• No results found

93bij aan de strategie van water vasthouden, en beperken de noodzakelijke

In document Minder blauw op straat? (pagina 95-99)

bergingsruimte elders.

Ten slotte wordt gememoreerd, dat bij grensoverschrijdende rivieren en beken ook gekeken zal moeten worden naar mogelijkheden in het boven-stroomse, buitenlands gelegen deel van het stroomgebied. De raad acht het aannemelijk dat de andere landen, die bovenstrooms langs de grote rivieren zijn gelegen, alleen ingrijpende maatregelen nemen als ook Nederland soortgelijke maatregelen neemt. Ook kan een benadering perspectief bie-den, waarbij door Nederland aan bovenstroomse maatregelen bestede ‘watereuro’s’ een hoger rendement hebben dan bij het treffen van maatrege-len in eigen land. De parallel met de wijze waarop gedacht wordt over het

advies ov er regionaal w aterbeheer en ruimtelijk e ordening in de 21 e eeuw Minder blauw op str aat ?

94

95

5 Sturingsvragen

5.1 Algemeen

In de hoofdstukken 3 en 4 van dit advies is ingegaan op de afbakening van het watervraagstuk respectievelijk op de (ruimtelijke) oplossingen die daar-voor bestaan. In dit hoofdstuk zijn de sturingsvragen aan de orde. Die vragen betreffen allereerst de bestuurlijke verantwoordelijkheden van de verschil-lende overheden (paragraaf 5.2). Vervolgens komt het (juridisch) instrumen-tarium aan de orde, waarbij successievelijk wordt ingegaan op de planvor-ming, op de wetgeving en op de betekenis van communicatie (paragraaf 5.3). Ten slotte wordt separaat ingegaan op het financieel instrumentarium (paragraaf 5.4). De raad beoogt met deze beschouwing niet in detail al deze onderwerpen te bespreken. Wel wordt een aantal lijnen aangegeven dat voor

de sturing van het waterbeheer in de 21eeeuw, in het bijzonder voor de

regionale watersystemen, van belang kan zijn. Daarbij wordt op onderdelen voortgeborduurd op het recente advies van de Raad voor het Openbaar Bestuur, getiteld ‘Water in orde, bestuurlijk-organisatorische aspecten van het integraal waterbeleid’ alsmede op de achtergrondstudie van Dekker en Polak.50Ook wordt aangesloten bij de ‘Bestuurlijke notitie watertoets’.51

5.2 Taken en bevoegdheden van de overheid

Met betrekking tot de verantwoordelijkheden per bestuursniveau wordt door de

Commissie Waterbeheer 21eeeuw gesteld, dat een discussie over een

groot-schalige herverdeling van taken en bevoegdheden op dit moment niet wense-lijk is. Zo’n discussie, aldus de commissie, zou contraproductief zijn en aflei-den van de inhoudelijke opgave die al omvangrijk genoeg is. Het kabinet sluit zich in zijn standpunt over het rapport van de commissie hierbij aan, en bena-drukt de noodzaak van onderlinge samenwerking. Ook de Raad voor het openbaar bestuur (Rob) steunt deze hoofdlijn, al acht hij op lange termijn aan-passingen van de rol de verschillende betrokken overheden denkbaar.

De raad sluit zich aan bij de hierboven vermelde stelling van de Commissie

Waterbeheer 21eeeuw, temeer daar hij bij de door hem gevoerde

rondetafel-gesprekken indruk heeft gekregen dat deze stelling in de praktijk overwe-50Zie noot 6.

51Bestuurlijk overleg waterbeheer - Bestuurlijke notitie watertoets; waarborg voor water in ruim-telijke plannen en besluiten; oktober 2001.

gend wordt ondersteund. Wel is van belang, dat de rol van de verschillende partijen op enkele punten nader wordt beklemtoond respectievelijk gepreci-seerd, vanuit de - ook door het kabinet onderstreepte - overweging dat voor goede samenwerking helderheid over de rolverdeling een voorwaarde is. De raad merkt over deze rolverdeling het volgende op.

5.2.1 De rol van het Rijk

Het Rijk draagt in algemene zin verantwoordelijkheid voor het nationaal ruim-telijk en waterhuishoudkundig beleid. Daarbij gaat het niet alleen om het beleid voor het hoofdsysteem, maar ook om de doorwerking van landelijk geformuleerde uitgangspunten voor de regionale wateren en de ruimtelijke implicaties daarvan. Er zijn immers, ook als het gaat om de waterhuishou-ding voor de regionale wateren, nationale belangen in het gewaterhuishou-ding, die qua omvang uitstijgen boven die van de betrokken regio’s. Indien de veronder-stelde klimaatontwikkelingen en de gevolgen daarvan daadwerkelijk uitko-men, zal dat grote gevolgen hebben voor de woon- en werkomstandigheden in ons land, en is derhalve sprake van een voor ons land existentieel vraag-stuk. De raad spreekt daarom zijn ongerustheid uit over het feit, dat het regeerakkoord van het kabinet (juli 2002) niets vermeldt over het ‘ruimte-voor-waterbeleid’, noch over de ruimtelijke opgave die daar in de diverse

regio’s in Nederland mee samenhangt. In de Troonrede52wijst de regering

weliswaar op de noodzaak van een omslag in het denken over waterbeheer en worden maatregelen nodig geacht voor het vasthouden, bergen en afvoe-ren van water; inzicht in de wijze waarop deze maatregelen zullen worden ingepast in het rijksbeleid wordt echter niet geboden.

Deze algemene beleidsverantwoordelijkheid doet niet af aan de specifieke regierol van de provincies (zie hierna). Van het Rijk mag echter wel worden ver-wacht dat het algemene beleidskaders stelt, de hoofdlijnen van het beleid defi-nieert en daar waar nodig globale prioriteiten stelt, waarbij waterrisico’s en de ruimtelijke dynamiek in de desbetreffende gevallen de volgorde bepalen. Het Rijk dient ondersteuning te bieden indien grootschalige herinrichting van ons land nodig blijkt te zijn om het waterbeheer voor de 21eeeuw ook ruimtelijk inhoud te geven. De vergelijking met de medeverantwoordelijkheid voor en medefinanciering van de ruilverkaveling respectievelijk landinrichting van Nederland in de tweede helft van de vorige eeuw dringt zich hier op, evenals

advies ov er regionaal w aterbeheer en ruimtelijk e ordening in de 21 e eeuw Minder blauw op str aat ?

96

52Rijksbegroting 2003; in het beleidsprogramma 2003 – 2006 worden onder de doelstelling ‘Nederland beschermen tegen watersnood en wateroverlast’ als acties genoemd: Nationaal Bestuursakkoord Water en opstellen kabinetsstandpunt Noordoverloopgebieden. Budget voor verbetering van de regionale watersystemen ontbreekt in de begroting van V en W.

97

In document Minder blauw op straat? (pagina 95-99)