• No results found

89omschakeling naar een andere, meer duurzame bedrijfsvoering

In document Minder blauw op straat? (pagina 91-95)

gemakkelij-ker wordt. Het planmatig opzetten van water kan bijvoorbeeld in de bollen-teelt de taakstellingen voor het verminderen van gewasbeschermings- en grondontsmettingsmiddelen dichterbij brengen. Inundatie is de enige

milieu-vriendelijke manier voor het bestrijden van nematoden.47Ook kan

seizoens-gewijze inundatie of het toepassen van een ‘plas-drasperiode’ heilzaam wer-ken voor de bodemvruchtbaarheid. Historisch-ecologisch onderzoek van

Baaijens48laat zien dat in het gehele zandgebied de beken oorspronkelijk

deel uitmaakten van een grootschalig bevloeiingsnetwerk om de gewas-opbrengst van het grasland te verhogen. Beken werden voor dat doel zelfs omgeleid om jaarlijks voor bevloeiing en natuurlijke bemesting te zorgen. Tussen de boeren bestonden nauwkeurige afspraken over wie er wanneer van het kostbare water gebruik konden maken. Experimenten met dergelijke winterbevloeiing in het Reestdal (Drenthe), het Westbroek (Utrecht), de Alblasserwaard en het Noord-Brabantse natuurgebied De Plateaux laten zien dat schadelijke dier- en plantensoorten (zoals mollen) worden verdreven en dat de winterinundatie de zode beschermt tegen vorstschade.

Daartegenover staat de zorg bij melkveehouders, dat het inunderen van wei-degebieden de verspreiding van dier- en gewasziektes kan bevorderen. De vraag wordt vervolgens gesteld, wie voor eventuele schade door ziekte aan-sprakelijk is49(zie hoofdstuk 5).

Wonen en water

De raad gaat in dit advies niet diep in op de mogelijkheden om het creëren van ruimte voor water te combineren met woonfuncties. Hij is er namelijk van overtuigd, dat ontwerpers en architecten reeds de vele technische mogelijk-heden van aantrekkelijke woon-watercombinaties hebben verkend. Waar sprake is van projectontwikkeling verwijst de raad naar paragraaf 3.2 en de overwegingen over de beleidsopgaven onder de noemer ‘meebewegen met water’. Water dient beschouwd te worden als een ‘meeordenend principe’ in de projectontwikkeling. Indien goed gebruik gemaakt wordt van de meer-waarde die een waterrijke woonomgeving in zich heeft, zal het veelal weinig moeite kosten om ook de financiering van woonprojecten in een verantwoord watersysteem rond te krijgen. De mogelijkheden om tot overtuigende meer-voudige oplossingen te komen, lijken schier onbeperkt.

48Baaijens, Gert-Jan, ‘Vergeten vloeivelden als alternatief voor wateropvangbekkens’, Landwerk, 3-2002

49Nederlandse Melkveehouders Vakbond, Ingen (Gld); mondelinge mededeling de heer Jagers, Saasveld

Waar ruimte voor water gevonden moet worden binnen bestaande stedelijke gebieden, ligt de situatie veel gecompliceerder. Hier is het de gemeente, die verantwoordelijk is voor het rioleringssysteem en het afwateringssysteem. In beginsel kan ruimte voor water in het buitengebied worden gezocht, door retentiegebieden direct aansluitend op de stedelijke gebieden in te richten. Ook zijn in de stedelijke wijken herstructureringsprojecten denkbaar, die tot een meer flexibel systeem kunnen leiden, zoals hiervoor besproken is in 4.5.2. Deze problematiek is uiteraard sterk locatiegebonden, zodat de raad hierop in dit advies niet verder ingaat.

Recreatie en water

Evenals bij de ontwikkeling van woonprojecten is reeds veel bekend over technische mogelijkheden om aantrekkelijke waterrijke recreatieprojecten in te richten. Daarbij zal extra ruimte nodig zijn om de fluctuatie van het water-peil binnen aanvaardbare grenzen te houden. De raad is er voorts van over-tuigd dat er in ons land, met name in de dichtbevolkte regio’s sprake is van een toenemende behoefte aan hoogwaardige openluchtrecreatiegebieden. Deze dienen bij voorkeur ontwikkeld te worden op een wijze, die de toegan-kelijkheid voor een breed publiek garandeert. Daarom is een stimulerende rol van de overheid als excellent opdrachtgever, partner in projectontwikkeling en investeerder vereist. De raad verwijst verder naar paragraaf 5.4 (uitgangs-punten voor financiering).

4.6 Onzekerheidsmanagement en strategie

Het gehele beleidsvormingsproces, van het bepalen van het risicoprofiel tot en met de uitvoering, is omgeven met onzekerheden. De verheugende con-sensus over de klimaatmodellen van het IPCC moet ons niet de ogen doen sluiten voor het gegeven dat monitoring en het periodiek herzien van de modellen kan leiden tot bijstellingen die moeten worden meegenomen in de waterplanning. Daarnaast zal uit het voorgaande duidelijk zijn dat de feitelijke ruimtevraag ten dele nog onzeker is omdat er nog geen goede verbinding is gelegd met de discussie over normen voor overlast en watertekort.

Bovendien is in veel deelgebieden nog geen duidelijke taakverdeling tussen het aanwenden van technische oplossingen en het bieden van ruimte uitge-kristalliseerd. Ten slotte is het nog onzeker in welke mate meervoudig ruimte-gebruik de netto ruimtevraag kan beperken.

De centrale vraag hierbij is uiteraard hoe met deze onzekerheden om te gaan. Een aantal onzekerheden zal door middel van onderzoek kunnen

wor-advies ov er regionaal w aterbeheer en ruimtelijk e ordening in de 21 e eeuw Minder blauw op str aat ?

90

sieve en functioneel meervoudige oplossingen, die tevens een betekenisvolle bijdrage aan het Nederlandse landschap kunnen leveren.

Het voorgaande neemt niet weg dat de eerste schattingen van het ruimte-beslag, zoals die in de besproken beleidsnota’s staan, van een dusdanige omvang zijn dat onmogelijk alle problemen tegelijk kunnen worden aange-pakt. Er zullen dus prioriteiten moeten worden gesteld. Daarvoor zijn ver-schillende mogelijkheden.

¬ Een eerste benadering is die van ‘first things first’, waarbij het in de rede ligt om allereerst maatregelen te treffen om wateroverlast tegen te gaan en het accent te leggen op extra bergingscapaciteit (thematische priori-teitsstelling). Overige aspecten kunnen dan worden uitgesteld tot een tweede ronde. Al eerder in dit advies (paragraaf 3.3.3) wees de raad erop dat een algemene prioriteitsstelling in deze zin niet zijn voorkeur heeft, omdat de planologische discussie in één en hetzelfde gebied dan in twee termijnen moet worden gevoerd. Hij kan zich echter wel voorstellen dat in specifieke, voor wateroverlast zeer kwetsbare gebieden toch voor zo’n prioriteit gekozen wordt.

¬ Een tweede mogelijkheid is om de noodzakelijke, ingrijpende

‘onder-houdsbeurt’ van het watersysteem in één keer uit te voeren, waarbij maatregelen gericht op het vasthouden en bergen van water, het verbete-ren van de waterkwaliteit en het treffen van maatregelen ten behoeve van de natuur en andere functies integraal worden uitgevoerd. Daarbij kan aan sommige gebieden hogere prioriteit worden toegekend dan aan andere (gebiedsgewijze prioriteitsstelling, analoog aan het voorberei-dingsschema voor de landinrichting). De prioriteit zou gelegd moeten worden bij gebieden met een zeer hoge druk op de ruimte, zoals bijvoor-beeld West-Nederland en de Brabantse stedenrij. In dergelijke gebieden zou een ‘tweede ronde’ door fragmentatie, versnippering en bebouwing immers wel eens moeilijk of onmogelijk kunnen blijken. De raad geeft de voorkeur aan een dergelijke gebiedsgewijze prioriteitsstelling, waarbij de afweging van de waterrisico’s en de ruimtelijke dynamiek de volgorde bepalen.

Bij het stellen van prioriteiten vestigt de raad er nog eens de nadruk op dat het daarbij niet alleen gaat om de voorlopig op 80.000 hectare geraamde ruimte voor extra waterberging, maar ook om de 320.000 hectare landelijk gebied waar ‘meebewegen met water’ de te volgen strategie is (zie ook paragraaf 3.2). De in deze gebieden te treffen maatregelen dragen wezenlijk

advies ov er regionaal w aterbeheer en ruimtelijk e ordening in de 21 e eeuw Minder blauw op str aat ?

92

93

In document Minder blauw op straat? (pagina 91-95)