke functies zullen aan deze veenlandschappen worden toegekend, indien deze vernat worden? Hoe zal de transitie worden begeleid, zodat deze maat-schappelijk aanvaard kan worden?

Behalve verslechtering van de opbrengsten door veranderingen in het peil-regime, kunnen we in deze categorie ook spreken van kansen voor de land-bouw in de zin dat dankzij medefinanciering vanuit de waterproblematiek de

advies ov er regionaal w aterbeheer en ruimtelijk e ordening in de 21 e eeuw Minder blauw op str aat ?

88

46Zie figuur 2.1 (paragraaf 2.3.3) over de strategie ‘meebewegen met water’ (bron: Vijfde Nota)

89

In document Minder blauw op straat? (pagina 85-91)